Niet het leven maakt wijs, maar de wijsheid brengt leven
Een fascinerende leeservaring
Welke plek hebben de wijsheidsboeken uit het Oude Testament in onze (gereformeerde) spiritualiteit? Misschien heb ik het verkeerd, maar ik denk dat ze er maar een beetje bij hangen. Misschien geldt dat ook wel bij onze bijbellezing in het gezin. Het boek Prediker, dat gaat nog wel. Dat magistrale bijbelboek appelleert aan fundamentele onzekerheden en dubbelzinnigheden van ons bestaan op deze aarde. Ook kan de Prediker een fundamenteel gemis van God in ons leven vertolken. Maar het boek Job? Grote delen vinden we vooral moeilijk, en op den duur langdradig. En het boek Spreuken? Ach, dat bijbelboek lezen we hooguit voor de anekdotes, altijd goed voor een grappige woordspeling, voor een geinige of flauwe opmerking over de vrouw, of voor een levenswijsheid, wanneer die je goed van pas komt. Maar verder?
Dat is tot onze schade. Als we iets nodig hebben in onze kennis-samenleving dan is het wel wijsheid. Te midden van de vele hooggeleerden is de wijze onmisbaar. Want wetenschappelijke kennis – verstand, schranderheid, bîna’ (Hebreeuws) – is niet hetzelfde als wijsheid, chokmã (Hebreeuws). En de vrome wetenschapper is niet per definitie ook wijs. Voor het verkrijgen van de wijsheid is meer nodig dan wetenschap verbonden met vroomheid, hoe belangrijk het ook is dat er christen-wetenschappers zijn.
Wanneer deze kernhoofdstukken uit de wijsheidsliteratuur – Spreuken 8, Job 28 met name – over wijsheid spreken, gaat het om een ander zicht op de werkelijkheid dan in de (moderne) wetenschap. Dat merkte ik toen ik in het kader van onze jaarserie aan de gang ging met passages uit de wijsheidsliteratuur in de Bijbel. Het werd een fascinerende leeservaring, met aan de ene kant van het toetsenbord de bijbelse theologie van Von Rad [1] en aan de andere kant Miskotte over het Tegoed van het Oude Testament [2] en midden voor het toetsenbord Spreuken 8.
De wijsheid als aanspraak vanuit de Schepping
In Spreuken 8 is de Wijsheid een persoon die haar stem verheft op de straat, op kruispunten van wegen en in de poort van de stad (vers 2 en 3). Overal waar veel mensen zijn, spreekt zij. En dat doet zij met gezag. ‘Al de woorden van mijn mond zijn in gerechtigheid gesproken. … Zij alle zijn voor de verstandige juist’ (vers 8 en 9). We horen de Wijsheid dan dingen zeggen die elders door of van God Zelf gezegd worden. ‘Mijner zijn raad en overleg, ik heb het inzicht; mijner is de kracht.’ En even verderop: ‘Ik heb lief die mij liefhebben; wie mij ijverig zoeken, zullen mij vinden’(vers 14 en 17). De beloften voor degenen die naar de stem van de Wijsheid luisteren zijn ook niet gering. Wijs leven loont‘Mijn vrucht is meer waard dan goud, ja dan gelouterd goud, mijn opbrengst meer dan uitgelezen zilver’(vers 19). Het boek Spreuken staat vol van dit soort beloften. Wijs leven loont. In hoofdstuk 8 horen we het uit de mond van de Wijsheid zelve. De Wijsheid komt op ons toe, zij geeft zichzelf te kennen, zij openbaart zich aan ons. Zo spreekt zij ons aan en roept ons op. Alsof zij de HERE God Zelf is.
Nu, zo is het niet. De Wijsheid is niet God zelf. Zij komt wel uit Zijn buurt. Vanaf vers 22 vertelt de Wijsheid van haar oorsprong in God zelf. Zij is Zijn eerste schepsel. ‘De HERE heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van zijn wegen – vóór zijn werken vanouds af. … Van eeuwigheid ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond’ (vers 22 en 23). Ik was erbij, zegt de Wijsheid, toen God de hemel bereidde, toen Hij aan de zee haar perk stelde, opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden. Toen Hij de grondslagen der aarde bepaalde, was ik daar. En dan komt een heel intiem beeld: ‘Ik was een troetelkind bij Hem’ – de al wat grotere baby, of de kleine peuter die bij vader of moeder op schoot deze vertedert en vermaakt – en zo was ik ‘dagelijks Zijn vermaking, te allen tijde voor Zijn aangezicht spelende … spelende in de wereld van Zijn aardrijk, en mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen’(vers 30 en 31 St. Vert.).
