Schade aan de ziel

Wat betekent het om het leven niet lief te hebben en het juist dan te vinden? – Oriëntatie op de jaarserie
'Want wat zou het een mens baten wanneer hij de hele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel?' . Deze retorische vraag van Jezus is naamgever van het 'Wapenveld'-thema in 2002. De paradox erin correspondeert met de titel van een intrigerend boek van Robert E. Lane, hoogleraar politieke wetenschappen aan Yale University: The Loss of Happiness in Market Democracies . Lane onderzoekt waarom een opmerkelijk groot deel van de bevolking van welvarende liberale democratieën aangeeft niet gelukkig te zijn - noem het een sociologische inventarisatie van de oorzaken van de berokkende schade aan de ziel.

Die schade wordt breed ervaren, ondanks welvaart, een ongekend grote vrijheid en ruime mogelijkheden tot individuele zelfontplooiing. De randvoorwaarden vrijheid, welvaart en ruimte voor zelfontplooiing blijken niet afdoende te zijn. Lane komt tot de conclusie dat in liberale democratieën eerder vriendschap, arbeidssatisfactie en met name een goed gezinsleven voorwaarden zijn voor geluk. Precies deze voorwaarden worden ondermijnd door zowel de kapitalistische markt als de liberale democratie.

Houellebecq

De verschijning van Lane’s boek staat niet op zichzelf. Aangemoedigd door artikelen en discussies in NRC en in mindere mate Trouw las ik het afgelopen jaar twee romans waarin de malaise in de geluksbeleving indringend verbeeld wordt tegen de achtergrond van de verworvenheden van de kapitalistische democratie: Elementaire deeltjes van de Franse auteur Michel Houellebecq en De correcties van de Amerikaan Jonathan Franzen [3]. Laatstgenoemde beschrijft een Amerikaanse familie op weg naar familiefeest Kerstmis. De ouders zijn oud, conservatief burgerlijk en tobben met de ouderdom (parkinson en dementie). Het grote ideaal van moe is gezamenlijk kerstfeest vieren: nog één keer bij elkaar. De drie kinderen zijn al lang weggetrokken uit het burgerlijke mid-west-milieu. De mate waarin zij maatschappelijk slagen is verschillend. Maar allen hebben te kampen met ernstige stagnatie in hun zoektocht naar geluk. Het maatschappelijk wel of niet slagen is hier nauwelijks van invloed op, zo lijkt het. Franzen lijkt Lane gelijk te geven: geluk is afhankelijk van goede vriendschappen, arbeidssatisfactie en geborgenheid in de familie. Het boek is stevig aangeslagen in het westen. Mensen herkennen zichzelf in het narcistisch geworstel en gewroet van de hoofdpersonen, dat soms ronduit hilarische vormen aanneemt.

Houellebecqs roman veroverde Nederland al eerder, nadat hij in Frankrijk tot schandaal en debat had geleid. Het boek is aanmerkelijk grover, maar heeft evenzeer, of nog sterker, een filosofische ondertoon en is zo mogelijk nog vernietigender in zijn maatschappijkritiek. In deze roman worden twee halfbroers, vrucht van de vrije seksuele moraal van de jaren ’60, geportretteerd die, langs elkaar heen levend, geen van beiden in staat zijn tot vriendschap, laat staan familiezin. De jongste is een seksueel gefrustreerde hedonist. Door zijn obsessie ontbeert hij gedurende lange tijd juist datgene waarnaar hij het meest verlangt. Na lang zoeken en speuren weet hij zich eindelijk toegang te verschaffen tot één of andere vrije pornografische scene, waarop ellenlange beschrijvingen van zijn en andermans daden volgen. (Nooit geweten dat beschrijvingen van seksuele ervaringen zo saai en vermoeiend konden zijn.) Maar al vrij snel slaat in deze wereld van rubber en leer de dood toe, en rest de morele kater. De oudere broer werkt onverstoorbaar door aan zijn wetenschappelijke project. Trouw kan hem niet ontzegd worden. Hij ontvangt zijn stiefbroer die hem parasiteert, bezoekt zijn grootmoeder die hem opgevoed heeft, begraaft zijn moeder die hem verlaten heeft en doet wat zijn later teruggekeerde vriendin van hem vraagt. Wat echter opvalt, is het totale onvermogen tot werkelijke gemeenschap. Trouw bieden kan hij, maar trouw ontvangen lukt hem niet.

