Vijf broden en twee vissen

Missionair gemeente-zijn in een (post)moderne samenleving
Dr. A. Noordegraaf

Het was een verkwikking om temidden van de SoW-vermoeienissen en de al even vermoeiende gang van zaken bij wat wel 'de kleine oecumene' genoemd wordt, dit boek te mogen lezen. [1] Niet als tussendoortje maar als richtingaanwijzer, want waarvoor waren we ook al weer kerk? In ieder geval niet om te scoren in de samenleving of om verloren terrein te herwinnen maar tot eer van God en tot heil van mensen (p.197). Je zou het haast vergeten.

Noordegraaf doceerde in Utrecht praktische theologie, met name diaconaat en gemeente-opbouw. Dit boek zou je kunnen zien als neerslag van dat wat hem zijn hele theologische leven bewogen heeft. Wie zich met diaconaat en gemeente-opbouw bezig heeft gehouden, en dan ook nog jarenlang als bestuurslid van de IZB (hervormde bond voor inwendige zending op gereformeerde grondslag) van nabij betrokken was bij de reflectie op de missionaire praktijk, is in staat een boek te schrijven dat niet in theorieën blijft steken, maar dat in meer dan één opzicht een echt werkboek is geworden, een werkboek in een tijd van heroriëntatie. Bij die heroriëntatie wil het gemeenten en kerkelijke werkers helpen, en dat is broodnodig, want de verlegenheid is groot. Je ziet de geslotenheid van veel gemeenten, de mentaliteit van 'houden wat we hebben', dodelijk voor elk veranderings- en vernieuwingsproces, en in weer andere gemeenten zie je de verlegenheid met het eigen kerk-zijn, het niet meer weten wat je identiteit nou eigenlijk is met de onvermijdelijk daarbij optredende grijsheid.

Het boek van Noordegraaf is bescheiden en beslist, open, beweeglijk, en ook principieel. Het geeft in het eerste deel een evaluerende beschrijving van een halve eeuw apostolaat en van de ecclesiologische uitgangspunten daarvan: de Christusbelijdende volkskerk, de dienende kerk voor anderen en de kerk als getuigende gemeenschap. Hierbij voel je de noodzaak van heroriëntatie aan den lijve. Want dit is voorbij. De cultuur is ingrijpend veranderd. Deze modellen 'doen' het niet meer en hoe nu verder? Dit deel van het boek kenmerkt zich door een nogal sterk enerzijds-anderzijds denken. Het is mijns inziens het minst spannend en het wordt dan ook meteen een stuk leuker als er in het hoofdstuk 'visie en werkelijkheid' positief geformuleerd moet worden. Hoe kun je nu wel adequaat ingaan op de uitdagingen van deze tijd, waarin de grote woorden van de traditie leeggelopen zijn? Noordegraaf kiest zelf, in de lijn van Noordmans, voor de minderheidskerk (een onomkeerbaar gegeven!) als volkskerk. En dan niet in de massieve zin van 'vaderlandse kerk' maar in de zin van 'kerk voor de schare'. Daarvoor hebben we concentratie op de kern van het kerk-zijn nodig. De gemeente is een warm huis met een sterke identiteit, maar ook met open deuren. Er is geloofsgehoorzaamheid en toewijding aan de zaak van Christus, maar de gemeente is nooit een gemeenschap van keurige, correcte kerkmensen; ook de zoekers en belangstellenden horen er helemaal bij.

Concentratie op de kern, dat is: met Jezus zijn, verborgen omgang als bron voor de missionaire taak. Niet pretentieus, maar ook niet grijs. Niet vallen voor de verzoeking van de maakbaarheid, maar weten van de Geest. Niet ervan uitgaan dat iedereen moet worden zoals wij, maar de dingen ook rustig los kunnen laten in de handen van Jezus. Vijf broden en twee vissen. Ik zie dit in de praktijk nog niet of nog niet genoeg, maar ik zou het wel graag willen zien en ik ging er ook al lezend naar verlangen. Ik zou het vooral graag willen zien in de traditionele kerken, in de SoW-kerk-zonder-naam bijvoorbeeld, en ik denk dat Noordegraaf zijn boek ook vooral met het oog daarop heeft geschreven.

Noordegraaf heeft een ontspannen boek geschreven, al moet ik toegeven dat ik met name in het laatste hoofdstuk waar het gaat over de missionaire praxis nog wel eens even tussendoor stiekem naar de kaft heb gekeken: Vijf broden en twee vissen, o ja, zeven was voldoende... goed om je dat te herinneren. Want hier zit wel erg veel huiswerk in voor een doodgewone gemeente ergens in het midden van de kerk. Doodgewoon, daar zit het hem nou net in, doe maar heel gewoon. Wat we het meest nodig hebben is misschien nog wel een nieuwe onbevangenheid. Zeven was voldoende. Maar doe wel iets: de vijf broden en twee vissen leg je wel in de handen van Jezus. Concentreer je op Hem, dan wek je in ieder geval niet de indruk dat het in de kerk over van alles gaat, behalve over de levende Heer. Want hoe komt het nou toch dat er zoveel mensen op zoek zijn en dat ze de Heer van de kerk maar niet kunnen vinden? Gebrek aan concentratie misschien?

Vijf broden en twee vissen. Het is geen activistisch boek, het is wel een werkboek. Met name het laatste hoofdstuk zou eigenlijk in kerkenraadsvergaderingen op tafel moeten komen. En dan heel breed in de kerk. Want dat kan met dit boek. Denken vanuit de gereformeerde wortels kan blijkbaar heel breed zijn. Ook wel weer eens aardig om te weten.

  1. Boekencentrum, Zoetermeer 1998, 333 p., F44,50