De treden van onze dagen. En toch zit het me dwars….

Gebeurt er nog wat? Het is warm, het is vakantie, we beleven vandaag een stukje van de tweeëndertigste hittegolf van deze eeuw en ik wordt geacht om me heen te kijken op het 'brede, kerkelijke, theologische en gemeentelijke vlak', aldus de redactie, ten einde te zien wat daar zoal 'gebeurt'. En wat gebeurt daar? Niet zo heel veel. Dat heeft met de komkommertijd te maken, maar ook met het feit dat er in de kerk überhaupt maar weinig gebeurt wat daarbuiten zichtbaar wordt.

Wat de mensen wel bezig houdt, althans eventjes, want we vergeten snel, is een verschrikkelijk ongeluk in Zwitserland, met twintig dodelijke slachtoffers. Canyoning heet de sport die hen fataal is geworden. Gevaarlijke sporten zijn 'in'. Je kunt over gletschers heenschuiven, met z'n allen aan een touwtje, gewapend met een pikhouweel. Of je kunt uit een helikopter bungelen, ook aan een touwtje, maar dan in je eentje; hoe dat heet weet ik niet precies. Je kunt ook gezamenlijk gaan canyonen in de bergen, waarbij je grote risico’s neemt en onvoorstelbare ellende teweeg kunt brengen, zoals blijkt. Het is het risico dat de kick geeft. Prompt verschijnt er na het ongeluk een psycholoog op de buis die ons uitlegt dat we het tegenwoordig te gemakkelijk hebben: we lopen geen gevaar meer, en daardoor zoeken mensen het gevaar juist op door zich te storten op riskante sporten. Dit soort sporten doen het niet in oorlogstijd, dan is er risico genoeg, maar in een tijd van welvaart, betrekkelijke vrede en stabiliteit dringt het verlangen naar sensatie zich op. Vandaar dus. Tja.

In die setting is het heel goed te begrijpen dat 'de kerk' mensen niet aanspreekt: de kerk als organisatie is geen leverancier van spannende happenings (al is ze wel draagster van spannende Verhalen), zij is eerder synoniem geworden voor stoffigheid. Een predikant is geen entertainer, de meesten althans niet. Kerkdiensten staan voor de saaiheid bij uitstek, vooral jongeren en mensen die ze nooit bezoeken vinden dat. En zo werd onlangs gepleit voor de oprichting van een nieuwe Bond.

Een nieuwe bond i.o.

De bond die ik bedoel is de bond van kerkdienstweigeraars, die zich onlangs in het dagblad Trouw profileerde. In vijf afleveringen kwamen twintigers aan het woord die een anti-autoritaire christelijke opvoeding kregen. Ze werden niet opgevoed met de Heidelberger Catechismus, maar met de kinderbijbel van Karel Eykman. Er is wel geprobeerd bijbel en geloof over te dragen, maar er moest vooral niets moeten. Hun ouders waren jong in de jaren zestig en zeventig, en voedden in die stijl hun kinderen op. De jongeren van de bond van kerkdienstweigeraars vormen samen een schrijverscollectief dat zich 'United Knowlegde' noemt. In de laatste aflevering komen ze gezamenlijk aan het woord en stellen ze voor voornoemde bond op te richten.

'Jonge kerkverlaters' heette de serie, en met kromme tenen heb ik de afleveringen gelezen. Juist omdat ik er zo ontzettend veel in herken, had ik er ook zo ontzettend veel moeite mee. Er zijn jonge mensen aan het woord, die in de meeste gevallen helemaal niet negatief denken over God of geloof, die zich op zijn minst bepaalde elementen van de bijbelse boodschap hebben eigen gemaakt, maar die, vrijwel zonder enige uitzondering, niets meer zien in het fenomeen kerk. Lang niet altijd is dat oppervlakkigheid of individualisme. Ik maak het te vaak mee in de praktijk dat mensen werkelijk op zoek zijn naar God, bezig zijn met de diepste vragen van het mens-zijn, bezig zijn met de bijbel, en vervolgens het in de kerk niet vinden. Welke kerk, dat doet er niet toe. 'Ik dacht', zegt een jonge kerkverlater, 'dat God en de kerk iets met elkaar van doen hadden. Sinds ik daar geen last meer van heb, geloof ik weer. En kan ik weer rustig bidden, zonder dat iemand zich ermee bemoeit.'

