“Niemand heeft een idee hoe wij in deze eeuw aan de klimaatsystemen hebben zitten knutselen.”

Milieu-filosoof Koo van der Wal over de Balans van de Techniek
Hans Achterhuis laat in zijn imposante De erfenis van de utopie zien dat achter het utopisch denken zoals zich dat in de moderne tijd baanbreekt, de gedachte zit dat door wetenschap en techniek het aardse tranendal zoniet verandert in een paradijs, dan toch een stuk aangenamer ingericht kan worden. In het utopische geschrift Het Nieuwe Atlantis (1623) van Francis Bacon is de vermeerdering van de medische kennis gericht op o.a. de verlenging van het leven, de vertraging van de ouderdom, de genezing van ziekten die voor ongeneeslijk doorgingen en de verzachting van pijn. Bijna vier eeuwen later is dit nog steeds het programma van de westerse geneeskunde. Wonderbaarlijke resultaten zijn reeds behaald en nieuwe doorbraken lonken

Wie kritische vragen stelt bij het geneeskundig onderzoek krijgt de wind van voren. Dat overkwam dr. Jannes H. Mulder, internist en ambtenaar bij het Ministe­rie van VWS. Hij stelde voor eens wat kritischer te kijken naar wat hij "lage-kans geneeskunde" noemde, behandelingen die kostbaar zijn, weinig gezondheidswinst opleveren en ook nogeens veel bijwerkingen hebben. Nieuwe behandelme­thoden zouden langdu­ri­ger getest moeten worden, alvorens in het zieken­fondspakket te worden opgeno­men. [2]

Prof.dr. Piet Borst, wetenschappelijk directeur van het Neder­lands Kankerinstituut, reageerde furieus. Dat de geneeskunde steeds duurder wordt, vindt hij volstrekt logisch. Geneeskunde is name­lijk dienstverlening en de kosten van dienstverlening stijgen disproportioneel met het nationale inkomen. En wat belangrijker is, "de meeste mensen in Nederland zijn ervan overtuigd dat ze maar één leven hebben en daar willen ze maximaal van profite­ren".[3] Meer biomedisch onderzoek dus om de nog bestaande proble­men op te lossen. Zelden zal een vooraan­staande medische wetenschapper pregnanter hebben verwoord wat niet alleen kan gelden als de motor achter de westerse genees­kunde maar opgaat voor het wes­terse avontuur met weten­schap en techniek in het algemeen.

Millennium-probleem

Van het millennium-probleem zullen nog niet veel Wapenveld-lezers echt wakker hebben gelegen. Het bericht dat voor de komende jaarwisseling alle verloven van leger en politie zijn ingetrok­ken, zal door velen met een glimlach zijn ontvangen. Zo'n vaart zal het niet lopen. Een technisch probleem - weliswaar omvangrijk - maar met een beetje inspanning op te lossen.

Toch valt er nog een andere kant aan het millenniumprobleem te onderscheiden. Het laat namelijk zien hoe volstrekt afhankelijk onze westerse samen­leving is geworden van de tech­niek. Elke dag maakt iedereen op honderd en een manie­ren gebruik van door de techniek aangereikte mogelijkheden. Het is dit doortrok­ken zijn met techniek dat onze samenle­ving volgens de Duitse socioloog Ulrich Beck tot een risi­co-samenleving maakt.[4]

Becks stelling is in principe eenvoudig: de moderne samen­leving schiet dramatisch tekort waar het gaat om de onbe­doeld gevol­gen en risico's die de industriële samenleving voortdurend produ­ceert maar tot nu toe te weinig zag. Volgens Beck is dit het boemerang-effect van de gevaren van nieuwe ontwikkelingen ingebouwd in het moderniserings­proces zèlf. Hij poogt aan te tonen dat ongelukken en gevaren verbonden met technologische projecten inherent onderdeel zijn van de normale bedrijfsvoering en dat ze worden moge­lijk gemaakt en gelegitimeerd door de manier waarop we werken en de samenleving hebben ingericht. We gaan met onze risico's om alsof het excessen zijn, maar in feite gaat het om "normale ongeluk­ken". De risicomaatschappij is volgens Beck de onherroepelijke nieuwe fase van modernisering. Een ongeluk als indertijd met de kern­cen­trale in Tsjernobyl is in zijn ogen eigenlijk een "nor­maal" onge­luk. Een ongeluk bovendien met wereldomvattende en langlopen­de gevolgen. "Een continu ongeluk eigenlijk", stelt Beck, "iets waar we niet eens een goed begrip voor hebben".[5]

