Eeuw van de psychologie

Gerard Heymans. Het is de 20e september van het jaar 1909. Een eminent gezelschap van hooggeleerden en zeergeleerden is verzameld in de aula van de Groningse Universiteit. Een rijzige man van even in de vijftig beklimt het sprekersgestoelte. Een klein rond brilletje, een vlassig baardje en een eerbiedwaardige toga maken duidelijk dat we te maken hebben met een professor die de mores van zijn dagen verstaat en eerbiedigt.

We hebben het over Gerard Heymans, Nederlands eerste hoogleraar in de psychologie. In het jaar 1892 had de Groningse Universiteit de moed, geholpen door een kleine subsidie van 500 gulden van de overheid [1], om voor hem een psychologisch laboratorium in te richten. Daarmee was de vestiging van de academische (experimentele) psychologie in Nederland een feit. Heymans was een productief geleerde die internationale faam verwierf. Als hij in 1909 als aftredend rector magnificus het sprekersgestoelte beklimt, zijn de verwachtingen hooggespannen. Direct bij de aanvang van zijn rectorale rede blijkt al dat de gedachten van deze hoogleraar hoger stijgen dan gebruikelijk vanachter een universitaire katheder. Heymans spreekt over de toekomstige eeuw van de psychologie [2].

Aansluitend bij het levensgevoel van de man van middelbare leeftijd, die 'in heiter oder düster resignation' zijn levensweg overziet, vraagt Heymans naar de zin van zijn arbeid: wat heeft zijn nieuwe wetenschap allemaal opgeleverd en wat zal er van geworden in de toekomst? De 19e eeuw wordt wel de eeuw van de natuurwetenschappen genoemd, zo betoogt Heymans. En terecht. Niet alleen hebben deze wetenschappen voortreffelijke ontdekkingen gedaan, vooral hebben ze met hun resultaten het alledaagse leven, wij zouden nu spreken van de psycho-sociale werkelijkheid, van de man in de straat beïnvloed. Heymans noemt de stoommachine, elektriciteit, verf- en kleurstoffen, kunstmest, narcose en anticonceptiva. Als een gulle Sinterklaas hebben de natuurwetenschappen van hun resultaten uitgedeeld. En toch... En toch... Zijn de mensen er gelukkiger geworden? Heymans spreekt, let wel in het jaar 1909, over pessimisme, toegenomen depressiviteit en suïcidaliteit, over steeds vaker voorkomende echtscheiding en een steeds frequenter veranderen van werkkring. Eerder symptomen van desintegratie dan signalen van toegenomen geluk.

Hoe zou het komen dat 'nu de weldaden van wetenschap en cultuur ons rijkelijk toestromen het leven steeds meer een gevoel van leegte oplevert', zo vraagt Heymans zich af. Zijn antwoord is helder. Levensvreugde is niet een kwestie van omstandigheden, maar van persoonlijkheid. Mede door de stormachtige ontwikkelingen van de wetenschappen zijn we vervreemd van onszelf, onze medemens en van, zoals Heymans het noemt, de wereldgrond. Door de versplintering van onze persoonlijkheid hebben we talloze aspiraties, waarvan er vanwege hun wederzijdse conflicten en onderlinge remmingen geen enkele tot volle ontplooiing komt. We willen duizend dingen, maar niets met ons gehele hart en met onze gehele ziel. We zijn door het wegvallen van duidelijke culturele waarden onzeker geworden over onze belangrijkste levensbeslissingen, zoals huwelijk, beroep en godsdienst. Door de duizend verschillende wegen die ieder van ons gaat, zijn we niet alleen vervreemd van onszelf, ook het begrip voor de ander neemt af. We kunnen de ander niet meer volgen in de weg die hij gaat.

Ten slotte zijn met betrekking tot het verstaan van de werkelijkheid ook nog de onomstotelijke godsdienstige waarheden aan het wankelen geraakt. Met alle negatieve gevolgen van dien. Door het wegvallen van religieuze zekerheden zijn mensen duidelijk minder stabiel in hun gevoelsleven geworden: prikkelbaarder, achterdochtiger, negatiever.