Het is vooral de kerkdienst die het moet ontgelden. Negentig minuten kerkdienst bevat ongeveer net zo veel beeldwisselingen als twintig seconden MTV, dus dat leg je altijd af. En het zingen is nog het ergste: dit kan echt niet.

In een andere serie in Trouw ontmoeten we van tijd tot tijd verhalen van drie generaties gereformeerden. Ouderen bijna zonder uitzondering getuigend van het rijke kerkelijk leven. Vroeger, onmiskenbaar vroeger, toen er nog van alles moest. Dan komt de generatie veertigers, die kerkelijk zijn begonnen, in de jaren zestig en zeventig een aantal zaken hebben afgezworen, soms binnen de kerk toch de ruimte hebben gevonden die ze zochten en zijn gebleven. En dan heb je de mensen van rond de twintig. Spiritualiteit, er is wel 'iets', bidden, interesse in 'het hogere', maar de kerk? Nee, dank u.

De kerk die deze twintigers hebben leren kennen is de kerk van pa en moe, die bevrijd zijn van een aantal dwangetjes en die een kerk wilden waarin vooral niets moest moeten, waar het ging en gaat om het vinden van ruimte en inspiratie. Dat is passé. Jongeren vinden die ruimte en inspiratie liever daar waar ze niet verpakt zitten in (liturgische) vormen die hopeloos achterlopen. En het is waar: gevestigde kerken zijn op liturgisch gebied ongelofelijk conservatief. Alles moet zo blijven zoals het was, al veranderde de aarde van plaats en werden de bergen verzet in het hart van de zee: zo hoort het! En als ze wel vernieuwing willen, dan komt er bijvoorbeeld een dienstboek uit in een wereldvreemde taal, waarvoor je als theoloog eerst een cursus gevolgd moet hebben om het te kunnen gebruiken. Anders snap je 't namelijk niet. En dat communiceert niet lekker.

Ik hoop twee dingen: dat de kerk verstaanbaar is en wordt voor gewone mensen, en ook dat de bond van kerkdienstweigeraars zich toch niet te snel het bos in laat sturen, want daar is het al zo druk op zondag.

Dat het slecht gaat met de kerk is niet verbazingwekkend; zij heeft het MTV-tij niet mee. En toch heeft ze een eigen verhaal, en heeft ze jongeren nodig om dat verhaal te (be)leven. De kerk is de enige plaats waar mensen van verschillende leeftijd, opleiding, beroep, opvattingen en sociale klasse elkaar vinden. Dat gaat helaas niet meer voldoende op in de middle class kerk die we vaak zijn geworden, maar voor zover het nog wel zo is, zie je in de kerk toch iets heel unieks wat je elders niet op die manier vindt. Het is dan ook de enige plaats waar ik me kan oefenen in de liefde voor mensen die mij helemaal niet liggen. Waar doe ik dat nou anders? Ik word er lastig gevallen. In de kerk word ik onmiddellijk en onzacht verlost van mijn idealen over mensen en leer ik een heleboel over het geduld van God. Het is één van de weinige plaatsen waar ik aangesproken word op commitment aan God en aan elkaar, en waar 'spiritualiteit' meer is dan de som van mijn eigen verlangens. Toch maar een klein beetje zuinig zijn op die kerk. Ze is niet van gisteren, ze moet alsjeblieft gewoon blijven doen. De kerk mag ook nog een keer een plaats zijn waar 'de rust geschonken wordt', en waar je je niet op hoeft te laten jutten door wat nu weer trendy is. Daarmee bedoel ik geen wereldvreemdheid, maar wel nuchterheid. De mode van vandaag is morgen weer achterhaald. Ik hoop op een kerk met liefde voor alle mensen, èn met een gezonde dosis eigenwijsheid. Ziezo, zo heb ik mijn eigen verontrusting over deze twintigers en over hun weerzin tegen de kerk weer mooi tot zwijgen gebracht. (En toch zit het me dwars...).

