Honderd jaar Boerenoorlog

Aantekeningen bij het Afrikaner nationalisme, de Afrikaner identiteit en de rol van de Boerenoorlog
Een eeuw geleden, op 11 oktober 1899, verklaarden twee kleine Boerenrepublieken de oorlog aan het Britse wereldrijk. Wat begon als een beperkte strafexpeditie eindigde pas drie jaar en tientallen bloedige veldslagen later, met de capitulatie van de laatste Boerengeneraals op 31 mei 1902. Met de 'Tweede Boerenoorlog' werd de 19de eeuw uitgeluid en de 20ste eeuw ingegaan. In dit artikel gaat het vooral over de blijvende betekenis van de Boerenoorlog: de rol die ze speelt in het Afrikaner zelfbeeld en het Afrikaner nationalisme.

Een jaar geleden bezocht ik twee weken lang Zuid-Afrika. In het kader van een mediareis van de Christelijke Hogeschool Ede trokken wij (acht studenten en een docent) al schrijvend en interviewend door het land, van Durban via een wijde boog door de Vrijstaat naar het noorden, de regio rond Johannesburg en Pretoria. De route voerde ons langs tal van beroemde slagvelden en andere plaatsen uit de Boerenoorlog. Toch hebben we van dat deel van de Zuid-Afrikaanse werkelijkheid niet meer dan een paar fragmenten gezien, en daarmee wilde ik beginnen.

Dat onze kennismaking met het Zuid-Afrikaanse verleden zo beperkt moest blijven, heeft alles te maken met een typisch postmoderne desinteresse voor de betekenis van cultuur die ook christelijke journalistiekstudenten in zijn greep kan hebben. Het best kan ik dat illustreren met ons bezoek aan het beroemde Voortrekkersmonument bij Pretoria. Op een middag reden wij - twee studenten en ik - in de buurt. Omdat we ruim in onze tijd zaten, stelde ik voor er even langs te gaan. Het voorstel werd mokkend aanvaard, en terwijl ik in mijn eentje om het imposante monument wandelde, bleven de twee studenten gewoon beneden op de parkeerplaats staan, totdat ik van mijn dwaasheid zou zijn teruggekeerd.

Trauma

Ik kan hun weerzin wel begrijpen. Voor moderne journalistiekstudenten heeft zoiets als een Voortrekkersmonument niet méér actuele betekenis dan Stonehenge of de Piramide van Gizeh. Anders gezegd: voor hen is het een ernstig geval van prehistorie, maar dan stukken minder interessant. Dat zo'n Voortrekkersmonument ook veel zegt over de actualiteit, bijvoorbeeld voor de miljoenen mensen die het bezoeken (of voor Mandela die er vanuit zijn presidentiële werkkamer op uitkeek), dringt niet door. Hún belangstelling geldt vrijwel uitsluitend de human interest, de vele gevoelens die gepaard gaan met het complexe leven in het nieuwe Zuid-Afrika. Daarin is vrijwel geen ruimte voor het besef, dat je ook gewone mensen nooit kunt begrijpen wanneer je je niet verdiept in hun collectieve identiteit, in hun cultuur en geschiedenis.

Die ervaring vormt daarom de inzet van dit artikel. Naar aanleiding van 'honderd jaar Boerenoorlog' plaats ik een paar losse kanttekeningen bij het Afrikaner nationalisme en de Afrikaner identiteit.

Want natuurlijk hebben de Boerenoorlog en de Afrikaner identiteit alles met elkaar te maken. De Boerenoorlog speelt dan ook een absolute hoofdrol in het Afrikaner nationalisme en vooral in zijn mythologie. Zonder het historische trauma van de Boerenoorlog valt de ontwikkeling van het Afrikanerdom gedurende de afgelopen eeuw niet te begrijpen. Die invloed varieert van de nationalistische verkramping zoals die zich vanaf 1948 uitte in de apartheidspolitiek [1] tot een lang volgehouden frontiermentaliteit die de culturele ontwikkeling van de Afrikaners in den brede niet heeft bevorderd [2].