In deze zin opgevat is het millenniumprobleem dus een inherent risico van onze samenleving. Een volgende keer is het weer wat anders dat voor ingrijpende problemen stelt. Volgens Beck dringt het besef te weinig door hoe kwetsbaar we zijn. Technologie was toch juist bedoeld om onkwetsbaar te maken? De vliegtuig­maats­chappij PanAm ging echter fail­liet aan één enkel inci­dent, de aanslag boven Locker­bie. Het millenniumprobleem laat ook zien dat er geen terug­val-opties zijn. Er zijn geen "low-tech alterna­tieven" meer. [6]

Technologie

Het oprukken van technologie in het alledaagse leven is hard gegaan. Pas vanaf het midden van de vorige eeuw komt er een proces opgang waarin het traditionele ambacht inge­ruild wordt voor op wetenschappelijke methoden gebaseerde bedrijfs­processen. De eerste technische universiteiten worden opgericht. De Poly­technische School - de voorloper van de TU Delft - opent in 1864 haar poorten. De Landbouw­hogeschool Wageningen - de voorloper van de LU Wage­ningen - is pas van 1918. De eerste trein reed in Nederland in 1839. Het betekende op slag het einde van de trek­schuit. Wie wil weten hoe de technolo­gisering van het gewone leven verliep, verdiepe zich in de zesde­lige Geschiedenis van de techniek in Nederland - de wording van een moderne samenleving 1800 - 1890.[7] Ondertussen is men gestart met een verge­lijk­bare serie voor het vervolg in de twin­tigste eeuw.

De snelheid van technologische ontwikkelingen laat zich ook goed aflezen aan de manier waarop er oorlog werd gevoerd. De Frans-Duitse oorlog van 1870 is voor onze begrippen nog een vrij tradi­tionele oorlog met veel paarden en voetvolk. Tijdgenoten waren echter verbijsterd over de snelheid van de bewegingen - de trein had zijn intrede gedaan - en de vuurkracht van de kanonnen. Nauwelijks 50 jaar later worden de miljoenenlegers in een paar dagen per trein gemobili­seerd en valt de vuurkracht van de kanon­nen uit 1870 in het niet bij die van de Dikke Bertha's (reusach­tige kanonnen met enorme lopen). Toch is nog niet alles gemechani­seerd. Op foto's kan men zien dat die Dikke Bertha's door honder­den soldaten verplaatst moesten worden. En de infante­rie werd weliswaar per trein aangevoerd, maar vervol­gens werd er toch gewoon gemarcheerd. En dat gaat een stuk langza­mer.

Door de komst van de tank, de auto en het vliegtuig ziet de Tweede Wereldoorlog er weer totaal anders uit. In plaats van een jarenlange stati­sche loopgravenoorlog, staan Hit­lers legers in een verpletterende opmars van niet meer dan een maand aan de Kanaal­kust. Voor het eerst ook worden nu ook letterlijk gehele volkeren bij het oorlogsgebeuren betrokken. Wie in Duits­land zal bijvoor­beeld geen bombarde­ment hebben meegemaakt?

In de Golfoorlog tenslotte was de invloed van de computer duide­lijk waarneembaar. Allerlei geleide wapens deden hun precisie­werk. In de laatste bombardementen op Irak gebruik­ten de Amerika­nen bommen die door meer dan 30 meter zand en grond en door 6 meter beton heen konden dringen om zo diep onder de grond gelegen schuilplaatsen te vernietigen. Men heeft niet gehoord van slacht­offers aan Ameri­kaanse of Britse kant. Wie over superieure techno­logie beschikt voert oorlog in zijn nette pak.

Waardering

De opkomst van de technologische cultuur in het Westen heeft een voorgeschiedenis. Voor het op gang komen van de moderne techniek moesten niet alleen de sociaal-maatschap­pelijke voorwaarden - opkomst burgerij en proces van kapitaalvorming - aanwezig zijn, ook op het terrein van het denken moesten een aantal wissels om. Algemeen wordt aange­nomen dat de opkomst van de moderne natuurwe­tenscha­p voor­waarde is geweest voor de ontwikkeling van de moderne techniek. Maar ook de moderne natuurwetenschap komt niet uit de lucht rollen. Voor de natuurwetenschap in moderne zin is een andere visie op de werkelijkheid nodig. Kern­woorden voor deze veranderde werkelijkheidsvisie zijn de mechanisering van het wereldbeeld en de werkelijkheid opgevat als een machine. Niet alleen de visie op de werke­lijkheid verandert, ook het beeld van de mens ondergaat ingrijpende wijzigingen. In de moderne tijd komt de mens in het centrum van de werkelijkheid te staan, dat alleen dat kent wat het zelf maakt. Hiermee is de problematische relatie tussen subject en object die de moderne tijd zal kenmerken gegeven.

