Liturgische vernieuwing in gereformeerd perspectief
Ik maak dus geen onderscheid, zoals wel eens gedaan wordt, tussen het liturgische deel van de kerkdienst en de preek, waarbij met het liturgische deel meestal de liederen en de gebeden bedoeld worden. Soms ook alleen de liederen, zoals dat doorklinkt in de vraag van een koster aan de dominee op zaterdag: Hebt u de liturgie al klaar voor morgen? Onder liturgie versta ik dus de gehele kerkdienst, van het begin tot het eind, inclusief de viering van de Heilige Doop of het Heilig Avondmaal, of andere bijzonderheden.
Liturgische vernieuwing betekent dan dat de gebruikelijke vorm van de eredienst gewijzigd wordt, met de bedoeling dat de eredienst beter zal functioneren naar de gemeente: meer betrokkenheid, versterking van de beleving. Deze wijziging kan betrekking hebben op sommige onderdelen van de eredienst, en zo'n wijziging van een onderdeel kan beleefd worden als een vernieuwing die het geheel raakt. Wanneer we altijd in de morgendienst het gebod des Heren gehoord hebben door de voorlezing van de Tien Geboden uit Exodus 20, dan is het verrassend als dit gebod tot ons komt in de lezing van de apostolische vermaning uit Romeinen 12:9-18. Dan kan gedurende de gehele kerkdienst een ander gevoel geven.
Wanneer wij in dit artikel over liturgische vernieuwing in gereformeerd perspectief nadenken, bedoel ik daarmee dat we er voor willen zorgen dat bij de vernieuwing van de eredienst het gedachtegoed van de Reformatie - zoals dit is uitgedrukt in de drie sola's - bewaard blijft. Ja zelfs door die vernieuwing meer tot zijn recht komt.
Voortgaande aandacht voor de eredienst
Het bezig zijn met de vormgeving van de eredienst, is een voortgaand gebeuren. Het is goed om dat te bedenken. We moeten niet menen dat het aan het eind van de twintigste eeuw iets nieuws is. Door de eeuwen heen is men in de kerk daarmee doende geweest.
In ons land is de vormgeving van de synode van Dordrecht 1618/19, bekend als de liturgie van Dordt, eeuwenlang bepalend geweest. We kennen die door de toevoeging in de kerkboekjes, achter de Psalmberijming 1773 en de enige Gezangen.
Voor de eredienst van de gemeente waren de invoering van de Psalmberijming 1773 en van de Evangelische Gezangen in 1807 sedert Dordrecht de eerste vernieuwingen. In 1817 werd op de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk voor het eerst meer uitgebreid nagedacht over de eredienst, zonder dat het tot ingrijpende veranderingen kwam. Aan het eind van de 19e eeuw komt in ons land de liturgische beweging op gang, waarin aansluiting wordt gezocht met de liturgie der eeuwen, van de voorreformatorische Romeinse traditie [1].
Deze lijn is in de tweede helft van deze eeuw voortgezet in het werk van de prof.dr. G. van der Leeuwstichting, de sectie eredienst van de Raad van Kerken en het Samenwerkingsorgaan voor de eredienst van de SOW-kerken. Vernieuwing van de eredienst wordt nagestreefd door aansluiting bij de traditio romana. Men hecht veel waarde aan voorgeschreven schema's, met responsies, vastgestelde gebedsteksten en liederen. Als voorbeeld noemen we Onze hulp (1978), uitgegeven door de Van der Leeuwstichting op verzoek van destijds de Gereformeerde Deputaten voor de eredienst en de Hervormde commissie Dienstboek. Deze beide zijn nu opgegaan in bovengenoemd Samenwerkingsorgaan, waarvan de publicaties [2] als proeven zijn aangeboden aan de betreffende kerken met hun gemeenten om te beproeven als mogelijkheden voor de vormgeving van de eredienst. Het is niet te verwachten dat er ooit een definitief vastgesteld dienstboek zal komen omdat de praktijk van de vormgeving zeer verschillend is [3].