Spioenkop

Op een warme middag in april kropen wij in twee huurauto's met negen mensen en tien koffers langzaam omhoog tegen Spioenkop. Toen we boven kwamen, stroomden de carburateurs over en bleken we alsnog 80 rand te moeten betalen aan een uit de bosjes opduikende suppoost, maar dit ter zijde. Terwijl mijn studenten van het geweldige uitzicht genoten, liep ik langs de graven en monumenten. Daarbij viel meteen op, dat de Britse monumenten direct na de slag (januari 1900) waren opgericht, maar dat de Afrikaner monumenten pas van een halve eeuw later dateerden. In één wijde blik kon je zo zien hoe de Afrikaner beweging zich pas langzamerhand - in het verloop van deze eeuw - haar eigen geschiedenis kon scheppen. (En aan het eind van haar emancipatiecyclus, rond 1990, dus ook weer uit handen kon geven.)

Een half uur waren we alleen, daar boven op Spioenkop, maar toen kwam een groep Britse toeristen naar boven - en daarmee wist ik eindelijk dat mensen niet alleen vanwege Pennings' De Held van Spionkop daarboven willen staan. In de beste Britse tradities stelden ze zich meteen in slagorde op voor een heuse battlefield tour. Terwijl ze verder trokken over de heuvel hoorde ik hoe hun gids de ingewikkelde kwestie aantipte, onder welke naam de Boerenoorlog herdacht moet worden.

Er zijn namelijk heel wat varianten in omloop, en elke naam staat voor een eigen invalshoek en betekenis. De gangbare Britse naam voor de oorlog was lange tijd de South-African War zoals Afrikaners hem lang aanduidden als de Driejarige Oorlog. In Nederland spreken we daarentegen al een eeuw van de (Eerste en Tweede) Boerenoorlog. Die benaming is - omwille van de pakkende titel - ook geadopteerd door de bestseller van de Britse journalist Thomas Pakenham, The Boer War [3].

In Zuid-Afrikaanse kranten en tijdschriften bestaat tegenwoordig een brede consensus over een combinatie van de twee voornaamste combattanten: The Anglo-Boer War, eventueel Second Anglo-Boer War, zoals ook de Afrikaners nu algemeen de naam Anglo-Boereoorlog hebben aanvaard [4].

Maar daarmee zijn we er nog niet, want ook aan die dubbele naam kleeft nog steeds een 'koloniale' nadruk, alsof alleen blanke Europeanen in die oorlog zijn gesneuveld. Een nieuw inzicht leert ons immers, dat er misschien wel meer zwarten dan blanken zijn omgekomen. Alleen al in de concentratie- en arbeidskampen werden meer dan 115.000 zwarten geïnterneerd, van wie er wellicht 20.000 stierven. Daarnaast zijn er ook tienduizenden zwarten ingezet in de strijd zelf, vooral aan de Britse kant, maar ook aan de kant van de Boeren (in ondersteunende functies, want wapens kregen zwarten van de Boeren nooit in handen).

Tweede Vryheidsoorlog

De nieuwe verlegenheid met het tot voor kort nog vanzelfsprekende 'koloniale' karakter van de Boerenoorlog is mooi waar te nemen in het Oorlogsmuseum in Bloemfontein. Terwijl mijn studenten buiten in de zon lagen, kon ik binnen, in de schemerachtige zalen, waarnemen hoe de inrichting zichtbaar uit vroeger tijden dateert. Een oplettende bezoeker kan dan ook nauwelijks ontgaan, dat enkele vitrines duidelijk nieuwer zijn dan de rest. De nieuwe vitrines schenken namelijk aandacht aan de rol van de zwarte bevolking in de Boerenoorlog [5].

Hoewel de communis opinio dus van de Anglo-Boereoorlog spreekt, zou die naam wel eens onvoldoende kunnen zijn voor overheidssteun aan de herdenkingsevenementen. Een prachtige historische ironie wil dan ook, dat een oude Afrikaner-nationalistische benaming weer uit de archiefkast is gehaald, en dat die inmiddels het officiële fiat heeft weggedragen. Voor officiële gelegenheden heet de oorlog nu de Tweede Vryheidsoorlog [6]! En daarmee komen we opnieuw terecht bij het Afrikaner nationalisme - dat dus tegenwoordig zelfs opgezogen kan worden in een nieuwe, heel-Zuid-Afrikaanse historische mythologie.