De waardering voor de moderne techniek loopt sterk uiteen. In zijn reeds genoemde De erfenis van de utopie laat Hans Achterhuis zien dat veel cultuurcritici erg negatief hebben gerea­geerd op de verworvenheden van de techniek. De ontwik­ke­ling van de techniek zou een autonoom proces zijn dat weliswaar veel materiële resul­taten heeft opgeleverd, maar ook een massa­cultuur waarin voor geestelijke waarden geen plaats meer is. Zelf deelt Achterhuis dit standpunt niet meer. Daarvoor is teveel odner de indruk geraakt van het weinig rechtlijnige en wel degelijk door de mens te bein­vloeden ontwikkelingsrichting van de techniek

Wel erkent hij dat de maakbaarheidsgedachte de belangrijke motor achter de technische uitwerking van het utopisch denken is. Achterhuis ziet het utopisch denken zelfs in religieus kader. Wat de religie altijd beloofde voor het toekomende leven, ziet de utopie binnen het bereik van de mens komen. Er valt te ontkomen aan de noden van dit leven. De mens neemt zijn eigen lot in handen. Achterhuis ziet dit pregnant gesymboliseerd in het ontbreken van de erfzonde in de drie oerutopieën, die van More, Campanella en Bacon.[8]

In de kring van de reformatorische wijsbegeerte wordt de stelling gehuldigd dat de moderne techniek in principe te beschouwen is als een legitieme ontsluiting van de schep­ping. De moderne natuurwetenschap en techniek wordt in deze kring gezien als een gevolg van de Reformatie. Toen kreeg men weer een juist zicht op de schepping. Was Newton geen vroom reformatorisch christen? De techniek kan goed of slecht gebruikt worden. De beslissingen vallen op het niveau van de motieven. "Op grond van bijbelse gegevens moeten wij tot de conclusie komen", zo stelt prof.dr. E. Schuurman, "dat de techniek als zegen of als vloek beoor­deeld moet worden naar en op grond van motieven van mensen. Zijn de motieven die van een Babelcultuur, dan verwordt de techniek tot een tastbare vloek". Anderzijds is de techniek "een zegen wanneer de mens haar ontwikkelt als een verant­woordelijk mens, dat wil zeggen wanneer hij zich in de ontwikkeling van de techniek laat leiden door het dienen van God en van zijn naaste".[9]

Aan deze sympathiek ogende visie kleven een aantal proble­men. Opvallend is in de eerste plaats de geringe aandacht voor de ontstaanscondities van de moderne techniek. Als een van die ontstaanscondities wordt gezien de veranderde visie op de werke­lijkheid. In de moderne tijd - gearticuleerd in de filosofie van Descartes - wordt zoals gezegd de werke­lijkheid als materiaal beschouwd waarmee de mens vrijelijk mag omgaan. Het is maar zeer de vraag of deze veranderde visie op de werkelijkheid aangemerkt kan worden als vrucht van een meer bijbelse visie op de schep­ping.

Met deze visie valt men vermoedelijk in dezelfde valkuil als die moderne milieufilo­sofen die stellen dat de moderne visie op de werkelijkheid als materiaal het gevolg is van het feit dat in de joods-christelij­ke visie de werkelijk­heid niet als goddelijk gezien wordt. Dat mag zo zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat de werkelijkheid voor joods-christelijk besef materiaal is, bestemd voor menselijk ingrijpen. Dat lijkt een wat al te snel inlezen van een modern denkkader in oude geschriften.

Hiermee verband houdend, kan echt worden volgehouden dat de omgang met de techniek alleen een kwestie is van de ethiek? Blijkt juist niet dat tal van problemen die het gevolg zijn van de moderne techniek - bijvoorbeeld de milieucrisis - door niemand bewust gewild zijn? De uitvinders van de auto waren zich echt niet bewust van de kwalijke gevolgen van uitlaatgassen voor de ozon­laag. Dit soort gevolgen onttrek­ken zich eenvoudig aan louter ethische kaders.