Voorafgaand aan de schepping van hemel en aarde, zon, maan en sterren, plant, dier en mens, is er die intieme betrekking tussen de Schepper en de Wijsheid. Dat impliceert niet een kosmologie, waarbij de schepping een emanatie is van de goddelijke wijsheid. Dat (gnostische) denken verdraagt zich niet met geloof van Israël. De schepping is schepping en God is de Schepper. Het onderscheid blijft. Maar het impliceert wel dat de schepping zelf spreekt van God. We moeten het nauwkeuriger zeggen. In het geschieden van de werkelijkheid, de voortgaande schepping, spreekt de Wijsheid tot ons. De Wijsheid is aanspraak vanuit de Schepping. De Wijsheid ‘spreekt’ daarbij ook wanneer zij zwijgt! Dat kan namelijk ook! Wanneer wij niet naar de stem van de Wijsheid luisteren, kan de Wijsheid zich van ons afkeren. En dat is niet best voor het leven, voor de schepping. ‘Wanneer uw verschrikking zal komen als een storm en uw verderf zal aansnellen als een wervelwind, wanneer benauwdheid en angst over u zullen komen, dan zullen zij tot mij roepen, maar ik zal niet antwoorden, zij zullen mij zoeken, maar mij niet vinden’ (Spr. 1 vers 24 tot 31).
De Wijsheid is aanspraak vanuit de Schepping. Daarmee zijn we bij een fundamenteel en vaak vergeten thema uit de wijsheidsliteratuur.
Wijsheid en Scheppingsorde
God schept door Zijn Woord, zo leert ons Genesis 1. Ja, zo voegt de wijsheidsliteratuur toe, God schept door de Wijsheid alle dingen. De Wijsheid ligt over alles wat geschapen is, zoals de nevel over het veld in de vroege morgen, zegt het wijsheidsboek Jezus Sirach. Er zit in de schepping een orde, een oer-orde, en dat is de Wijsheid. Daarom moeten wij goed naar de Schepping luisteren, dan horen wij de stem van de Wijsheid. Dat is een grondlijn in het boek Spreuken. Er is een ordeningsmacht in de werkelijkheid aanwezig die zich aan ons opdringt. Die ordeningsmacht, de Wijsheid, boezemt ontzag in, brengt tot de lofprijzing, stemt tot nadenken en maakt ootmoedig. Kortom: de werkelijkheid is niet stom! De schepping spreekt. De Psalmen staan daar vol van: 19, 104, 145, 97, 148. En het is de wijsheidsleraar, die ons oproept ons niet aan die Weisungen der Urordnungen in allen Lebensentscheidungen (Von Rad, 212) te onttrekken.
Wie in de werkelijkheid leeft en werkt, zeker wie deze werkelijkheid bestudeert en bewerkt, die zal de stem van de Wijsheid – ook als tegenstem – opmerken. Een stem die hem aanspreekt en zegt: ‘Ga je niet te ver, mens, in je gebruik van de aarde, de dieren, de planten, de medemensen?’. Een stem die zegt: ‘Ga je niet de grens over met je techniek, wanneer je de rust verstoort van mens en dier?’. Er zit in Gods Schepping Wijsheid, de oer-orde van de schepping van alle dingen, die geschapen zijn ‘naar hun aard’. De Spreuken zeggen ons: ‘Luister naar die wijsheid, wanneer die zegt “neen, zo niet”, of wanneer die zegt: “ja, zo wel”’.
De actualiteit van deze inbreng vanuit de wijsheidsliteratuur lijkt mij evident. Lange tijd is in de theologie het begrip ‘scheppingsordeningen’ verdacht en beladen geweest. Dat was begrijpelijk, vanwege het misbruik ervan, onder andere om een foute status quo goddelijke sanctie te geven. Maar we hebben in een goede scheppingstheologie, waarin God de Schepper ook de Onderhouder is, die nog altijd voortgaat te handelen in en aan de werkelijkheid, dit begrip nodig. Gods Schepping is goed, Zijn Wijsheid ligt erin en licht eruit op, in de orde der dingen. Dat is een grondovertuiging in de wijsheid van Israël. En daaraan kun je je niet straffeloos onttrekken. ‘Wie mij mist, doet zijn leven geweld aan; allen die mij haten, hebben de dood lief.’ Mij dunkt, er is veel geweld in de natuur, Gods geschapen werkelijkheid. Of moeten we zeggen: toenemend veel geweld? De Wijsheid van de Spreuken geeft in deze te denken.
Vanzelfsprekend, maar toch…
De Wijsheid spreekt openlijk. Het Spreukenboek legt daar grote nadruk op. De wijsheid van Israël heeft niets te maken met esoterie. De Wijsheid openbaart zich in het leven, en is betrokken op het leven. En wat Zij zegt, spreekt vanzelf. Wanneer wij de Spreuken aandachtig lezen, moeten wij bij voortduring zeggen: ‘Het is waar!’ Het klopt, wat de Wijsheid zegt. Zo zit het leven in elkaar. Wanneer wij zo met de werkelijkheid omgaan, als de Wijsheid zegt, is dat goed voor de werkelijkheid zelf. ‘Schatten, door goddeloosheid verkregen, doen geen nut, maar gerechtigheid redt van de dood’ (Spr. 10 vers 2). Dat blijkt telkens waar te zijn. ‘De gedachtenis van de rechtvaardige zal tot zegen zijn, maar de naam van de goddeloze zal wegrotten’(Spr. 10 vers 7). Wie zal dat niet beamen? Zo kunnen we doorgaan. Wijsheid van het Kruis nodig om stem Wijsheid te verstaanHet is goed voor de aarde, wanneer wij het land om de zoveel tijd braak laten liggen. En het is ook goed voor de arme en voor de vreemdeling die mogen eten wat spontaan groeit op het braakliggende land. En de eigenaar wordt er niet armer van. Zo zit het leven in elkaar, zegt de Wijsheid.