Na deze sombere inleiding wendt Heymans zich tot de psychologie. Wat heeft deze nieuwe wetenschap te bieden? Daarover is de Groninger geleerde uitgesproken optimistisch. Via de psychologie kunnen we onszelf, de ander en de zingevende wereldgrond hervinden. Door kennis te verwerven over de wetten van het bewustzijn en inzicht te krijgen in de structuur van ons karakter, ontstaat er ook helderheid over motieven en behoeften die ons gedrag bepalen. Via de psychologie kunnen we weer inzicht krijgen in de idealen die ons bewegen! De toekomstige psychologie zal ons helpen ons leven naar tevredenheid in te richten. Uitbreiding en verdieping van het psychologische kennisdomein zal ook leiden tot een beter verstaan van het gedrag van de ander en de motieven daarachter. Conflicten zullen verminderen en het wederzijds begrip toenemen. De psychologie, zo voorspelt Heymans ten slotte, zal wellicht ook weer vaste grond onder de voeten geven als het gaat om de levensbeschouwelijke oriëntatie. Heymans doelt daarbij op zijn leer van het psychisch monisme, waarin hij de mens voorstelt als deel van de omvattende wereldziel die zich ontwikkelt via de verbetering van de menselijke soort.

Objectiviteit en wetmatigheid

De optimistische woorden van Heymans zijn nauw verweven met zijn wetenschappelijk onderzoek. Vanuit zijn laboratorium heeft hij uitvoerig onderzoek gedaan naar het zogenaamde psycho-fysisch parallellisme. Op grond van tal van proeven op het terrein van zintuiglijke waarneming (daar waar lichaam en geest samenkomen) komt hij tot de slotsom dat het materiële een verschijningsvorm is van het psychische. Deze gedachte werkt hij verder uit tot een metafysica 'auf Grundlage der Erfahrung' [3], waarin hij de werkelijkheid schildert als een omvattend wereldbewustzijn, waarin de mensen participeren als bewustzijnsconcentraties binnen een groter geheel, ongeveer zoals individuele gedachten deel uit maken van het meer omvattende menselijke bewustzijn. Het is nu de taak van de psychologie om de causale verbanden binnen het psychisch functioneren te onderzoeken en als wetmatigheden te formuleren. Dat vraagt uitvoerig en nauwgezet empirisch onderzoek. Dat onderzoek zal ons niet alleen van lieverlede steeds dichter brengen bij de geheimen van het menselijk functioneren, maar ook bij het mysterie van de wereldgrond.

Heymans is vooral bekend geworden vanwege zijn karakterologie. Op grond van uitvoerig enquête-onderzoek en (voor die tijd) geavanceerde statistische verwerkingen daarvan, kwam hij tot een systematische indeling van karaktertypen die later bekend is geworden als de kubus van Heymans. Dit onderzoek heeft hem de psychologische basis verschaft voor zijn leer van goed en kwaad, zoals hij die beschrijft in zijn 'Ethik auf Grundlage der Erfahrung' [4]. Mensen handelen goed als ze dat doen op zo objectief mogelijk grond, zo is zijn stelling. Tussen de regels door wordt duidelijk dat het flegmatische karaktertype daartoe het best in staat is.

Het gehele oeuvre van onze eerste psycholoog staat in het teken van het leveren van een wetenschappelijke basis voor zin en moraal, waarin objectiviteit en wetmatigheid sleutelwoorden zijn. Al met al lijken de 500 gulden subsidie van de overheid voor het psychologisch laboratorium een verantwoorde investering te zijn in de toekomstige eeuw van de psychologie.

Subjectieve beleving

Het ideaal van de objectieve wetenschap, waar Heymans zich bij thuis voelde, heeft inmiddels een danige deuk opgelopen. In de jaren twintig en dertig werden in Amerika baanbrekende ontdekkingen gedaan op het terrein van de bedrijfspsychologie. Onderzoek naar arbeidsproductiviteit bracht aan het licht dat niet zozeer de objectief meetbare factoren (zoals werktijden, belichting en hiërarchische structuren) bepalende invloed hebben. Veel meer zijn dat belevingsaspecten die samen hangen met intermenselijke verhoudingen. Die bepalen de inzet en motivatie van werknemers. Niet de dingen die we in een laboratorium meten, maar de zaken die we in het leven van alle dag tegenkomen hebben beslissende invloed. In een nieuw ontwikkelde gesprekstechniek, het zogenaamde counselinggesprek, werden werknemers uitgenodigd hun hart te luchten. Een daartoe getrainde gesprekspartner luisterde begrijpend. De psycholoog veranderde van experimenterend wetenschapper in gestileerd interactant. Veel bedrijven namen zogenaamde counselors in dienst en schoolden hun leidinggevenden in gespreksvaardigheden. Een ware en nog steeds doorgaande hausse aan trainingen, seminars, workshops, coachingstrajecten en supervisiesessies was het gevolg, allemaal gericht op open communicatie, motiverend leiderschap en persoonlijke effectiviteit.