Tenslotte is vanuit reformatorisch wijsgerig perspectief niet goed zicht te krijgen op het verband tussen het denk­kader van de moderne (natuur)wetenschappen en de seculari­satie. Meestal wordt dit verband ontkend met een verwijzing naar het feit dat in de zeventiende eeuw de meeste vooraan­staande natuurwetenschappers overtuig­de protestanten wa­ren.[10]

Westers verstaanskader

Iemand bij de vraag naar de techniek er niet alleen een is van ethiek , is prof.dr. G.A. (Koo) van der Wal (1934-), sinds een paar jaar bijzonder hoogleraar milieue­thiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarvoor was hij als gewoon hoogleraar in de wijsbe­geerte verbon­den aan eerst de Universiteit van Amsterdam en later de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van der Wal houdt zich al jaren bezig met de wijsgerige achtergronden van de milieucrisis. Het is zijn over­tuiging dat de milieucrisis een signaal is dat er iets schort aan het westerse verstaanskader van de werkelijk­heid. In zijn publicaties is hij dan ook op zoek naar de aard van dat ver­staanskader en probeert hij te komen tot een beoordeling ervan. Zijn verspreide opstellen op dit terrein zijn in 1996 verschenen in een bundel onder de titel De omkering van de wereld - Achter­gronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef.[11]

Het is Van der Wals overtuiging dat "het milieu-, het gemeen­schaps- en het spiritue­le probleem, respectievelijk dus het probleem van onze verstoorde relatie tot de natuur, van de verkilling en verharding van de tussenmenselijke verhoudingen in de moderne samenleving en van de spirituele armoede en de ver­duistering van de zindimensie in het moderne bestaan" onderling samenhangen. Van der Wal verde­digt in zijn boek de stelling "dat het hier om problemen gaat die in een inner­lijke betrekking tot de modern-wester­se manier van leven staan (en die daarom tenminste indirect ook onderling samenhangen").[12] Begin januari sprak Wapen­veld met deze helder en gemakkelijk formulerende filosoof, wiens over­grootvader - zo bleek - ten tijde van de Dolean­tie nog samen op weg ging met Kuyper. Van der Wal begon zijn studie theologie en filosofie aan de VU, maar rondde die af aan de Universi­teit van Amsterdam. Hoewel zeer gein­spireerd door Berkouwer, Zuidema en de jonge Bavink, werd het heersende - in zijn ogen te rationele - denkklimaat in de Gereformeerde kerken hem teveel en stapte hij - onder andere aangetrokken door het denken van G. van der Leeuw - over naar Hervormde kerk.

"Een algemene mentaliteitsomslag heeft de loper uitgelegd voor het technische fenomeen zoals we dat sinds anderhalve eeuw kennen. De technische utopieën zijn van Bacon en eerder. De realisering zet pas vanaf 1840 - 1850 in wanneer het ambacht gerationaliseerd gaat worden.

Heel lang heeft Aristoteles doorge­werkt. Die onderscheidde drie vermogens: theorie, praxis en technè. Bij technè moet je denken aan het ambacht, bijv. de schoenma­ke­rij. Daar zit niets theore­tisch in moderne zin bij. Je leert het door te kijken en het na te doen, van vader op zoon. Er is geen scholing voor nodig. Tot ver in de negen­tiende eeuw gaat het op deze manier. Het ambacht heeft dus geen van het ambacht los te maken vorm van inzicht. Praxis betreft bij Aristoteles het domein van de politiek. Het is een vorm van inzicht die niet van de aard van technè is. Al discus­si­rend komt men in het domein van de politiek tot inzicht. Echt inzicht is voor Aristoteles de wezenskennis van de dingen. Hier zijn we dan in de sfeer van de filosofie. De filosofie staat los van praxis en technè.

In de moderne tijd komt een heel nieuw rationaliteitscon­cept naar voren dat niet meer op Aristoteles geënt is. Aristoteles was van mening dat door het beschou­wen van de dingen, je er de zijnss­tructuren uit kunt aflezen. In de moderne tijd draait dit per­spectief radicaal om. Vico is de eerste die uitspreekt dat het ware en het gemaak­te zijn onder­ling verwis­sel­baar zijn. Wij kunnen alleen waar in­zicht hebben van die dingen die we zelf kunnen maken, kunnen construreren. Daarom noemt Nicolaas van Cusa - een andere vroegmoderne denker - de wiskunde ook de ideale weten­schap omdat wij de wiskun­dige entiteiten zelf kunnen voort­brengen. Hier wordt de loper uitge­legd voor het samen­gaan van wetenschap en ambacht.