Terug van weggeweest

Een paar jaar geleden werd het gesignaleerd: God is weer terug, religie is weer in, maar Jezus Christus is van het toneel verdwenen. Nu is ook Jezus weer terug. Althans, als je let op de hausse aan Jezus-boeken die in het afgelopen jaar op de markt zijn verschenen, zou je wel denken dat Hij bezig is aan zijn retour. Naast de boeken van Kuitert en Van de Beek kwam nog het één en ander op de markt. Jezus is weer een thema. Kuitert richtte zich met zijn Jezus-boek vooral op ex- en nog-gereformeerden die aan bevrijding toe zijn: de ouders van de kerkverlaters uit Trouw. Die generatie is aan het voorbijgaan. Jongeren zullen naar dit boek niet zo snel meer grijpen. De Leidse dogmaticus Van de Beek schreef 'Jezus Kurios', waarin hij juist opkomt voor het klassieke dogma over de godheid van Christus. Christus is God, die ons leven, ons lijden en onze schuld draagt. Een boek voor vakmensen, waar echter geïnteresseerde gemeenteleden heel veel in kunnen vinden. Een goed boek voor 'outsiders' over Jezus heb ik nog niet gesignaleerd, maar de belangstelling voor christologie is wel veelzeggend. Je kunt het over minder hebben; in de christologie gaat het om het hart van het geloof: Jezus, de God die mens werd.

Het valt me op bij orthodoxe gemeenteleden dat de moeite met het mens-zijn van Jezus vaak groter is dan de moeite om te aanvaarden dat in Hem God op aarde kwam. Althans: in theorie. Hij is dan een soort halfgod geworden. Iemand die 'dat allemaal wel kon doen, want Hij was immers toch God'. En dan blijft Jezus een verhevenheid van ver weg. Juist daarom is het nodig om weer opnieuw te reflecteren op het functioneren van het christologisch dogma in het geloof van de gemeente en zo het skandalon opnieuw te ontdekken. 'Waarachtig mens', ons onuitsprekelijk nabij. En Deze is God.

Reformatorischen en evangelischen zijn diegenen die het altijd al veel over Jezus hadden, ook toen andere stromingen in de kerk er 'niet zoveel mee konden'. Ze mogen het van mij nog wel wat vaker over Hem hebben, maar dan over de Heer die ons nabij kwam en die mensen riep om Hem heel concreet na te volgen. Misschien gebeurt er dan iets en krijgen we spannende verhalen in de kerk. De grijsheid van 'alles-moet-toch-ongeveer-wel-kunnen-en-het-verplicht-je-tot-niets' zal verdwijnen. Evenals het moeten voldoen aan een aantal sociale codes waarvan geen mens ter wereld kan zeggen wat het met Jezus te maken heeft. 't Lijkt me boeiend. Want, om nog even terug te komen op het voorgaande thema: meestal, als je toch ziet dat jongeren bij het geloof en bij de gemeente bewaard worden, is dat wanneer ze aan ouders of andere mensen hebben gezien dat het wat mag kosten. Wanneer er keuzes gemaakt zijn die ertoe deden. En dan maakt het verder niet eens zoveel uit of die mensen zich nu schaarden in de kring der anti-Kalkar- of Greenpeace-demonstranten of dat het bevlogen geloofszendelingen waren. Geloof betekende wat, geloof in Christus werd ergens, op een bepaald moment in de levensgang concreet. Er gebeurde iets, het gaf richting aan het leven, bepaalde de fundamentele keuzes. Het moet ertoe doen. 'Navolging' heet dat geloof ik.

Tenslotte nog twee opmerkingen die mij de afgelopen dagen bijbleven en ook een beetje moed gaven. De eerste is van Willem Barnard, naar aanleiding van I Samuël 4 en 5, waarin er met de ark Gods gerommeld wordt. Soms laat God dat gebeuren, en soms niet. 'Want wij mensen kunnen niet beschikken over de Presentie Gods, maar ook niet over de Absentie' (cursivering van Barnard).

De andere opmerking komt van een nuchter gemeentelid en gaat over de millenniumgekte, die niet alleen in de computerwereld, maar ook in de kerk de gemoederen bezighoudt: 'Wanneer komt Jezus terug? Nou, in ieder geval niet volgend jaar, want dan wordt er te veel op Hem gerekend!'

Conclusie: laten we voorlopig maar gewoon doorgaan.

In de rubriek 'De treden van de dagen', die drie keer per jaar zal verschijnen, worden kanttekeningen geplaatst bij actuele gebeurtenissen of ontwikkelingen in onze samenleving. Van de auteurs wordt verwacht dat zij positie innemen, zonder zich daarbij te verschuilen achter een rij van literatuurverwijzingen van gerespecteerde auteurs. De titel van de rubriek is ontleend aan een gedicht van Judith Herzberg.