In de jaren '50 heeft de psycholoog Rogers de ontdekkingen vanuit de bedrijfspsychologie verdere diepgang gegeven. Hij beschreef de houding, waarmee werkers in mensgerichte beroepen kunnen bijdragen aan groei en ontplooiing van hun cliënten (c.q. leerlingen of medewerkers). Therapeuten, leerkrachten en leidinggevenden moeten in staat zijn tot empathie, onvoorwaardelijke acceptatie en congruentie. Het vermogen tot invoelend luisteren, niet oordelend of waarderend, maar wel transparant in de communicatie van eigen gevoelens en beleving werd het ideaal voor elke therapeut. En niet alleen voor hem.

De levenswijze waar Rogers woorden aan heeft gegeven, heeft diepgaande invloed uitgeoefend op onze westerse samenleving. Leerkrachten hebben geleerd om te luisteren naar kinderen, predikanten nemen deel aan een klinisch pastorale vorming en artsen werken aan hun gesprekstechnieken. Maar vooral: de hele samenleving is vervuld geraakt met aandacht voor gevoel en beleving. Op de televisie worden ervaringen gedeeld rondom opvoedingsmoeilijkheden, medische problematiek, psychische stoornissen, relationele moeilijkheden, seksuele voorkeuren, enzovoort. Op basisscholen krijgen kinderen van vijf jaar les in sociaal-emotionele communicatie en in de kerk is de aandacht voor de ervaringsdimensie van het geloof vele malen sterker dan pakweg vijftig jaar geleden. Ten slotte in de politiek worden door een parlementaire enquêtecommissie de subjectieve onzekerheden rondom verarmd uranium van groter belang geacht dan het objectieve gevaar ervan.

In ons taalgebruik heeft deze ontwikkeling zijn neerslag gekregen in kreten als: slecht in je vel zitten, en er geen goed gevoel bij hebben. De eeuw van de psychologie? Jawel, maar anders dan Heymans voorzag. Niet objectief vastgesteld eigenschappen en kenmerken, maar subjectief beleefde ervaringen maken de dienst uit.

Vrijheid

Gedurende de eeuw van de psychologie heeft ook het zoeken naar psychologische wetmatigheden geen stand kunnen houden. Heymans hoopte door gedegen onderzoek de wetten van de ziel te kunnen blootleggen. Zijn uitvoerige enquête naar de erfelijkheid van karaktertrekken was daar een voorbeeld van. Hoewel deze vragen nog steeds de interesse hebben van academische psychologen, is de populaire psychologie van de man in de straat een andere geworden. Daarin gaat het veel meer om vrijheid en bevrijding in plaats van wetmatigheid en voorspelbaarheid.

Deze ontwikkeling wordt prachtig geïllustreerd in het boek van Dr. H. Westhoff, Geestelijke bevrijders [5]. Deze studie schetst de geschiedenis van de katholieke Geestelijke Gezondheidszorg in Nederland. Westhoff beschrijft hoe in de loop van de eeuw de psycho-sociale hulpverlening zich steeds verder emancipeerde van de kerkelijke zielzorg. Psychologisch geschoolde katholieken (veelal geestelijken) ontworstelden zich stapje voor stapje aan de inperkende en beknellende katholieke moraal, met name die op het terrein van de seksualiteit.

Om die ontwikkeling te kunnen begrijpen moeten we kort stilstaan bij het werk van Sigmund Freud. Deze grootmeester van de psychoanalyse heeft zijn leven gewijd aan het blootleggen van de wortels van de neurose. De kern van angst en depressiviteit heeft alles te maken met onvrijheid. Gedrag dat men niet wil en desondanks vertoont, gevoelens die men niet begrijpt, verwenst zelfs, maar toch ervaart, zoals de onbedwingbare controledwang, de vreemde angst voor de straat, de tegennatuurlijke neerslachtigheid en de onnavolgbare achterdocht, het komt alles voort uit onvrijheid van de geest.

