Eendracht maakt macht
Wat Lukas van de gemeente vertelt is zeer positief. De menigte van nieuwe-gelovigen is 'één van hart en ziel' (4:32). Ondanks alle verschillen van achtergrond en geloofservaring is men één. Nu is de kerk één of zij is geen kerk. Juist in de kerk geldt dat 'eendracht macht maakt'. De menigte van gelovigen is één in de lofprijzing en de aanbidding van de Here God om wille van Jezus, de Christus. In Hem is voor hen het hart van God helemaal open gegaan. Over alle verschillen heen, weet men zich één in God. Deze eenheid blijkt niet alleen een moment in de gezamenlijke geloofsbeleving te zijn, maar zich heel concreet uit te werken. Juist zij die de liefde van God in Jezus Christus ontdekken, krijgen oog voor elkaar. De eenheid in Christus blijkt de basis te zijn voor de eenheid met elkaar, als het cement tussen de stenen van het ene huis van God. De oude woorden uit de Thora blijken voor het ene Godsvolk nog steeds heel waar te zijn: 'er zal echter geen arme onder u zijn' (Deut. 15:4). Spontaan verkopen sommige gemeenteleden hun land en/of huis en stellen het geld beschikbaar aan de gemeente, opdat er niemand behoeftig onder hen zal zijn. De diaconie moet haar werk goed kunnen doen. Want armoede is de Here een gruwel. Eenheid maakt macht!
Ook Barnabas, een Leviet uit Cyprus verkoopt zijn akker en stelt de opbrengst ter beschikking aan de gemeente. Blijkbaar was Barnabas, door het geloof in Jezus, het hart geopend voor de wet van God. Want volgens deze oude instelling mocht een Leviet helemaal geen land bezitten (Num. 18:20 en Deut. 10:9). In dienst van God, moest men zich niet op eigen land of goed terugtrekken, maar onderhouden worden door het volk van God. Barnabas doet dus eigenlijk niet veel meer, dan wat hij allang als Leviet had moeten doen. Toch is het signaal dat van zijn daad uitgaat groot. Eendracht maakt macht; het geloof in Jezus, het één van hart en ziel zijn voor God, maakt je ook één met elkaar.
Het is wel nodig om deze volgorde goed in het vizier te houden. De eenheid in God schept de band van eenheid met elkaar. Waar deze volgorde verdwijnt of wordt omgekeerd gaat alles mis. Daar verwordt het geloof tot wetticisme of tot schijnvroomheid en heft de gemeente zichzelf op. We zien het gebeuren in het vervolg, bij Ananias en Saffira. Ook Ananias en Saffira willen in de rij van Barnabas gezien en geteld worden. 'Heb je het gehoord, ook Ananias en Saffira....' Alleen Ananias en Saffira kunnen het innerlijk niet opbrengen om heel de opbrengst aan de gemeente ter beschikking te stellen. Zij willen bij de 'grootsten' in de gemeente geteld worden, terwijl zij aan deze geestelijke hoogstand niet kunnen voldoen. Hun plan is snel gemaakt: we doen alsof. Niemand toch die dit door heeft? Maar ook al hebben zij alles van tevoren goed overdacht, met de Geest van God 'die de harten doorzoekt en de nieren proeft' hebben zij niet gerekend. Ananias en Saffira verkopen hun land niet vanuit hun toewijding aan God en oog voor de armen in hun midden, maar om zelf gezien en geteld te worden.
Terwijl zij hun land helemaal niet hadden hoeven te verkopen. Zij hadden hun land ook goed kunnen verkopen en een deel van het geld aan de gemeente kunnen geven. Alleen voor de Levieten was het plicht om hun land te verkopen. Maar Ananias en Saffira willen net zo zijn als Barnabas, en juist hierdoor zetten zij de eenheid van de gemeente op het spel.
Met het gezag van de Geest van God ontmaskert Petrus deze onderlinge huichelarij als zonde tegen God. Het omgaan met elkaar en het leven met God blijken wel heel nauw verbonden te zijn. Wie deelt in de eenheid van de lofprijzing en aanbidding van God in Christus, die krijgt oog voor de (nood van de) ander in het ene lichaam van Christus. Maar ook omgekeerd: wie willens en wetens de eenheid in de gemeente op het spel zet, die zondigt tegen God!
Als in een rechtszaak oordeelt Petrus Ananias en Saffira. In Israël gold een woord uit de mond van twee of drie mensen als waar. Ananias en Saffira lijken sterk te staan: als twee getuigen betuigen zij exact hetzelfde. Hun getuigenis gold dus als waar, als juridisch betrouwbaar. Maar wat in de wereld allemaal als juridisch waar geldt, is dit voor God nog niet. Juist omdat deze onoprechtheid juridisch zulke sterke papieren heeft, is het oordeel van de Geest zo radicaal. Deze geestelijke houding kan en mag geen bestaansrecht hebben in de gemeente van Christus, omdat zij het ene lichaam van Christus stuk breekt. Ananias en Saffira maken hun eigen bestaan in de gemeente onmogelijk, doordat zij, onder de mom van één zijn met de ander, de eenheid in de gemeente opblazen. Want alleen 'eendracht maakt macht', eendracht in God en met elkaar.
Scherp is Petrus in zijn analyse van deze daad. 'Je hebt de Heilige Geest bedrogen', zegt hij tegen Ananias (5:3) en tegen Saffira: 'Hoe hebben jullie kunnen overeenkomen om de Geest des Heren te verzoeken?' (5:9). Deze daad van Ananias en Saffira is zonde tegen de Heilige Geest. De zegen en vrucht van de Geest is het geloof en de toewijding aan God, zodat je met je eigen gaven een eigen plekje mag vinden in het ene lichaam van Christus. De zonde tegen de Geest is precies het omgekeerde: willens en wetens de gemeente van Christus stuk maken. 'Zondigen tegen de Heilige Geest is dus zondigen tegen de gemeenschap met en de liefde tot elkaar' (A. van de Beek). Wie zo met de gemeente speelt, speelt met het vuur van God en maakt het zichzelf onmogelijk.
Lukas tekent ons de gemeente van Christus vanuit haar wezen, de eendracht die haar macht is, in licht en donker. Deze tekening leert ons (aan)bidden
'Schep, God, een nieuwe geest in mij,
een geest van licht, zo klaar als Gij;
dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt
en ga de weg die U behaagt.' (Gezang 437:2)