Pastorale zorg

Theologie, differentiatie, praktijk
Gerben Heitink

Pastoraat is 'in'. [1]Dat merk je onder andere aan de pakketkeuze van theologische studenten die vaak het vak pastoraat of pastorale psychologie tot hoofd- of bijvak voor hun doctoraal-examen maken. En voor cursussen op dit gebied bestaat grote belangstelling. Het is ook niet verwonderlijk. Pastor-zijn, omgaan met mensen in een plurale kerk en een ingewikkelde samenleving, vraagt veel van mensen. En in toenemende mate ben je daarbij zelf als mens in het geding. Je kunt je niet meer verschuilen achter je ambt of achter een vanzelfsprekend gezag dat een predikant kan claimen. Bovendien betekent de spreiding van kennis en verantwoordelijkheden en de nadruk op de gaven van gemeenteleden dat pastoraat in toenemende mate ook een zaak wordt van (geschoolde) vrijwilligers en zich niet beperkt tot het terrein van de kerkelijke gemeente. In tal van sectoren van de samenleving komen we pastorale werkers als hulpverleners tegen.

Er is ook veel veranderd inzake de visie op het pastoraat. De klassieke gereformeerde theologie denkt sterkt vanuit de verkondiging van het Woord. De Barthiaanse periode in deze eeuw legde daar eveneens grote nadruk op. Bovendien werd pastoraat vooral gezien als herderlijke zorg rondom de eredienst in het verlengde van prediking, doop en avondmaal.

De antropologische wending in de jaren '60 bracht grote verandering met zich mee. De pastorant kreeg veel meer aandacht en daarmee het gesprek, de ontmoeting van mens tot mens. Wetenschappelijk vertaalde zich dat in een toenemende aandacht voor pastorale trainingen (KPV) en voor een grote inbreng van psychologie en psychotherapie op dit terrein. Naast de klassieke vormen van herderlijke zorg ontstonden nieuwe vormen die dicht in de buurt van de psycho-sociale hulpverlening kwamen te liggen.

Het terrein van het pastoraat is daardoor een ingewikkeld en gecompliceerd veld geworden, waar vele theorieën en theologieën hun inbreng hebben. Het is de grote verdienste van dit handboek dat het dit hele terrein helder en overzichtelijk in kaart brengt. De auteur, Gerben Heitink, is als geen ander thuis in dit vakgebied. Ruim twintig jaar geleden schreef hij een boeiende dissertatie over het pastoraat en in dit nieuwe boek worden de daar getrokken lijnen verder uitgezet en worden nieuwe ontwikkelingen geschetst. Het boek heeft iets encyclopedisch. Er komt zoveel in kort bestek aan de orde, dat de lezer het gevoel heeft in een supermarkt van mogelijkheden te verkeren. De auteur probeert vele visies met elkaar te verbinden en ontleent aan elke theorie bouwstoffen voor zijn eigen bouwwerk. De kracht van dit boek ligt in de heldere wijze waarop dit overzicht gepresenteerd wordt. De debetzijde er van is dat de eigen positie daardoor niet altijd even makkelijk te ontdekken is.

Een samenvatting geven in het korte bestek van een recensie van ongeveer 900 woorden is ondoenlijk. Ik beperk me tot het aangeven van enkele lijnen. In het eerste deel komen de verschillende opvattingen en functies van pastoraat ter sprake, alsmede de verhouding tot de diverse psychologische stromingen.

Hoewel de auteur van elke opvatting wil leren, gaat zijn voorkeur toch uit naar een hermeneutische benadering van het pastoraat en wordt zijn theologische visie bepaald door een synthese van openbaring en ervaring. Daarmee wijkt Heitink af van de klassiek gereformeerde visie en sluit hij aan bij de gedachte van openbaring als ontmoeting, die we bij Berkhof vinden. De hermeneutische benadering betekent ook dat Heitink pastoraat ziet als een gedifferentieerd gebeuren in de context van een gedifferentieerde samenleving. Het gaat zowel om geestelijke zorg aan enkelingen als om pastoraat in de gemeente en niet minder om hulp in maatschappelijk perspectief en zorgverlening in instellingen. Dat betekent een brede opvatting van pastoraat, waardoor voor mijn gevoel het eigenlijke van de herderlijke zorg als dienst in de gemeente in opdracht van Christus en in gebondenheid aan de Schriften wat vervaagt ten gunste van een diffuse opvatting waarbij pastoraat, geestelijke verzorging en hulpverlening in elkaars verlengde komen te liggen.

Het derde deel, de praktijk, stelt twee onderwerpen aan de orde: het gesprek en de gespreksvoering alsmede de professionaliteit van de pastor waarbij de schrijver ingaat op zaken als vorming, training, supervisie, de spiritualiteit en de identiteit van de pastor.

Wie bekend is met de visie van de schrijver ten aanzien van de praktische theologie als vak zal in dit boek veel van zijn opvattingen terug vinden. Het ligt in de lijn van deze visie dat de auteur in de plurale situatie van kerk en samenleving pleit voor veelvormig geloven en daarmee ook voor een geschakeerd pastoraal aanbod, gedragen door verschillende vormen van gemeente-zijn. Ook op dit punt roept zijn visie vragen op.

Dat neemt niet weg dat we hier een boek voor ons hebben dat als leerboek en naslagwerk uitstekende diensten kan bewijzen en een groot aantal wezenlijke aspecten van het pastoraat op een rij zet. Heitinks boek laat zien dat pastoraat een boeiend terrein is. Ik noteerde met dankbaarheid de sympathieke wijze waarop Heitink schrijft over het belang van het gewone huisbezoek. En terecht, want als er iets is waar mensen behoefte aan hebben dan is het aan een mens die met hem of haar een eindje wil meelopen en wezenlijk in iemand geïnteresseerd is.

De bescheiden wijze waarop de auteur met zijn eigen visie aanwezig is, biedt ruimte aan elke lezer om zijn eigen opvatting in te kleuren en kritisch te toetsen. Kortom: een boek, waar je wijzer van wordt!

  1. Serie Handboek Praktische Theologie onder red. van G.D.J. Dingemanse e.a., Uitg. Kok, Kampen 1998, 298 p., F59,-