Dit principe loopt gelijk op de desacrali­sering van de werkelijk­heid. De werkelijk­heid wordt materiaal om weten­schappe­lijk in regie genomen te worden. Zowel in de Arabi­sche als Chinese cultuur is er geen techniek in onze moder­ne zin op gang gekomen. Op het hoogtepunt van onze middel­eeu­wen - de der­tiende eeuw - zijn deze culturen in weten­schappelijke zin veel verder ontwik­keld. Toch komt het bij hen niet tot techno­lo­gie-ontwikkeling. Dat moet een reden hebben. Bij de Chinezen bijvoorbeeld is de wereld een kosmische orde die alles over­welft, waar je niet in in­grijpt. De mens moet in harmonie met de werke­lijkheid leven.

In de moderne tijd verdwijnt echter de gedachte dat de mens zich in een geordende werkelijkheid bevindt. Daarmee komt ook de gedachte van de intelligibiliteit - de doorzichtig­heid - der dingen onder grote druk. De stelling dat de mens alleen dat kent wat hij gemaakt heeft, is uiting van een veranderd werkelijk­heidsbe­sef, dat van de subjectiviteit.

Niet alleen de band tussen denken en zijn wordt verbroken, ook die tussen het zijn en het goede. De mens bevindt zich niet alleen niet meer in een geordende werke­lijkheid, die werkelijk­heid levert ook geen indicaties meer op voor het goede. Dat zijn en behoren iets met elkaar te maken hebben, is voor modern besef onzinnig. Bij Kant staan Sein en Sollen volstrekt los van el­kaar".

Voor Van der Wal geven de trefwoorden mechanisering van het wereldbeeld, activisme, maakbaarheid, antropocentriscme, aan wat de dominante begrippen zijn waarmee de moderne westerse mens zichzelf verstaat. Het is een begrippenkader waarin ontvan­kelijkheid, beschouwelijkheid, contemplatie en passi­viteit allen staan voor wereldvreemdheid.

Het westers project is in de geschiedenis der volkeren uniek. De historicus Jan Romein spreek zelfs van een breuk met het Algemeen Menselijk Patroon. Van der Wal komt tot de niet minder vergaande conclusie van een omkering van de wereld. De vraag naar de herkomst van deze omslag vindt hij moeilijk te beantwoor­den. "Het doorzetten van het nieuwe mens­- en werkelijkheidsbeeld is niet makkelijk te verkla­ren. Waarom bepaalde noties in een lang proces naar voren komen is niet altijd zo gemakkelijk te verklaren. Aan lange termijn ontwikkelingen valt niet zoveel te sturen. Net zoals bepaalde vergaderingen soms - zonder dat iemand er wat aan kan doen - ineens een bepaalde kant opgaan. Veel proces­sen hebben hun eigen ritme en rijpings­tijd. Daar hebben we niet zoveel grip op".

Kritiek

"Wil je milieucrisis ophelderen dan moet je bij deze ach­tergron­den beginnen. De gedachte dat de techniek zichzelf wel zal corrigeren is te simpel. Als je dan op zoek gaat naar de filoso­fische achtergron­den, blijkt er ineens veel meer boven tafel te komen. Is er misschien meer mis met die omslag?

Hoewel Van der Wal het moderniseringsproces zoals dat ten grond­slag ligt aan de opkomst van de techniek kritiseert, vindt hij een romantisch terugverlangen naar voor-moderne tijden geen reële optie. Daarvoor heeft de moderniteit toch ook weer te veel opgeleverd. Van der Wal denkt dan met name aan de rechtsstaat en de mensen­rech­ten. En de resultaten van de techniek zijn niet alleen maar negatief.

Toch moet het denkkader zoals dat verbonden is met de techniek onder kritiek gesteld worden. "Het dominante denkkader zoals dat opkomt uit de moderne filosofie en literatuur heeft oogkleppen voor een aantal aspecten van de menselijke ervaring. Veel moderne denkers kunnen bijvoor­beeld het morele aspect van het menselijk bestaan niet articuleren. Moraliteit wordt dan herleid tot welbegrepen eigenbelang. Maar dat lukt niet. Het bekende boek van de rechtsfilosoof John Rawls - The Theory of Justice - loopt dan bijvoorbeeld ook vast. Heleen Dupuis be­schouwt in haar laatste boekje de hele moraal als een kwestie van belangen­behari­ging. Vertrouwen, liefde, solidari­teit etc. - het warme spectrum van de moraal - wordt bij haar weggedefi­nieerd. Deze begrippen echter zijn niet in termen van eigenbelang te articuleren.

