Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch?
Morele leegte
Dat dieper peilen is ook nodig. Er staat immers nogal wat op het spel. Nationaal en internationaal staan we voor de opgave een wijze van samenleven te ontwikkelen die aan de mens recht doet, ondanks het gebrek aan richtinggevend kader en globaliserende betrekkingen. Daarnaast is het de vraag of de discussie geen openingen biedt voor de kerken om vanuit het christelijk geloof een perspectief te bieden.
Het onbehagen rond ons samenleven in Nederland kwam wel het sterkst naar voren in de gebeurtenissen rond de ene sterke man Pim Fortuyn. Het leek een roep om bezieling, houvast en perspectief om het eigen leven en het samenleven richting te geven; om te komen tot een goed leven.
De vraag naar het goede leven wordt steeds weer opportunistisch beantwoord. Goed is wat goed voelt en gepraktiseerd kan worden zonder dat het jezelf of de ander schaadt. En om te komen tot de uitvoering van ons eigen goeddunken worden de middelen van zelfverwerkelijking ingezet. Doordat morele problemen worden opgelost op het niveau van de vaardigheden verliezen ze hun ethische dimensie. Belangrijk is niet het dilemma, maar of iemand in staat is het zelf op te lossen. Dat wat goed is, zowel voor de mens zelf als voor de maatschappij, is niet vast te leggen. Het enige dat beraad behoeft, is de besluitvormingsprocedure [1].
Onder de bureaucratische procedures van Paars ging een morele leegte schuil. Het normen en waarden debat legt die leegte eerder nog scherper bloot dan dat ze vulling biedt. De morele leegte lijkt op te komen uit een gebrek aan bezieling en wereldbeschouwing.
Het onbehagen lijkt te ontstaan door botsende verlangens. Enerzijds het verlangen naar maximale autonomie en subjectiviteit, en anderzijds het verlangen naar een beschermende gemeenschap met gedeelde levensstijl en opvattingen.
De eerste lector van het congres, Ad Verbrugge [2] benadrukt dat deugden, normen en waarden, rechten en plichten nooit geabstraheerd kunnen worden van de gemeenschap waarbinnen ze functioneren en waardoor ze worden gedragen. [3] En juist daar ligt het manco. Want juist de traditionele, kleinschalige gemeenschappen zijn de afgelopen decennia geërodeerd. Dit als gevolg van schaalvergroting, communicatie, verkeer, kortom, het hele westerse technisch/economisch bestel. En juist die traditionele gemeenschappen zijn het die het bestel hebben gedragen. Hoe normen en waarden worden onderhouden in een hedendaagse samenleving die bestaat uit netwerken, doelgroepen en leefstijlen, door in- en uit vliegende burgers is onduidelijk. Tegelijk staat voor Verbrugge vast dat terugkeer naar vroeger onmogelijk is. We staan voor de opgave nieuwe vormen en praktijken te vinden waarin de mens tot zijn recht kan komen en die het bestel kritisch dragen.
Kansen voor de kerk?
De tijdgeest gaat de kerken niet voorbij. Individualisme en autonomie lijken het te winnen van de gemeenschap en de trouw. Geloof draait om gevoel en beleving, zondebesef lijkt aangetast door pragmatisme. Tradities en geloofspraktijken vervagen en krijgen nauwelijks een nieuwe invulling. Sinds de jaren ‘60 weten we beter wat het christelijke leven niet is, of niet meer hoeft te zijn, dan dat we dagelijks opstaan tot een nieuw leven.
Misschien willen we ook te graag begrepen worden. In levensstijl én kerkelijk spreken lijken we niet de moed te hebben tegendraadse keuzen te maken, grotendeels uit angst voor het verwijt van benepen moralisme.
Verbrugge toont zich in zijn analyses pessimistisch over de westerse cultuur, en de winst die de verlichting heeft gebracht. Vooral de verabsolutering van de individuele vrijheid moet het bij hem ontgelden. Vanuit die positie grijpt hij terug op de noodzaak van traditie, gezagdragers en gemeenschap. Dat lijkt een scoringskans voor de kerken.