Schade

Op het eerste gezicht bieden deze boeken een goed inzicht in de reikwijdte van het Wapenveld-jaarthema ‘schade aan de ziel’. Zoals Lane dat doet via de weg van het beschrijvende onderzoek, zo brengen Houellebecq en Franzen door middel van de verbeelding in kaart wat de schade is – alsof de bijbeltekst waaraan de serie zijn naam ontleent, leidraad is geweest voor het geschrevene. De moderne mens lijkt de hele wereld gewonnen te hebben (kennis, macht, rijkdom, genot), maar lijkt tevens in het streven naar deze rijkdommen of in het bezit ervan zijn ziel te verliezen of te beschadigen.

Die schade wordt invoelbaar en overtuigend gepresenteerd. Je zou die kunnen typeren als de matheid en lusteloosheid van het verwende en daarom ontevreden kind. Die gemoedstoestand heeft veel kenmerken van een depressie: vermoeidheid, gebrek aan zinbeleving en vooral vervreemding van het eigen gevoel.

Soms ontkom ik echter niet aan de gedachte dat deze en andere auteurs nieuwe woorden geven aan ‘de vervreemding’ die in de existentialistische en neo-marxistische lectuur en literatuur van de jaren ’60 reeds ligt beschreven, met dit verschil dat de vervreemding inmiddels in een semi-postmodern jasje gestoken is en aan andere oorzaken geweten wordt. In ieder geval wordt in genoemde romans stevig gebruik gemaakt van het sociologische en psychologische vertoog dat kenmerkend was voor de literatuur van de jaren ’60. Mogelijk is dat de reden waarom beide romans mij als roman niet echt bevallen. Personen en verhaal blijven vlak. Ze zijn teveel de pionnen in een sociologisch en psychologisch spelletje. Houellebecq en Franzen gebruiken de roman voor een statement over de cultuur van ouderwets gehalte: vervreemding; nieuw is dat zij laten zien hoe de menswetenschappen van ’60 in gepopulariseerde vorm doorwerken in de cultuur van nu.

Sociologie

Voorzover de sociologie van de laatste decennia zich bezig hield met de mens en zijn vervreemding, lag het accent op een analyse van de gevolgen van onderdrukking door instituties en tradities. Impliciet werd de oplossing gezocht in de bevrijding van mensen uit die structuren. In een zegetocht naar meer autonomie en minder beknelling sneuvelden God, kerk, overheidsgezag, en burgerlijke structuren als rollenpatroon, gezin en familiaire zorgsystemen. Met als resultaat individualisering en een verzorgingsstaat.

In Elementaire deeltjes en De correcties wordt op welhaast cynische wijze vastgesteld dat deze ontwikkeling geen einde heeft gemaakt aan de vervreemding. De mens lijkt eenzamer te zijn dan ooit. Als een doler zonder missie en zonder thuis zwerft hij over de aarde. De vinger wordt nu gelegd bij de gevolgen van de teloorgang van juist de ‘kleine moraal’. Werd tot in de jaren ’80 vooral lacherig dan wel schamper gesproken over het typisch burgerlijke leven van huwelijk, begrensde seksualiteit, zorg van ouders voor kinderen en trouw van kinderen aan ouders, nu wordt er stil getreurd over de gevolgen van de afbraak van deze instituties. Niet nostalgisch, we kunnen en willen niet terug, maar wel in het besef dat dit het ook niet is.

Psychologie

Hoewel het psychologisch vertoog, vooral dat vanaf de jaren ’60, in beide romans sterk vertegenwoordigd is, komt het er weinig beter van af. Allereerst bij de hoofdpersonen zelf. Zij reflecteren voortdurend op hun gevoelens, hun behoeften en verlangens en confronteren deze met analyses van de relatie met hun ouders en het effect van anderen op hun zelfrealisering. Al reflecterend raken de personages er elke keer weer van overtuigd dat zij slachtoffer zijn van de bindingen die zij zijn aangegaan of van de bindingen waar zij uit voortgekomen zijn. Vervolgens doen zij steeds weer pogingen de schaamte te overwinnen en ruimte te geven aan hun autonomie. Deze verpsychologiseerde manier van kijken resulteert er telkens in dat de ander wordt ervaren als ‘de hel’.

