Waar het op aankomt

Een werkboek bij het begin van een nieuwe eeuw en een nieuw millennium
Drs. B.H. Rootmensen

De afgelopen dagen hield ik me bezig met het nieuwe boek van Bernard Rootmensen: Waar het op aankomt.[1] Het dient zich aan als een werkboek bij het begin van een nieuwe eeuw en een nieuw millennium. Rootmensen ziet het boek zelf als de voltooiing van een drieluik. Zijn eerste boek Veertig woorden in de woestijn beleefde intussen een twaalfde druk. Daarna verscheen Oases in de woestijn. Nu dus deel drie Waar het op aankomt. Alle drie de boeken zijn werkboeken, alle drie zijn ze heel schematisch opgezet, alle drie zijn ze bedoeld om gelovigen te helpen temidden van de turbulente veranderingen opnieuw te ontdekken waar het in het christelijk geloof ten diepste om gaat.

Rootmensen is niet de eerste en de enige die de crisis van christendom en kerk thans in Europa, geduid heeft als een woestijn- of een ballingschapservaring. Beide woorden, woestijn en ballingschap, verwijzen naar beproeving, loutering, intensivering van de hoop op een nieuw begin. In de eerste twee boeken ging Rootmensen uit van de woestijnervaring, thans kiest hij voor de ballingschap als leermodel. Het gaat dan om de trefwoorden; loutering, concentratie, confrontatie en vernieuwing. Het is duidelijk dat bij Rootmensen het accent ligt op de nieuwe mogelijkheden, die juist in zo'n moeilijke periode ontwikkeld kunnen worden. Daardoor is het boek, dat hij schreef een moedgevend boek aan het begin van een nieuw millennium.

Zelf ben ik, juist wanneer de vergelijking met de ballingschap gemaakt wordt, ook sterk onder de indruk van het oordeel. Wanneer we de crisis waarin we ons thans bevinden, vergelijken met een woestijnperiode, dan kan het accent liggen op loutering en vernieuwing. Wanneer we spreken over ballingschap is het eerste dat bij mij bovenkomt de gedachte aan schuld en oordeel. Wanneer ik dat hier en daar wel eens naarvoren breng, is de reactie vaak enigszins afwerend. Men wil het ballingschapsmodel wel hanteren om te wijzen op nieuwe creatieve mogelijkheden, maar men lijkt niet zo graag te gaan zitten treuren vanwege onze schuld. 'Wat schiet je daarmee op?', zei eens iemand tegen mij. 'We moeten toch verder.' Dat gaat mij echter te vlug. Is het vanzelfsprekend dat God ons nieuwe mogelijkheden geeft, zoals Hij die eens gaf aan Israël in de periode van ballingschap?

'Wij kunnen toch geen schuld belijden vanwege de daden van ons voorgeslacht?', zei een ander. De godsdienstoorlogen in Europa, de slavenhandel die onze calvinistische voorvaderen bedreven, de onderdrukking van vrouwen en minderheidsgroepen, het zegenen van de wapens tijdens onrechtvaardige oorlogen, het liberalisme van de vaderlandse kerk, waardoor zoveel mensen van deze kerk vervreemdden en het onoplosbare probleem van de kerkelijke verdeeldheid op het protestantse erf ontstond, de moord op zes miljoen joden: het zijn allemaal vreselijke zaken, maar moeten wij daarover vandaag gaan treuren en schuldbelijden?

Mijn antwoord is een volmondig 'ja'. Misschien wil God zich nog over ons ontfermen en ons nieuwe kansen geven. Maar ik vind eigenlijk dat wij christenen in Europa het absoluut niet waard zijn. Het zou rechtvaardig zijn, wanneer de kandelaar werd weggenomen. Maar dat zou wel heel erg zijn voor de komende generaties. Daarom kunnen we niet anders dan roepen uit de diepte: 'Here, kere van ons af, uw vertorend aangezicht'. Ik zie momenteel met verlangen uit naar de bidstond eind november in de Domkerk in Utrecht, waar roomskatholieke en protestantse christenen uit allerlei kerken samen komen om zich te verootmoedigen aan het begin van een nieuw millennium. Zelden gaf ik mijn naam met zoveel overtuiging aan een initiatief van christenen dan juist aan dit initiatief.

Het bovenstaande betekent voor mij niet, dat ik verder stil wil zitten. Dat kan trouwens niet. Elke zondag preek ik en ik mag mede leiding geven aan een missionaire organisatie. Steeds ben je dan bezig om in een tijd, die aan alle christelijke vanzelfsprekendheden voorbij is, woorden te vinden om het onzegbare uit te zeggen. Ballingschap betekent in ieder geval ook concentratie op het meest wezenlijke. Wat zouden we bij alles wat we kwijt geraakt zijn, voor geen goud kwijt moeten raken? Hier valt van Rootmensen veel te leren.

Ik wil het op mijn manier in de volgende punten samenvatten.

1. Het is eerder denkbaar, dat God vanwege alle schuld zijn kerk zou verlaten dan dat Hij de wereld in de steek zou laten. Als er iets christelijk is, dan is het moed hebben voor de wereld, omdat ze Gods wereld is en blijft.

2. Een werkelijk nieuw begin zal moeten bestaan in de overbrugging van de kloof tussen zondag en maandag, geloven en weten, verstand en gevoel, openbaring en ervaring. Het gaat in het geloof niet om een aparte wereld naast onze wereld, maar het gaat om deze wereld en dit leven voor het aangezicht van God, die er alles in investeert.

3. Gelovigen moeten de grondwoorden van de schrift, het bijbels ABC, opnieuw leren spellen om zo te ontdekken hoe onze uitgeholde, door leegte en zinloosheid aangevreten cultuur erdoor kan genezen. Ze zullen gaandeweg steeds bondgenoten tegenkomen, die op hun manier op zoek zijn naar precies die dingen waar de Schriften over spreken: gerechtigheid, barmhartigheid, liefde, vrede.

Ik moet zeggen, dat dit alles mij zeer aanspreekt. Het doet me heel sterk denken aan het elan van de Hervormde Kerk in en direct na de oorlog. Er was een samenbindende visie vanuit de Schrift ten dienste van het volk en de cultuur. Vandaag hoor je bijna niets anders dan: dat was veel te optimistisch. Maar het alternatief is dat er vandaag geen samenbindende visie meer is, het SOW-proces aan ernstige geestelijke bloedarmoede lijdt en weinig mensen om ons heen de indruk hebben, dat het geloof werkelijk iets toevoegt aan het leven.

Christenen zijn in vele circuits uiteengevallen. Sommigen zijn geheel geseculariseerd. Anderen zijn langzamerhand aan het afhaken. De meest actieven zijn òf behoudend met weinig aansluiting bij de cultuur òf evangelisch met horigheid aan de cultuur op het punt van de individuele ervaring, die alles opzuigt. Dat het toch ook nog anders kan, de circuits overstijgend, heb ik door het lezen van Rootmensen, opnieuw ontdekt.

In de ballingschap heeft Israël vooral geleerd, dat het naar veel profeten ten onrechte niet geluisterd had. Onze twintigste eeuw heeft ook profetische figuren gekend. We hebben hen veel te snel voor verouderd verklaard. Uittocht uit de ballingschap zal niet plaats vinden, wanneer we niet opnieuw hun leerling willen zijn.

  1. Meinema, Zoetermeer 1998, 208 blz., F29,90