Er is dus sprake van een voortgaande bezinning op de eredienst van de christelijke gemeente. De vraag daarbij is steeds: op welke wijze zal de samenkomst van de christelijke gemeente zo vorm krijgen, dat de samengekomen gemeente, waaraan zoveel verschillende mensen deelnemen, de lofzeggende dienst voor Gods aangezicht met vreugde en bezieling zal beleven?
Noodzaak van vernieuwing
Is vernieuwing van de eredienst wel noodzakelijk? Bij deze vraag zijn twee tegenovergestelde benaderingen mogelijk. Je kunt beginnen bij de eredienst of bij de mens die eraan deelneemt.
Wanneer je de gegeven eredienst beschouwt als een vaste vorm, die voor altijd aan de gemeente gegeven is, om de ontmoeting tussen God en zijn gemeente gestalte te geven, dan zul je niet snel tot wijzigingen overgaan. Het blijft echter wel de vraag hoe je tot dat uitgangspunt komt. Je kunt bijvoorbeeld terug vallen op de liturgie van Dordt, maar dan heb je niet te maken met een goddelijke instelling, maar met menselijke besluitvorming. En als je deze liturgie zou willen herleiden tot een bijbelse oorsprong, doe je vergeefse moeite. Er zijn vanuit de eredienst van de nieuwtestamentische gemeente wel enige gegevens aan te reiken, die voor de eredienst van belang zijn, maar zeker niet een complete vormgeving, laat staan de liturgie van Dordt.
Neem je je uitgangspunt bij de mens die aan de eredienst deelneemt, dan ligt het anders. Wij hebben te maken met veranderingen, die ons leven bepalen. Dat heeft invloed op de manier waarop we aanwezig zijn in de eredienst, hoe we luisteren naar de verkondiging, hoe we deelnemen aan het zingen en hoe we de gebeden beleven. Dat we veranderende mensen zijn weten we van onszelf zeer wel. Daarbij zijn twee aspecten van belang. Ten eerste de voortgang van ons leven: ouder worden, levenservaringen opdoen. Ik geef van deze veranderingen een summiere aanduiding. Het maakt verschil of je 25 of 50 bent. Of je in je leven veel succes hebt gehad in je werk of dat je al vroeg uit het arbeidsproces bent geraakt door ziekte. Of je in relaties veel liefde hebt ervaren of niet. Door je eigen levenservaringen wordt gevoel bepaald. Of je mee kunt bidden of niet.
Werk je in een veeleisend bedrijf met weinig tijd tot relaxen, dan kun je de zondagse eredienst ervaren als een rustpunt, maar het kan evengoed andersom zijn. Dat je niet meer in staat bent je te concentreren op een preek van 30 minuten, omdat je gewend bent op grond van één A4-tje tekst door te hebben waarover het gaat. Je gaat je dan al gauw vervelen tijdens de preek.
Naast deze veranderingen in ons eigen leven zijn er ook de veranderingen in de cultuur. Soms zijn die twee groepen veranderingen nauwelijks te onderscheiden. Immers wij ondergaan de veranderingen in de cultuur en veranderen zo mee. Te denken valt aan de techniek, de secularisatie die ons leven niet onberoerd laat en het toenemend pluralisme en relativisme.
Deze culturele factoren werken op ons in, meer of minder, bij ouderen en jongeren. Vooral ook bij de jongeren. Hoe zullen we dan met elkaar op de zondag de eredienst van de gemeente beleven? Voelen we ons thuis, met ons veranderend levensgevoel en met onze wisselende levenservaringen? Of zegt het ons niets meer omdat we wel weten wat er gezegd gaat worden. Hebben we na het bijwonen van de kerkdienst nog meer een down-gevoel? Is ons verlangen naar ontmoeting met God niet vervuld? Worden we overheerst door gelatenheid, waardoor we tenslotte niets meer verwachten van de kerkdienst en afhaken? Zoals we dat helaas zien, niet alleen bij jongeren maar ook bij 25-plussers.
Of hebben we bij onszelf toch de stille verwachting dat het anders kan? Dat er mogelijkheden zijn om een ander geestelijk gevoel op te roepen, van bemoediging en vreugde, van bezieling en enthousiasme? We geloven toch dat de Heilige Geest vernieuwend werkt en zal dat dan ook niet betrekking mogen hebben op de gemeente en haar samenkomsten op de zondag? Is vanuit het werk van de Heilige Geest vernieuwing van de eredienst niet een gegeven mogelijkheid? Stellen wij de noodzaak van de vernieuwing van de eredienst vast, dan verwachten we het van de mogelijkheden van de Heilige Geest. Veni Creator Spiritus!