Nationalisme

Mede door hun geografische en politieke isolement hebben Afrikaners in deze eeuw lang een gevoel van uniciteit kunnen koesteren. In dat gevoel van uniciteit spelen niet alleen positieve, maar vooral negatieve ervaringen een rol. Opnieuw een kleine anekdote om dat toe te lichten.

In het Potchefstroom werden we op een zondag (na de kerk) door een 40-jarige historicus meegenomen naar de plaatselijke begraafplaats van slachtoffers van de Britse concentratiekampen. Onze gids was niet alleen historicus, hij had zich bovendien altijd als 'links' en 'liberaal' beschouwd. Maar daar, bij die graven (de human interest maakte wèl veel indruk op mijn studenten) werd hij plotseling pathetisch. 'Welk Europees volk', vroeg hij een paar keer met nadruk, 'heeft ooit 26.000 vrouwen en kinderen verloren in concentratiekampen?' En hij begon uit te leggen hoe weinig de wereld wist van deze Britse vernietigingsstrategie.

Helaas weten wij, buitenstaanders, dat zoiets - en nog wel erger - heel wat Europese volkeren is overkomen. En wij, buitenstaanders, weten ondertussen ook wel, dat die vrouwen en kinderen niet zozeer bewust werden vermoord, als wel slachtoffer werden van langdurige oorlogsomstandigheden, waardoor interneringskampen langzaam hetzelfde effect sorteerden als concentratiekampen.

Maar daar gaat het niet om. Het gaat hier om het algehele Afrikaner gevoel een 'uniek historisch slachtoffer' te zijn - een gevoel waar ook een jonge, progressieve historicus niet van loskomt. Ik zou daarvoor nog twee algemene verklaringen willen opperen.

In de eerste plaats is Europa altijd ver weg geweest, vanuit Zuid-Afrika, en hebben Afrikaners altijd vooral te maken gehad met een paar Europese landen. Zou het kunnen zijn, dat Afrikaners zich vooral gespiegeld hebben aan Engeland, Nederland, Duitsland en Frankrijk, en dat zij daarom vooral onder de indruk waren van de verschillen en van het onrecht, hèn alleen aangedaan?

Een tweede, meer academische, reden is te vinden in de heersende geschiedschrijving van het nationalisme. De hele twintigste eeuw door is onze kijk op de opkomst van de nationale bewegingen bijna exclusief gekoppeld aan het 'normale' nationalisme zoals zich dat in de 19de eeuw in een aantal West-Europese landen voordeed, bijvoorbeeld in de vier genoemde. Alle andere verschijningsvormen gelden dan al gauw als 'Oost-Europees' (wat dan zoiets moet betekenen als 'minder ontwikkeld').

Ierland

Die laatste opvatting ontleen ik letterlijk aan het werk van een Britse historicus die regelmatig over het Europese nationalisme publiceert. De gerespecteerde Oxford-historicus Plamenatz maakt onderscheid tussen twee soorten nationalisme in Europa: een westelijk en een oostelijk type. Wie zijn betoog consequent doortrekt, zal ontdekken dat het meest zuivere voorbeeld van 'Oost-Europees' nationalisme in Ierland wordt aangetroffen.

Ik geloof dan ook niet zo in het verschil tussen een West- en Oost-Europese vorm van nationalisme, maar ik constateer wel, dat het beeld van het 'normale' nationalisme ook het Afrikaner zelfbeeld sterk heeft beïnvloed. Daardoor zijn Afrikaners vooral onder de indruk gekomen van hun anderszijn ten opzichte van Engelsen, Fransen en Nederlanders.

Tot op heden lijkt het zicht te ontbreken op ontwikkelingen elders. Mijn eenvoudige stelling luidt, dat Zuid-Afrika zich veel beter laat vergelijken met een paar andere Europese landen. Daarbij denk ik in de eerste plaats aan Ierland, maar ook aan de Baltische landen, en ook aan de Vlaamse beweging. En daarmee noem ik dan meteen enkele Europese volkeren - Ieren, Finnen, Letten, Litouwers en Vlamingen - die qua bevolkingsaantallen meer overeenkomen met de Afrikaners [7].