Hier zit het moderne mensbeeld achter van het individu dat zijn eigen creator is en ontwerper van zijn eigen bestaan. Daaruit komt de zin van het bestaan voor. Niet voor niks spreekt men van zin-geving. Maar wanneer je het zin-feno­meen in zingeving laat opgaan, geef je het zin-fenomeen als zodanig op. Zin-ervaring gaat buiten mijn bewuste activi­teit om. In het moderne mensbeeld laat de mens eigenlijk niets passief gebeuren. Maar echte waarden kunnen hun status van richtinggevend gezichtspunt alleen behouden als we ze niet naar willekeur kunnen scheppen. Een waarde moet buiten mijn wil omgaan om mijn wil te kunnen binden. De moderne mens verstaat zichzelf echter als een willend wezen. Alles komt uit die wil voort. Binnen dit dominante denkkader er ook bestaan niet van huisuit sociale relaties tussen men­sen. Mensen zijn pure eenlin­gen. Alle sociale relaties worden als bewust tot stand gebracht en iets bedoelende relaties geconstrueerd. Je hoeft maar even na te denken om te besef­fen dat dit onzin is. Vriend­schap duiden in termen van "moet ik iets van jou" sluit niet aan op de alledaagse ervaring. Solida­riteit onttrekt zich aan het sociale con­tract.

Wijsge­rige systemen die hele stukken van de ervaring op sterk water moeten zetten - nooit expres maar meestal impliciet - deugen niet, dan zit er wat fout in de premis­sen. Op deze manier kun je laten zien waar de tekorten van het gangbare betoog liggen".

Neveneffecten

Gezien de fundamentele dubbelzinnigheid van de tech­niek bepleit Van der Wal een voorzichtig omgaan met door de techniek aange­reik­te mogelijkheden. Hoewel het haaks staat op onze moderne drang steeds grenzen te willen verleggen, zou hij het verstandig vinden als niet alles wat technisch mogelijk is ook direct op grote schaal wordt ingevoerd. "Techniek behoort met de economie tot de sfeer van de midde­len. Het gekke in onze maatschap­pij is dat de sfeer van de middelen voor de sfeer van de doelen wordt gescho­ven. De doelen moeten zich aan de midde­len aanpas­sen in plaats van anders­om. Maar het gaat uiteindelijk natuur­lijk om het mense­lijk welzijn. Wat verstaan we daaronder en laten we van daar­uit naar de middelen kijken.

Vervullen van eerste levensbehoeften behoort tot ieder welzijns­be­grip. Het welzijns­begrip heeft echter meer eta­ges. Bijvoorbeeld leven in een veilige omgeving, warme tussenmenselijke relaties, je opgenomen voelen in een zinvol verband. Als je nu naar de moderne techniek kijkt dan voldoet ze heel sterk aan de eerste laag maar naar mate je opklimt steeds minder. De techniek is met name gericht op de dingen die direct maakbaar zijn. Daar waar de dingen niet strikt organiseerbaar zijn, wordt de tech­niek steeds meer de storende factor. We zouden de techniek opnieuw stelselma­tig moeten toetsen vanuit een welzijnsconcept. Dus niet anti-techniek maar de techniek, ook de economie, gewoon weer op zijn plaats zetten waar ze horen. Dit is een eerste reden voor een moratorium.