Geinspireerd door Bonhoeffer waarschuwt Jan Hoogland voor een te snel toehappen [4]. Het streven naar een universele aanvaarding van zogenaamde christelijke normen en waarden is geen volwaardig alternatief voor de postmoderne, zelfbewuste mens. Terugvallen in een discussie over christelijke normen en waarden, over wat nog net wel en net niet mag is onvruchtbaar en kansloos. De mens is mondig, onafhankelijk en zelfstandig geworden en maakt zijn eigen keuzes. Dat is buiten de kerk zo, dat is binnen de kerk zo. En dat is niet alleen verlies. De mogelijkheid zelf invulling te geven aan het eigen leven heeft mensen ook bevrijd van knellende instituties en onderdrukking. Bovendien, als er één traditie is die weet heeft van de mens als enkeling, is het wel de protestantse van de mens als enkeling tegenover God. Als we een boodschap willen hebben voor de postmoderne wereld moet het evangelie zich richten op mensen in hun kracht en hun mondigheid. Niet ieder gemeentelid is altijd ziek, zwak en eenzaam. Wel schuldig, maar dat is wat anders.
Kracht en gebrokenheid
Het postmoderne leven schiet tekort in de omgang met de gebrokenheid van het leven, de onophefbare spanning tussen ideaal en werkelijkheid. Dat is waar mensen vastlopen: als het zelfbewuste leven niet meer te dragen is. Als het geblokkeerd wordt, door eigen schuld of door machten die ook de zelfbewuste mens te boven gaan. Het antwoord van de kerk zou kunnen schuilen in het ontwikkelen en voorleven van een christelijke levenskunst, waarin de gebrokenheid van het leven een plek krijgt. Zo’n levenskunst kan niet meer gevonden worden in algemene, religieuze patronen. Het bestaat eerder uit bewuste vormgeving van het leven, bewuste keuzen, tijd en aandacht voor God en voor de gemeente, en voor de medemens en wereld om ons heen. Een levenskunst die mensen dus aanspreekt in hun kracht, mondigheid en momenten van onmacht. Tegelijk moet het evangelie mensen alert maken op de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid die van ze gevraagd wordt, juist in de confrontatie met de medemens in zijn lijden en zwakheid. In de navolging neemt Christus gestalte aan in mensen.
Dat doet de gelovige niet alleen, maar in gemeenschap: de kerk is er ter wille van de wereld. Een levenskunst die houvast geeft in de confrontatie met de gebrokenheid van het bestaan, vanuit de verwachting van waaruit christenen leven. Een kader om dagelijks op te staan tot een nieuw leven.
Waardengemeenschap Europa
De vraag naar het samenleven speelt niet alleen in Nederland. Prangender is ze nog in Europa. Ooit opgestart en geïnitieerd door idealisten als Monnet en Kohnstamm met een gedeelde ervaring van een brandend Europa is het geheel onlangs uitgedijd tot een unie van 25 landen met een totaal verschillende geschiedenis, achtergrond en visie op samenleven en -werken. Binnen Europa bestaan vier gemeenschappen van cultuur en traditie: de noordelijk-protestantse, de Latijns-katholieke, de Grieks-orthodoxe, en de moslim-Osmaanse. De belangrijkste constatering vanuit de pil van Mak [5] is dat er in Europa maar heel weinig gedeelde historische ervaring is. Elk Europees land heeft bijvoorbeeld zo zijn eigen mythe om de waanzin, wandaden en vernederingen van WOII enigszins een plek te geven. Wij hebben Anne Frank, de Britten compenseerden het verlies van hun imperium met de Blitz, de Fransen neutraliseren Vichy met de Gaulle en de resistance, de Duitsers hebben de mythe van Hitler als ‘demon van het kwaad. Europa heeft, anders dan de VS, nog altijd geen gemeenschappelijk verhaal, waarin de persoonlijke geschiedenissen van mensen tot een grote, samenhangende geschiedenis worden gesmeed. En binnen die gefragmenteerde Unie moet de komende tijd een grondwet worden vastgesteld.
En ook op dit schaalniveau komt dus de vraag naar de dragende gemeenschap voor die wetten en waarden om de hoek kijken. Verbrugge ziet het somber in. Hij acht de schaal van Europa te groot om te komen tot een waardengemeenschap. Bovenal beschouwt hij de vorm die de unie momenteel aanneemt als ongepast. De constitutie verbeeldt een centralistische staat naar Frans model, terwijl de unie geen staat is. De gedwongen, opgelegde vorm accentueert de verschillen alleen maar. Verbrugge pleit voor een andere vorm van het ene Europa, een vorm waarin de nationale staten een grote mate van zelfstandigheid houden, zodat ze qua traditie, geschiedenis en grootte herkenbaar blijven voor de bijbehorende burgers. Die staten, die gemeenschappen, zouden de Unie moeten schragen en dragen.