Mogelijkheden tot vernieuwing
Onder de verwachting van de leiding van de Heilige Geest mogen we dus bezig zijn met de eredienst. We voegen hier nog aan toe dat we het gereformeerd perspectief daarbij vasthouden, want we willen bij het heil van God in Jezus Christus bewaard blijven, door het geloof op grond van Gods beloften, die ons in de Schrift geschonken zijn. Dat willen we in de eredienst steeds weer beleven, in dat geloof willen we ook als gemeente samen versterkt worden.
Omdat het bij de eredienst gaat over de eredienst van de gemeente, is het goed in verband met de vernieuwing van de eredienst in te zetten bij de gemeente.
1. Raadpleging van de gemeente. Dat is het eerste wat vereist is. De leiding van de gemeente, de kerkenraad, heeft niet het alleenrecht om beslissingen te nemen, maar wel de taak te peilen wat er in de gemeente leeft. Soms is er duidelijk aarzeling bij de kerkenraad om signalen van de gemeente op te vangen, ja zelfs kan er weerstand zijn. Maar het kan toch niet zo zijn dat de kerkenraad een gesloten gebeuren is, los van de gemeente. Natuurlijk kunnen we spreken over de taak van de kerkenraad om leiding te geven, maar dan toch altijd in betrokkenheid op de gemeente. En daarom zou het goed zijn om op een gemeenteavond dit onderwerp aan de orde te stellen: Wat vindt u van de zondagse eredienst? Zo'n gemeenteavond vereist de nodige voorbereiding. Tijdige publicatie van de avond, informatie naar het jeugdwerk, naar kringen, om van hen inbreng te vragen. En op die avond vooral inventariseren wat er leeft en vervolgens aangeven wat er mee gedaan wordt.
2. Taalgebruik is een onderwerp om een gemeenteavond aan te wijden. In de eredienst worden woorden gesproken, wordt uit de Bijbel gelezen, worden liederen gezongen. Gebeurt dat met woorden uit de 17e-eeuw, de 19e of met woorden van voor 1950? Daar zit best verschil in. Hoe functioneert het naar de gemeente? Komen de woorden over? Wat ervaren jongeren als er gezongen wordt uit Psalm 27:1 (berijming 1773): 'Stiet zelf dit rot dat mij benauwt en haat, den voet en viel omdat het God verlaat'. Of evenzo: wat horen we in de woorden 'Gebenedijd zijn grote naam', Psalm 100:4, Liedboek.
Er wordt wel eens een pleidooi gevoerd voor een eigen uitdrukkingswijze van het geloof in de eredienst, de tale Kanaäns, vergelijkbaar met het kerklatijn van destijds in de Rooms-Katholieke kerk. Alsof de communicatie van het heil van God gebonden zou zijn aan een bepaalde taal uit een bepaalde tijd, alsof de Geest van Pinksteren er niet voor zou zorgen dat mensen in hun eigen taal over de werken van God zullen horen. Op het punt van de communicatie in de eredienst door woorden zal er sprake moeten zijn van een voortgaande vernieuwing.
3. Variatie in vormgeving. Omdat wij leven in een steeds veranderende wereld, waarbij we door de veranderingen geprikkeld worden in reactie en beleving, is het best goed afwisseling in de vormgeving van de eredienst te brengen. Deze afwisseling kan betrekking hebben op de onderdelen van de eredienst, zoals de lezing der geboden, de verwoording van de gebeden, de keuze van de liederen, de begeleiding van de liederen, de toespitsing van de prediking. Niet alleen in de onderdelen van de eredienst kan variatie aangebracht worden, ook in de toespitsing van een eredienst. Vanouds kennen we al de erediensten met Doop of Avondmaal.