Zonder die stelling echt uit te werken, wil ik wel herhalen dat er opvallend veel parallellen te trekken zijn tussen enerzijds de nationale emancipatie van de Baltische volkeren en anderzijds die van de Afrikaners. Zo verlopen de voornaamste ontwikkelingen overal parallel: van de opkomst van het politieke nationalisme tot de uiteindelijke onafhankelijkheid rond de Eerste Wereldoorlog [8]. Maar anders dan in Ierland en het Balticum is het Afrikaner nationalisme voornamelijk in zijn politieke rol blijven hangen en veel minder tot culturele bloei gekomen.

Hier wil ik daarom een paar aspecten van het culturele nationalisme in de vergelijking betrekken. Daarmee sluiten wij nauw aan bij de huidige ontwikkeling in Afrikaner kringen. Honderd jaar na de Boerenoorlog beginnen namelijk ook Afrikaners zelf het Afrikanerdom vooral te definiëren in culturele termen, niet langer in etnische of politieke. Daarbij valt te denken aan de sterk groeiende populariteit van de ATKV, de uitdrukkelijk a-politieke Afrikaner Taal en Kultuur Vereniging die steeds meer uitgroeit tot een bastion van alles wat het Afrikaans voorstaat en die zich uitdrukkelijk ook op de drie miljoen Afrikaanstalige Kleurlingen richt. Maar ook Constand Viljoen en zijn rechtse Vryheidsfront hanteren een culturele definitie van het Afrikanerdom: Afrikaners zijn vanaf nu niet langer 'blankes', maar dragers van de Afrikaner taal en cultuur, ongeacht huidskleur. En ongetwijfeld biedt een dergelijk cultureel nationalisme (en een sterke nadruk op culturele rechten) in het nieuwe Zuid-Afrika de beste overlevingskansen [9].

Riga

Een paar maanden na Zuid-Afrika bezocht ik tijdens een lange, regenachtige middag het Museum voor de Letse Literatuur, in de Letse hoofdstad Riga. Daarbinnen begon mij langzaam te dagen, dat er heel wat parallellen te trekken zijn met het Museum voor Afrikaner Literatuur in Bloemfontein (waar Boudewijn Büch hoogst verbaasd verslag van deed voor de VARA-tv). Het Letse en het Afrikaner Literatuurmuseum kennen een vrijwel synchrone chronologie (opkomst in de 19de eeuw, bloei in het begin van deze eeuw, de stapsgewijze ontvouwing van een eigen nationale thematiek, enzovoorts). Je zou zelfs de hoogtepunten van elke schrijversgeneratie tegenover elkaar kunnen zetten: de Letse verlichter Merkelis tegenover Lion Cachet, de nationale dichter Rainis tegenover zijn leeftijdgenoot Totius. Beide musea benadrukken dan ook op een sterk vergelijkbare manier de betekenis van deze literatuur voor de eigen, nationale identiteit.

Die Afrikaner literatuur is in de loop van deze eeuw dan ook op een heel behoorlijk peil gekomen, zoals met name Hans Ester in diverse bijdragen heeft aangetoond [10]. En de Afrikaner taal en letterkunde zal ongetwijfeld het hart blijven vormen van de Afrikaner minderheidscultuur zoals die in de volgende eeuw zal moeten proberen te overleven.

Toch hebben velen nog nooit iets van een eigen Afrikaner cultuur waargenomen. Opnieuw een kleine anekdote uit mijn twee weken Zuid-Afrika. In Kimberley konden wij logeren bij een Engelstalige gepensioneerde zakenvrouw, die haar huis volledig in een klassieke, Engelse stijl had ingericht: Wedgwood zal ik maar zeggen. Toen bij de thee de Afrikaners ter sprake kwamen, was een van de eerste dingen die zij letterlijk zei: 'There's no such a thing as Afrikaner culture - don't you think?"

In de ogen van veel Engelstalige landgenoten is inderdaad de Afrikaner nationale beweging altijd blijven steken in braaien en boeremusiek en heeft een echte Afrikaner cultuur nooit bestaan. Ten onrechte, zoals het Literatuurmuseum bewijst, maar het is wel duidelijk dat de culturele kant van het Afrikanerdom zich maar moeizaam heeft kunnen ontwikkelen.