Voor de tweede lector van het congres, Arie Oostlander [6], markeert de uitbreiding van de Unie met de voormalig Oostbloklanden een ommekeer waarvan hij vroeger alleen maar kon dromen [7]. Bovendien is het gebeuren voor hem een illustratie dat het verenigde Europa niet in de eerste plaats een markt is, zoals zo vaak wordt beweerd, maar juist een waardengemeenschap. Men heeft ervoor gekozen de arme buurlanden toe te laten en op sleeptouw te nemen. Europa is voor hem een bond van democratische rechtstaten, die de mensenrechten hoog in het vaandel hebben en oog hebben voor de belangen van de derde wereld. Hoe nadrukkelijker juist die christelijke waarden van vrede stichten en naastenliefde de identiteit van de Unie gaan bepalen, des te meer kan de burger zich als Europeaan beschouwen. Politiek die het algemene welzijn verkiest boven het eigenbelang is voor hem ook het enige juiste antwoord in een globaliserende wereld. De Unie is er omwille van de anderen. Ze heeft in zijn ogen een vredestichtende en verzoenende rol. Vanuit die overtuiging durft hij te spreken van een groeiende Europese gemeenschap.
Oostlander durft godsdienst en levensbeschouwing een centrale rol te geven in de politiek, tegen de zakelijke, bureaucratische benadering van de eurotechnici. Daarbij kent hij het christendom een dwarse, kritische rol toe, juist omdat ze niet trendy is. Het christendom kan fungeren als bron van creativiteit, kritiek en vernieuwing in de politieke arena. Profetisch spreken dus.
Met betrekking tot de rol van de kerken binnen Europa wijst Mak op de noodzaak van ‘herbronnen’; het opnieuw uitvinden en toepassen van de christelijke noties van naastenliefde, zorg en rechtvaardigheid [8]. Met het samenvoegen van de verschillende verzorgingsstaten, en het toetreden van verschillende arme landen zal de vraag naar solidariteit en rechtvaardigheid sterk gaan opspelen. Voordat daar een politiek antwoord voor is gevonden, zijn er waarschijnlijk al een hoop mensen tussen wal en schip geraakt.
Voor het christendom, en zeker voor het protestantisme ligt er de uitdaging uit te stijgen boven de eigen landsgrenzen en gefragmenteerde geschiedenis om te komen tot het profetisch spreken waar Europa om vraagt. Tegelijk ligt er de pastorale opgave de naastenliefde en zorg vorm te blijven geven, en de gaten die er vallen door schaalvergroting en liberalisering op te vangen. In ieder geval op het schaalniveau van de plaatselijke en nationale kerk. En zo nodig tot op het niveau van Europa.
Met het agenderen van bovenstaande problematiek als congresthema begeven we ons op glad ijs. Het probleemveld strekt zich uit van het persoonlijk leven tot het internationale samenleven. Ter verheldering hieronder de vraagstelling van lezingen en workshops. Een eerdere probleemschets vond u in de voorgaande Wapenveld [9].
Lezing 1. ‘Gericht leven in een cultuur op drift’ door Ad Verbrugge
Dr. A.M.Verbrugge gaat in op de morele leegte die door secularisatie en postmodernisme is ontstaan met daaraan gekoppeld de vraag hoe een mens op een goede manier vorm kan geven aan zijn leven. Is een gericht leven in een cultuur op drift mogelijk?
Bijbehorende workshops:
a. ‘De bezieling van gemeenschap’ door am. Gert Jan van der Heiden
Een workshop over het gemeenschapsdenken van Charles Taylor.Taylor benadrukt het meervoud van morele bronnen die de westerse gemeenschap dragen. Dit denken staat enerzijds tegenover het liberaal individualisme; en anderzijds tegenover de roep om gemeenschap gebaseerd op één morele bron. Welke koers is er tussen de charybdis van de borrelpraat waarin niets op het spel staat, en de scylla van de loutere confrontatie?