We kunnen er ook toe overgaan om een aantal erediensten toe te spitsen op ouders met jonge kinderen, waarbij de preek de vorm heeft van de kindervertelling, en waarin liederen gezongen worden die de kinderen kennen van de basisschool of van de kinderclub van de kerk. Mogelijkerwijs zouden ook door een kinderkoor een aantal liederen gezongen kunnen worden. Daarnaast is het mogelijk om bijvoorbeeld één keer per maand in de avonddienst vooral de jongeren op het oog te hebben. We zien dat er een verschuiving is van deelneming aan de eredienst: de groep van 14-plussers komt vooral 's avonds. Het is best mogelijk om voor hen een speciale invalshoek te kiezen. Zij vinden allerlei liederen uit Opwekking (zie Kol. 3:16) begeleid met andere muziekinstrumenten dan het orgel (zie Ps. 150) aansprekend.
En wat betreft de verkondiging: in plaats van de inleiding op het thema verwoord door de voorganger, zou je kunnen denken aan een introductie die verbeeld wordt. Dat kan door gebruik te maken van posters of dia's. En je zou deze diensten Appèldiensten kunnen noemen.
Dit soort variaties zijn ingrijpend en moeten ook goed naar de gemeente toe voorbereid worden. Daarvoor zijn gemeenteavonden dan ook onmisbaar.
4. Deelneming gemeenteleden. Vanouds stond in de gereformeerde traditie de ambtelijke voorganger centraal. Echter, omdat de eredienst de eredienst van de gemeente is, mag de gemeente ook actiever in de eredienst betrokken worden. Dat kan niet afgedaan worden met: in je hart meezingen, meebidden en luisteren. Laat, als er voor de zending gecollecteerd wordt, vanuit de zendingscommissie iets gezegd worden. Laat de leden van de belijdenisgroep de schriftlezingen doen, laat de voorbeden in de eredienst eens voorbereid worden door een gebedsgroep, enzovoort.
Tenslotte
Veel is er aangeduid. Voor sommigen bekend en niets nieuws, voor anderen volstrekt ondenkbaar. In het gereformeerd protestantisme in Nederland zijn uitersten gegroeid, soms binnen hetzelfde kerkgenootschap. Ieder moet zich maar afvragen wat mogelijk is. Alles altijd hetzelfde laten kan niet.
De praktijk van vernieuwing van de eredienst vraagt veel tijd en geduld. Vernieuwing is een proces. Soms voel je grote weerstand. We leven in een tijd van veranderingen, met zoveel verschillende levenservaringen van jongeren en ouderen, met gemeenteleden die van elders zijn gekomen en met hen die hun leven lang tot een bepaalde gemeente behoren. Het is dan niet eenvoudig om samen de eredienst vorm te geven. Om samen de ontmoeting met God te beleven, waaraan de vormgeving in al zijn variaties dienstbaar mag zijn. En als we vernieuwen, blijven we gericht op het gereformeerd perspectief. Want we kennen onze God, de Vader van onze Here Jezus Christus, door zijn Woord. En door dit Woord werkt de Geest. Zeker, met onze vorm beschikken we niet over de werking van de Heilige Geest, maar we geloven wel dat de Heilige Geest ons creatief maakt.
- In deze beweging was G. van der Leeuw met zijn Liturgiek (Nijkerk 1940) en Sacramentstheologie (Nijkerk 1949) een van de voormannen.
- Als voorbeelden van dergelijke vernieuwing zijn ook te noemen de publicaties van dit Samenwerkings-orgaan. Deze worden gepresenteerd als Proeven voor de Eredienst. Dl. I Liturgie in dagen van rouw 1987, dl. II Bevestiging van ambtsdragers 1989, dl. III Doop en belijdenis 1993 en dl. IV-V DIENSTBOEK, een proeve. Schrift-Maaltijd-Gebed 1998.
- Andere publicaties over de vormgeving van de eredienst: H. Jonker, Liturgische oriëntatie, Wageningen z.j.; C. Trimp, De gemeente en haar liturgie, Kampen 1983; T. Brienen, 'Liturgie als dienst van de kerk' in De Kerk, Goudriaan-Kampen 1990 p.436-452; P. Oskamp en N. Schuman (red.), De weg van de liturgie.Tradities, achtergronden, praktijk, Zoetermeer 1998.