Freud heeft als centrale veronderstelling in zijn levenswerk geponeerd dat deze onvrijheid voortkomt uit de onbewuste spanningsvolle verhouding tussen biologische driften en culturele normen, tussen willen en mogen, tussen wens en geweten. Het ik van de persoon staat voor de opdracht deze grote krachten in de psychische huishouding bij elkaar te houden. Niet zelden gebeurt het dat of de driften van binnenuit of de normen van buitenaf de overhand dreigen te krijgen. Het ik moet dan allerlei kunstgrepen uithalen om toch staande te blijven. Freud spreekt dan van afweermechanismen. Door middel van onbewuste verdringing, projectie of rationalisatie houdt het ik zichzelf voor de gek en zoekt een uitweg in de spanning tussen lustbevrediging en normhandhaving. Ten koste van veel: want hierdoor maakt de bewuste beslissing plaats voor de onbewuste neurose.

Het is vanuit dit oogpunt begrijpelijk dat de bekende katholieke psycholoog Buytendijk van de universiteit van Utrecht geestelijke gezondheid omschrijft als 'staan in de vrijheid der beslissingen'. Niet het leven vanuit de onbewuste drift, ook niet het leven vanuit de wezensvreemde autoriteit, maar het leven uit de positieve persoonlijke keuze, dat is geestelijke gezondheid. Deze opvatting kreeg zijn uitwerking in talloze artikelen, brochures en traktaten. Zij werd vooral concreet in de radiopraatjes en de TV-optredens van psychiater Trimbos (die overigens zelf later de katholieke kerk verlaten heeft). Op een ontspannen en voor die tijd, we hebben het over de jaren '60, ongekend openhartige wijze praat hij met mensen over seksualiteit, geboortebeperking, zelfbevrediging en homoseksuele gevoelens. Dat dat kon was voor velen niet alleen een openbaring, maar ook een bevrijding van een knellend juk.

Dit gevoel van bevrijding is niet uniek voor het katholieke volksdeel in Nederland. Het is een ervaring die de hele westerse samenleving heeft doortrokken en die zijn uitwerking heeft op tal van levensgebieden. Het is de vrijheid van het leven zonder angst voor de afkeuring van de ander, de vrijheid, waardoor we assertief durven op te komen voor onze eigen belangen. Het is de innerlijke ruimte die ons verlost van prestatiedwang en perfectionisme. Het is de vrijheid waarmee we relaties aangaan en samenlevingsvormen kiezen waarbinnen we het leven willen vormgeven. Het is de vrijheid waarmee we onze eigen geloofswaarheden formuleren en mogelijk zelfs van kerk veranderen.

Dit autonomie-ideaal is heel diep geworteld in de psychologie en daarmee samenhangend in de samenleving. Als mensen in de nadagen van de 20e eeuw geven we zelf invulling aan ons leven. En daarbij varen we in sterke mate op het kompas van onze persoonlijke gevoelens. De eeuw van de psychologie is de eeuw van bevrijding en emancipatie geworden.

Psychologisme

Heymans voorzag met de blik van een ziener de eeuw van de psychologie. De wetenschap die wellicht wel in staat zou zijn om geluk en vrede te brengen. Empirische psychologisch onderzoek kan een nieuwe basis verschaffen voor ethiek en levensbeschouwing. Naar aanleiding van deze zienswijze is Heymans wel verweten (onder andere door de christen-wijsgeer Phillip Abraham Kohnstamm) dat hij zich schuldig maakt aan psychologisme. Daarmee wordt bedoeld dat hij morele en religieuze kwesties reduceert tot psychologische vraagstukken.

Met een terugblik op de eeuw kunnen we constateren, dat de psychologie zich niet alleen genesteld heeft in alle hoeken en gaten van de samenleving, maar ook ons denken, handelen en voelen is gaan bepalen. De twintigste eeuw is inderdaad de eeuw van de psychologie geworden. Echter, op een andere manier dan Heymans voorzag en wenste. Het is niet de statige wetenschap geworden, die stap voor stap voortschrijdt en telkens nieuwe wetmatigheden onthult. Het is niet de wetenschap geworden die geheimen van het wereldbewustzijn weet te doorgronden. In plaats van de door Heymans zo bewonderde objectiviteit en wetmatigheid van de natuurwetenschappen, heeft de psychologie ons vooral stilgezet bij subjectieve beleving en persoonlijke vrijheid. Niet anders dan bij Heymans echter, is de behoefte aan zingeving onverminderd groot. Mensen zijn nu niet meer op zoek naar de wereldgrond, maar wel naar hun diepere zelf.