Een tweede reden voor een zorgvuldige toets bij het invoe­ren van nieuwe techniek is gelegen in de nevennef­fecten. Naarmate wij grootschaliger en op een dieper niveau ingrij­pen in de werkelijk­heid bevinden wij ons steeds meer in onontgon­nen terrei­nen. Daar hebben we geen ervaring. Het milieu­probleem is één grote opeenho­ping van neveneffecten die nooit iemand verwacht had. Wie had nou verwacht dat die CFK's de ozonlaag zouden gaan aantasten. Vooraf zijn we ontzettend kort­zichtig. Naarmate die processen grootscha­liger worden neemt ook de incubatietijd toe. De opwarming van de aarde is waar­schijnlijk al decennia geleden begon­nen. Wanneer we nu stoppen met de uitstoot van alle broei­kasgassen, dan nog gaat het proces nog zeker anderhalve eeuw door. Niemand heeft een idee hoe wij in deze eeuw - dat zal in de volgende eeuw blijken - hoe wij aan de kli­maatsystemen hebben zitten knutselen. Ik vind dat er daarom ook veel meer aan techno­logy-assessment - het toetsen van techno­logie alvorens tot grootschalig toepassingen over te gaan - gedaan zou moeten worden. Al is dat vaak veel te kortzich­tig, het is in ieder geval wat. Er is een giganti­sche toename van allergi­sche ziekten en auto-immuunziekten. Waarschijn­lijk hangen deze verschijnselen samen, maar we hebben nog geen flauw vermoe­den hoe. Zo zijn er veel meer voorbeelden. Daarom vind ik het zeer kortzichtig om maar door te gaan met die technologische cultuur. Zou het bij­voorbeeld in de farmaceuti­sche industrie niet verstan­dig zijn om veel langere tijden van toetsing te hanteren. Ook de groene revolutie is op tal van plaatsen in de wereld eerder een catastrofe is geweest dan een zegen.

Desacralisering

Ook Van der Wal zet uiteindelijk het westers avontuur met weten­schap en techniek in religieus kader. In een technisch verstaan van de werkelijkheid, lijkt er voor geen mysterie meer ruimte. De wereld wordt eendimensionaal. Degenen die deze opvatting ook theologisch willen sanctioneren, kunnen op een weerwoord van Van der Wal rekenen.

"Max Weber heeft het moder­niserings­proces een proces van "ontto­vering" genoemd. Het moder­niserins­sproces ging gelijk op met secularisatie. Gesproken word ook wel van desacrali­sering. Veel theologen hebben dit proces positief geduid. Het zou in het verlengde van een bijbelse visie op de werkelijkheid. Van der Wal is het met deze stelling geheel oneens. Hij laat dat zien aan de hand van de sacramentsthe­ologie van G. van der Leeuw.[13]

"Achter zijn sacra­mentsthe­olo­gie zit de gedachte dat de werke­lijkheid zoals zij is - en sacramen­ten zijn dan be­paalde vormen van die werkelijk­heid - verwijzin­gen naar het goddelijke bevat. In het protestan­tisme in zijn dominan­te vorm wordt dit eigenlijk ontkend. Eigen­lijk weet het pro­tes­tantisme met de sacramenten geen raad.

Deze week las ik in Trouw nog een artikel van Frits de Lange, gere­formeerd ethicus te Kampen. Hij beschouwt de secularisa­tie als het logi­sche gevolg van het chris­tendom. In het joods-christe­lijke denken zou er sprake zijn van een desacralise­ring van de werkelijkheid. De categorie van de heiligheid wordt helemaal in het transcenden­te getrokken. Zoiets vindt je ook bij de jonge Barth. Die spreekt over het inslaan van bomtrechters en een onein­dig kwalitatief verschil tussen God en mens.

In de gedachte dat het heilige in de wereld zichtbaar wordt, ligt de achtergrond van het sacramentele denken. In de godsdiensten wordt niet voor niks gesproken van heilige plaatsen, heilige boeken etc. Bepaalde dingen worden apart gezet. Bij een radicale desacra­lisering van het bestaan heeft dit geen enkele zin meer. Waarom zou je iemand initi­ëren in de christelijke godsdienst door hem te dopen? Waarom gebruik je water en geen modder? Het protes­tantisme zou je het christendom onder gemoderniseerde omstandig­heden kunnen noemen.[14] Het is dan ook sterk conventi­o­nalistisch en nominalistisch van inslag. De grootvader van Luther - Biel - was een leerling van Ockham. Hoewel het oude sacra­mentele besef bij Luther nog wel aanwe­zig is, kan hij het toch niet meer goed articuleren vanwege het ontbreken van de denkmidde­len. Dat geldt eigenlijk voor het gehele pro­tes­tantisme, be­halve in bepaalde varianten als bij Van der Leeuw. Ook met de ambten weet het protestantis­me eigenlijk geen raad omdat in een gedesacraliseerde wereld er eigen­lijk geen onder­scheid meer is tussen een geestelijke en profane stand. Het priesterschap van alle gelovigen laat geen ruimte voor speciale ambtsdragers.