Kaapse stijl

Wanneer je bijvoorbeeld de rol van de muziek in het Afrikaner nationale bewustzijn als indicator neemt, zie je dat die veel minder tot ontwikkeling is gekomen dan in de vier genoemde Baltische landen, of zelfs Ierland of Vlaanderen. Anders dan bij de meeste Europese volkeren bestaat er geen belangrijke Afrikaner muziektraditie die een rol van betekenis heeft gespeeld in de ontwikkeling van een eigen culturele identiteit. Hetzelfde kan gezegd worden van de Afrikaner schilderkunst, alle buitengewone doeken ten spijt van met name de schilder Pierneef (die ik tot mijn vreugde her en der heb zien hangen) [11]. Hooguit in de architectuur - denk aan het Voortrekkersmonument en aan de Kaapse stijl - kun je van een duidelijk Afrikaner bewustzijn spreken.

Wie niet terug wil vallen op de dominante positie van het calvinisme in de Afrikaner identiteit - en die lijkt op dit moment van langzaam voorbijgaande aard - zal daarom uiteindelijk terechtkomen bij twee onderscheidende, eigen kenmerken: enerzijds de eigen taal en literaire traditie, en anderzijds de bijzondere Afrikaner geschiedenis.

Vlaamse beweging

Natuurlijk heeft die mevrouw in Kimberley geen gedichten van Totius of Cloete gelezen, en daarmee vervalt in haar ogen ook de hele eigenheid van een Afrikaner cultuur. En natuurlijk is het Afrikaner nationalisme vanaf de Boerenoorlog vooral in het nieuws geweest om politieke redenen. Maar nu die fase definitief is afgesloten, zou het de moeite waard kunnen zijn alsnog de nadruk over te hevelen naar de culturele kant, en daarmee nog eens de vraag op te werpen, wat de Afrikaner identiteit nu eigenlijk inhoudt.

Daarbij blijf ik uitgaan van mijn stelling, dat de ontwikkeling van het Afrikaner nationalisme ook cultureel gezien beter te begrijpen valt, wanneer je die in een breder Europees perspectief plaats. Nu de Afrikaner eigenheid vooral weer in termen van taal en geschiedenis beschreven wordt, springt daarbij nog een andere parallel in het oog.

Uiteindelijk heeft de Afrikaner culturele emancipatie nog het meeste weg van de Vlaamse beweging. In algemene zin is dat wel een wijdverspreid besef, maar vaak lijkt men het werkelijke verband tussen Vlamingen en Afrikaners te missen. Veel Afrikaners die ik ontmoette, waren van mening dat Vlamingen en Afrikaners elkaar beter begrijpen (dan 'Hollanders') - omdat hun taal veel verwanter zou zijn.

Natuurlijk heeft het Afrikaans een paar elementen uit het Zeeuws opgezogen en natuurlijk kun je daar eindeloos over twisten, maar uiteindelijk geloof ik daar niet in: in die overeenkomst tussen Vlaams en Afrikaans. Wat ik wèl geloof, is dat inderdaad veel Afrikaners en Vlamingen elkaar gemakkelijker begrijpen dan ons, Hollanders. Maar dat heeft niet met de uitspraak van het Nederlands te maken, maar met een gevoel van verwantschap die gebaseerd is op een vergelijkbare culturele emancipatiestrijd.

Wie de annalen van de Vlaamse beweging bestudeert, kan eindeloos de parallellen met de Afrikaner beweging trekken. Beide bewegingen moesten hun moedertaal tegen een soortgelijke verdrukking in - respectievelijk Franstalig en Engelstalig - verdedigen, en beiden ontwikkelden daartoe een zelfde, strijdbare mentaliteit.

Zowel in Vlaanderen als in Zuid-Afrika kon zo een mengsel van cultureel en politiek nationalisme ontstaan dat inderdaad de nodige overeenkomsten vertoont en bovendien een sterk verwante taal betreft. Een historisch-cultureel bepaald zelfbewustzijn dus, dat ons, 'Hollanders', vreemd is, zeker althans vanaf ónze afrekening met het Nederlandse verleden tijdens de Culturele Revolutie van de jaren zestig [12].