Maar het spreekt niet vanzelf, dat wij de stem van de Wijsheid verstaan. En het spreekt zeker niet vanzelf dat wij ook geloven wat de Wijsheid zegt. Dat weet de Wijsheid ook. De schijn is tegen, soms, en soms heel erg! Er liggen nogal wat goddelozen in praalgraven, terwijl de rechtvaardigen wegrotten in gevangenissen, zonder uitzicht, of in een naamloos massagraf. Het is de Prediker die daar bijna niet overheen kan komen. Maar het is niet alleen de dubbelzinnigheid van het bestaan, die het moeilijk maakt de stem van de Wijsheid te horen en te geloven dat het waar is wat Zij zegt. Zij blijft een stem van de andere zijde, Gods zijde. Daarom is de Vreze des HEREN nodig, om de Wijsheid op te merken en te geloven.
Job 28 verwoordt dat prachtig. De wijsheidsleraar zet daar de ‘wetenschappelijk-technische benadering van de werkelijkheid’ en het ‘zoeken en vinden van de Wijsheid’ naast, en ook tegenover elkaar. De mens hakt schachten in de bergen, boort mijnen in de bodem, vindt goud en zilver en chrysoliet, maar vindt de Wijsheid niet. Hij legt meren droog, maar vindt op de bodem de Wijsheid niet. Hij kan haar niet maken, en hij kan haar niet kopen. Telkens klinkt daarom de vraag: ‘Deze wijsheid dan – vanwaar komt zij, en waar toch is de verblijfplaats van het inzicht?’ (Job 28 vers 12, 20). Het antwoord is: God kent de weg tot haar. En dan horen we dezelfde tonen als in de Spreuken over hoe God de wijsheid in Zijn scheppingswerk heeft gelegd (vers 24-27). Job eindigt dan met de slotsom: ‘Maar tot de mens zeide Hij: “Zie, de vreze des HEREN – dat is wijsheid, en van het kwade te wijken is inzicht”’(vers 28).
Wijsheid en Thora
Het is om die reden dat in de bijbel die twee heel nauw op elkaar betrokken worden, de Wijsheid en de Thora. Kroongetuige daarvoor is Psalm 119 (vgl. vers 97-104). In de theologische doordenking in Israël gaan ze zelfs ineenvloeien. De Wijsheid die voor alle tijden speelt voor het aangezicht van God, is de Thora, al voor de schepping van hemel en aarde geschapen.
Vanwege de dubbelzinnigheid van deze werkelijkheid, vanwege de kortzichtigheid van het menselijk verstand, en vanwege de verkeerd gerichte geneigdheid van het menselijke hart, zijn het de geboden en beloften van de Thora die ons scherpen om de stem van de Wijsheid te verstaan in het gebeuren. We hebben de Thora nodig, want de Wijsheid van Israël is niet de wijsheid dezer wereld.
In het Nieuwe Testament worden ze scherp tegenover elkaar gezet, de ‘wijsheid van de Griek’ of de ‘wijsheid dezer wereld’, en de ‘dwaasheid van het kruis’, dat is de ‘wijsheid Gods’. De afstand tussen deze ‘wijsheid van het Evangelie des kruizes’ en de ‘Wijsheid van de oer-orde der goede Schepping’, waar het boek Spreuken het over heeft, lijkt groot. Toch is de afstand minder groot dan die lijkt. De wijsheid van het Evangelie van het Kruis maakt ons ootmoedig, eerbiedig. Die wijsheid Gods doet ons afsterven aan onze oude mens met zijn begeerten, expansiedrift en (intellectuele) hoogmoed. Is die wijsheid van het Kruis niet nodig om de stem van de Wijsheid uit Spreuken 8 te verstaan? Tenslotte worden zij beide – het Kruis op Golgotha en de Wijsheid uit Spreuken – genoemd met de naam van de tweede boom in het paradijs, de Boom des Levens.
‘Een boom des levens is zij (de Wijsheid) voor wie haar aangrijpen,
wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen.’
(Spreuken 3 vers 18)
- G. von Rad, Weisheit in Israel. Neukirchen-Vluyn 1970.
- K.H. Miskotte, Als de goden zwijgen. Over de zin van het Oude Testament. Haarlem 1966