Het gevaar van psychologisme is dan ook nu nog steeds reëel aanwezig. Heymans probeerde een objectieve en op psychische wetmatigheden gegronde ethiek en levensbeschouwing te ontwikkelen. Dat blijkt nu achteraf een restant van de 19e eeuw te zijn. Tegenwoordig worden waarden en zingeving gebaseerd op individuele gevoelens en belevingen. Ook dat is een vorm van psychologisme. Gevoelens zijn normatief geworden voor het handelen. Mensen zeggen dan ook: 'Ik heb er geen goed gevoel bij.' Of: 'Ik geloof dat ik mijn gevoel moet volgen.'

Waarden

De kritiek op Heymans is nog steeds geldig. Psychische processen, of ze zich nu voordoen in de vorm van objectieve wetmatigheden of subjectieve belevingen kunnen geen ijkpunt zijn voor de wereld van de waarden. Waarden kunnen niet afgeleid worden uit gevoelens. Naar mijn overtuiging moet de relatie tussen beleving en waardering juist andersom gezien worden. Gevoelens zijn niet richtinggevend voor onze waarden, maar ons waardesysteem richt ons gevoelsleven [6].

Gevoelens vormen in veel gevallen de uitdrukking, de expressie, van wat wij ten diepste belangrijk en waardevol vinden. Zij vormen in die zin wel een toegang tot de wereld van de waarden, maar geen toetssteen daarvoor. Door te luisteren naar onze gevoelens, ontdekken we waar we ons over opwinden, waar we ons voor schamen en wat ons enthousiast maakt. Die ontdekkingen stellen ons in staat om ons waardesysteem te ijken. Is het goed, dat ik daar enthousiast over word? Is het terecht dat ik me daarvoor schaam? Dat vraagt een ijkpunt buiten mijzelf!

Het is de taak van de psycholoog om mensen te helpen bij het exploreren van hun gevoelsleven en te begeleiden bij het nemen van goede beslissingen. De psycholoog is echter niet in staat tot het tóetsen van het waardesysteem dat de wereld van het gevoelsleven voedt en het proces van de beslissing richt. Het enige wat hij kan (en moet) doen is een bijdrage leveren aan bewustwording van dat waardesysteem. Hij is niet competent tot een inhoudelijke beoordeling daarvan. Daarvoor wende men zich tot de godsdienst.

Conclusie

We gaan nog eenmaal terug naar de man in toga die als aftredend rector magnificus het woord richt tot zijn collega's. Heeft hij gelijk gekregen met zijn visioen van de toekomstige eeuw der psychologie? Ja en nee. Zoals duidelijk is geworden: psychologie heeft onze psycho-sociale werkelijkheid sterk beïnvloed. Met zijn allen zijn wij psychologisch gaan denken. Het is echter niet een psychologie zoals Heymans die voor ogen had: een eerbiedwaardige wetenschap die in laboratoria voor de ziel de wetmatigheden van het bewustzijn opspoort en die door nauwkeurig onderzoek tot een fijnmazige onderverdeling van verschillende karakterstructuren komt. Psychologie is veel meer een subjectieve aangelegenheid geworden van het luisteren naar de eigen innerlijke ervaringen.

Heymans is met behulp van zijn wetenschappelijke psychologie op zoek naar een ethiek en levensbeschouwing 'auf Grundlage der Erfahrung'. Net als Heymans zoekt men nu naar zingeving op grond van de ervaring. Maar waar bij onze Groningse geleerde de grondslag van de ervaring vooral bestond uit degelijk empirisch onderzoek, lijkt die in de populaire psychologie vooral te bestaan uit persoonlijk gekleurde belevingen.

Ik heb proberen duidelijk te maken dat hier sprake is van psychologisme. Waarden kunnen niet afgeleid worden uit gevoelens. Zij krijgen veeleer hun uitdrukking in die gevoelens. Het is, zo lijkt mij, de opdracht voor de 21e eeuw om weer oog te krijgen voor de wereld van de waarden achter de gevoelens.

  1. Zie D. Draaisma (red.) Een laboratorium voor de ziel. Groningen, 1992.
  2. Opgenomen in Gesammelte Kleinere Schriften, 1927.
  3. Einführung in die Metaphysik auf Grundlage der Erfahrung, Leipzig, 1905.
  4. Einführung in die Ethik auf Grundlage der Erfahrung, Leipzig, 1914.
  5. Nijmegen, 1996.
  6. Zie onder andere H.C.I. Andriessen, Gevoelens, strevingen, geestelijke gezondheid. In: Psyche en Geloof, nummer 2, 1999.