Die historisch-culturele factor en die vergelijkbare identiteit delen tal van Vlamingen en Afrikaner meer met elkaar dan met ons, Nederlanders, en dat strekt zich ook uit tot een grotere herkenning in wat ik maar het 'politieke nationalisme' blijf noemen. Tal van gastenboeken die ik tijdens mijn reis heb ingezien, getuigden ervan: heel wat Vlamingen schrijven daarin ronkende teksten die je niet gauw uit een Nederlandse pen ziet vloeien. Zo valt eenvoudig waar te nemen, hoe een ruime eeuw van enigszins vergelijkbare ervaringen heel gemakkelijk ook leidt tot meer wederzijds begrip [13].

Culturele factor

Mijn punt is nu wel duidelijk. Wil je als Nederlander een Afrikaner doorgronden, dan moet je iets meemaken van diens beleving van de eigen geschiedenis en culturele identiteit. Dat actuele belang van de culturele factor - juist óók voor de human interest - had ik mijn studenten graag duidelijk gemaakt. Dan hadden we waarschijnlijk de klassieke inrichting van de huiskamer van de familie Van der Walt in Bethlehem (met alle referenties aan Voortrekkers, Boerenoorlog en calvinisme) beter begrepen, en daarmee de stugge bewoners. Hetzelfde geldt trouwens voor de anderen die we op onze reis ontmoetten: voor Zoeloes en Xhosa's, Kleurlingen, Indiërs en Engelstalige blanken. Maar dat is weer een ander verhaal.

  1. Dat wordt door velen geconstateerd, bijvoorbeeld: 'Die vernedering van 1902 het regstreeks aanleiding gegee tot die triomf in 1948 en het tewens 'n groot rol gespeel in die uitvoering van die apartheidsbeleid, wat op sy beurt in 1994 en daarna so 'n roemlose einde beleef het. Herbert Horatio Kitchener het inderdaad baie op sy gewete.' Leopold Scholtz, 'Die nalatenschap van Kitchener', in: Insig (juli 1998) blz. 19.
  2. J.D. Froneman, Die kommunikasie van Afrikaner-nasionalisme deur Stellenbosse studente, 1902-1948 (Dissertatie Potchefstroom 1995).
  3. Thomas Pakenham, The Boer War (Weidenfeld and Nicolson, Londen 1979).
  4. G.J. Schutte, De Boerenoorlog na honderd jaar. Opstellen over het veranderende beeld van de Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) (Suid-Afrikaanse Instituut, Amsterdam 1997).
  5. In het winkeltje van het Oorlogsmuseum zijn nu brochures te koop als: Swartes se aandeel in die Anglo-Boereoorlog en Swart konsenstrasiekampe.
  6. At van Wyk, 'Tweespalt oor herdenking van Boereoorlog', in: Insig (maart 1999) blz. 53.
  7. Ten tijde van de Boerenoorlog telden alle genoemde volkeren zelfs méér zielen dan het Afrikanerdom.
  8. Ook in Zuid-Afrika kon het Afrikaner nationalisme zijn eerste successen ná de Boerenoorlog vieren tijdens en na de Eerste Wereldoorlog.
  9. Jaap Steyn, 'Wanneer 'n taal sterf', in: Insig (april 1999) blz. 54.
  10. Over de Zuid-Afrikaanse literatuur vooral: Hans Ester, Land onder die Suidersterre (Suid-Afrikaanse Instituut, Amsterdam 1993).
  11. Ongewild is dat ook precies wat een door de toenmalige regering uitgegeven overzicht van de culturele hoogstandjes van het land bewijst: Zuid-Afrika's traditie. Een kort overzicht van kunst en cultuur in de Republiek van Zuid-Afrika (Zuid-Afrikaanse Ambassade, Den Haag 1969).
  12. G.J. Schutte, Nederland en de Afrikaners. Adhesie en aversie. Over stamverwantschap, Boerenvrienden, Hollanderhaat, Calvinisme en apartheid (Wever, Franeker 1986) en G.J. Schutte, De roeping ten aanzien van het oude broedervolk. Nederland en Zuid-Afrika, 1960-1990 (Suid-Afrikaanse Instituut, Amsterdam 1993).
  13. Ander voorbeeld: Piet Uys, 'Die Vrienden van Zuid-Afrika - oftewel die Vlaminge - gee waarlik om', in: Frontnuus. Tydskrif van die Vryheidsfront (oktober 1997) blz. 20.