Gert Jan van der Heiden is oud-lid van de C.S.F.R., promoveert binnen de filosofie aan universiteit Nijmegen.
b. ‘Het spreken van de kerk: pastoraal of profetisch?’ door am. René van Loon
Govert Buijs geeft in Wapenveld van juni 2004 een schets voor een hernieuwd spreken van de kerk, pastoraal en/of profetisch. Dat is het waard om verder te doordenken in een workshop. Waar laat de kerk gaten vallen in het denken (cultuurkritiek) en in het spreken (profetisch,…). En welke begrippen zouden opnieuw geijkt moeten worden om verstaanbaar te zijn in de huidige tijd?
René van Loon is oud-lid van de C.S.F.R. en missionair predikant in Capelle Schollevaar.
Lezing 2. ‘Goed leven in een nieuw samenleven’ door Arie Oostlander
Drs. A.M. Oostlander gaat in op de vraag wat christenen in te brengen hebben over een goed leven in het nieuwe samenleven van Europa. Op welke manier heeft het christelijke leven bijgedragen aan het leven in de huidige landen van Europa, hoe heeft het invloed uitgeoefend op de staat, en welke rol ziet hij weggelegd in de toekomst?
Bijbehorende workshops:
c. ‘Christelijk denken in Europees verband’ door am. Cock Blenk
De reformatie was een Europese beweging. Is er bij christelijke denkers in deze eeuw een ‘Europese’ blik te herkennen? Wat is daarvan over en zijn er bruikbare elementen voor de huidige tijd, waarin Oost-Europa is toegetreden, en straks eventueel Turkije?
Cock Blenk is oud-lid van de C.S.F.R. en predikant in Delft.
d. ‘De grenzen van Europa’ door am. Johan Snel
Workshop over de oude en nieuwe grenzen van (en binnen) Europa. Uit welke tradities komen landen en volken voort, en welke effecten zou deze tradities en culturen in de toekomst voor het idee Europa en het al dan niet bestaan van een Europese ‘waardengemeenschap’ kunnen hebben?
Johan Snel is oud-lid van de C.S.F.R. en docent aan de CHE te Ede.
Het koffiehuis
In zijn In Europa verwijst Geert Mak naar de Amsterdamse socioloog Abram de Swaan. Die spreekt over het ‘pedagogisch tekort’van Europa. Een gebrek aan elan en politieke strijdlust op Europees niveau; het gevaar dat het hele Europese project aan geestelijke inertie ten onder gaat. Ernstiger is volgens hem dat zelfs de mogelijkheid tot onderling gesprek ontbreekt: er bestaat nog altijd geen Europees koffiehuis, een plaats waar Europeanen hun mening kunnen vormen, waar ideeën worden geboren, waar opvattingen worden getoetst.
Misschien kan het congres van 30 oktober iets hebben van zo’n koffiehuis. Ontspannen bezinning, inspiratie en meningsvorming over ons (samen)leven. Vanaf 9.30 h staat in Gouda koffie klaar.
- In een nieuw godzalig leven wandelen. W.H. Dekker. Wapenveld januari 2004
- Ad Verbrugge (1967) doceert sociale en culturele wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit. Hij promoveerde op De verwaarlozing van het Zijnde (Sun, 2001). In 2004 publiceerde hij Tijd van onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift (Sun, 2004)
- De vraag naar de deugd in een tijd van onbehagen. A.M. Verbrugge. Wapenveld augustus 2004. Zie voor het denken van Verbrugge ook zijn bundel Tijd van onbehagen, filosofische essays over een cultuur op drift Sun 2004.
- Zie het artikel Christelijk geloof: oplossing of verlossing? In de bundel Om de verstaanbaarheid, Boekencentrum. Hoogland sluit in dit artikel aan bij het denken van Bonhoeffer en diens eigenzinnige opvatting van ‘ethik als gestaltung’.
- Uit de Epiloog van In Europa, Geert Mak, Atlas
- Arie Oostlander was van 1989 tot 2004 lid van het Europees Parlement en verantwoordelijk voor rapporten over de toetreding van de oostblok landen, over Bosnië en over Turkije. Daarvoor was hij directeur van de Dr. Abraham Kuyperstichting (ARP) en later van het wetenschappelijk instituut voor het CDA.
- leven in de dromen van gisteren, Arie Oostlander, Aspekt
- interview in Eva, december 2002
- Inleidend artikel op het congres door J.M. van den Boogaart, Wapenveld augustus 2004