Maar de religie kan niet totaal gedescraliseerd zijn. De religie verdwijnt ook daar waar het bestaan echt helemaal desacraal wordt. Het is dan ook een doekje voor het bloeden om de desacra­lisering het logisch gevolg van het christen­dom te noemen. De gewone gelovigen ervaren de dingen niet zo. Een protestant heeft er toch moeite mee als een kerkge­bouw niet als kerkgebouw herken­baar is.

Ik voel me dus meer een Schleiermacheriaan dan een Barthi­aan. Er zijn vonken in de werkelijkheid van het goddelijke. Kuitert zegt dat er geen christelijke ethiek is, alleen een algeme­ne. Ethiek is bij de grote religies altijd onderdeel van de heilsge­schiede­nis. Ze kennen geen losse ethiek. Ethiek was onderdeel van de dogma­tiek. Kuitert heeft het daar totaal uit los gemaakt. Kuitert zal dan ook waar­schijnlijk als atheïst eindigen. Dat is een vrij logisch proces. Hij is vertegenwoordiger van de totale desacrali­seringsthese. Dan houd je denk ik uiteindelijk niks meer over. Als er geen herkenbaarheid van het goddelijke in de wereld is - daarmee zeg ik niet dat het goddelijke in de wereld opgaat - dan sterft de religie".

  1. Hans Achterhuis, De erfenis van de utopie, Ambo/Amsterdam, 1998, 444 pag. In het Wapenveld-nummer van augustus 1998 is een naar aanleiding van dit boek met Achterhuis gehouden interview gepubliceerd.
  2. "Lage-kans geneeskunde moet aan banden", NRC-Handelsblad, 9 januari 1999.
  3. "Levenswinst weegt altijd op tegen kostbare therapie", NRC-Handelsblad, 14 januari 1999.
  4. Ulrich Beck, De wereld als risicomaatschappij - essays over de ecologische crisis en de politiek van de vooruitgang, De Balie, 1997. Het betreft hier een aantal vertaalde essays. Beck maakte naam met zijn Risikogesellschaft - Auf dem Weg in eine andere Moderne uit 1986.
  5. De wereld als risicomaatschappij, p. 12
  6. De hier genoemde voorbeelden zijn ontleend aan een artikel over het millennium-probleem in NRC- Handelsblad van 17 okto­ber 1998: "Jaar 2000: knuppels bij de deur".
  7. Deze serie werd begin jaren negentig uitgegeven door de Wal­burg Pers in samenwerking met de Stichting Historie der Tech­niek en beschrijft de ontwikkelingen op het terrein van o.a. de landbouw, de mijnbouw, de gezondheidszorg, de scheepsbouw, de infrastructuur.
  8. De erfenis van de utopie, p. 107.
  9. Prof.dr.ir. E. Schuurman, Techniek - Middel of Moloch? Een christelijk-wijsgerige benadering van de crisis in de tech­nisch-wetenschappelijke cultuur, Kok, Kampen 1980, p. 130.
  10. Religion and the Rise of modern science, het bekende boek van prof. R. Hooykaas dat handelt over deze thematiek, wordt vaak gebruikt om deze stelling te schragen.
  11. G.A. van der Wal, De omkering van de wereld - Achtergonden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef, Ambo/Baarn, 1996, 216 pag. Deze bundel is besproken in het oktober­nummer van Wapenveld in 1997.
  12. De omkering van de wereld, p. 8.
  13. Prof.dr. G. van der Leeuw (1890 - 1950) was hoogleraar in de geschiedenis van de godsdiensten te Groningen en na de oorlog een tijdje minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Bekende werken van zijn hand zijn De godsdiensten der wereld, Inleiding tot de phaenomenologie van de godsdienst, liturgiek en Wegen en Grenzen. Vorig jaar verscheen een aan het werk van Van der Leeuw gewijd proefschrift van de hand van Willem Hofstee, Goden en Mensen - De godsdienstweten­schap van Gerar­dus van de Leeuw.
  14. In het laatste - intrigerende - hoofdstuk van De mens - bestaan en bestemming dat handelt over de betekenis van de met name de moderne natuurwetenschap voor het menselijk zelfver­staan, zal Hannah Arendt deze stelling onderschrij­ven. De opkomst van de moderne economie, de moderne natuur­wetenschappen en de ontsluiting van de wereld als gevolg van de ontdekkingsrei­zen hebben volgens haar allen een "ver­vreemding van de wereld" tot gevolg.