Je zou bijna denken dat de adviezen van zelfhulpboekenschrijvers als Diekstra, Dyer en Roest nauwlettend worden opgevolgd en toegepast [4]. Met als gevolg eenzaamheid. En vermoeidheid. De menswetenschappen die het heil hadden moeten brengen en op wetenschappelijke wijze bij zouden moeten dragen aan de voltooiing van het project mens falen.

Probleem

Vooral Houellebecq weet het eeuwenoude probleem van het mens-zijn in context goed te karakteriseren: de mens leeft sociaal bezien altijd in het spanningsveld tussen autonomie en verbondenheid en is nimmer in staat beide polen te verzoenen. Dat is in zijn ogen het menselijk tekort. Niets kan daar verandering in brengen, zo blijkt uit het slot van het boek. Alle pogingen van godsdiensten en wijsbegeerte zijn op niets uitgelopen. De zwakke schakel is de mens zelf. Het boek eindigt utopisch: ‘De omwenteling zal niet geestelijk maar genetisch zijn’ [5]. Rond 2070 heeft deze genetische aanpassing plaatsgevonden. De nieuwe mens kijkt met compassie op zijn voorgangers terug. ‘Wij hebben de kinderlijke band die ons aan de mensheid bond verbroken, en we leven. Naar het oordeel van de mensen is ons leven gelukkig. Inderdaad hebben we ons weten te bevrijden van de voor hen onontkoombare invloed van egoïsme, wreedheid en woede; we leven in ieder geval een ander leven’ [6].

De ziel

Een genetische oplossing? Het jaarthema van Wapenveld houdt het principieel op een geestelijke benadering. Met de bijbeltekst uit het Evangelie is het thema op scherp gezet. Wanneer iemand voorbij leeft aan zijn ziel, voorbij gaat aan het mens-zijn zelf, berokkent hij schade aan zijn ziel, wandelt hij in dingen die te hoog voor hem zijn.

Het thema ‘schade aan de ziel’ wordt gedragen door een aantal vooronderstellingen, in de loop van 2002 voor diverse terreinen nader uit te werken.

Tarwegraan

In het spreken van Jezus over de mens valt vooral het paradoxale karakter op. Vrijheid en ontplooiing – pendanten van autonomie – verkrijgt een mens zodra hij navolgt en God en zijn medemens durft toe te vallen. Zeer kernachtig is dit terug te vinden in de waarschuwing: ‘Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen’ [7]. De tekst wordt bij Johannes voorafgegaan door de metafoor van de tarwekorrel: ‘Indien de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar sterft hij, dan draagt hij veel vrucht’ (12,24). Volgens Jezus schuilt juist in de zelfhandhaving de eenzaamheid en het verlies.

Wanneer wij het huidige mens-zijn confronteren met deze tekst, dan kan in het oog springen hoezeer het liefhebben van het leven en het vermijden van de val erkende drijfveren voor handelen en leven zijn, zowel in de verhouding tot God als in de relatie tot de medemens. Maar leidt deze situatie ook werkelijk tot alleen-zijn, verlies en schade aan de ziel? Ligt aan vervreemding werkelijk zelfhandhaving ten grondslag? Ontberen de hoofdpersonen uit de genoemde romans de kunst van het vallen en van het niet-liefhebben van het leven?

En wat betekent het om het leven niet lief te hebben en het juist dan te vinden? Wat houdt vallen en sterven in en wat is de vrucht daarvan? Beseft een mens juist in het vallen niet zijn schaamte en schuld, zijn kwetsbaarheid en sterfelijkheid? Wat geeft de mens de moed tot deze sprong?

Het is zonder meer de moeite waard om deze noties te doordenken met het oog op de verhouding tot God. Maar wat gebeurt er als deze visie op de mens wordt doorgetrokken naar het aardse, alledaagse leven, het leven ‘als in de dagen van Noach’? Romans als die van Houellebecq en Franzen laten zien dat dit menselijke terrein al moeilijk genoeg is.

In de jaarserie wil Wapenveld vooral uitzoeken in hoeverre Jezus’ uitspraken over mens-zijn meer zicht geven op ‘het goede leven’. Daarbij zal de aandacht uitgaan naar de meest structurerende bindingen van het leven, zoals ouderschap, kindschap en seksualiteit en naar aspecten van de levensloop. Gewoon, de menselijke existentie.

In de serie worden uitstapjes gemaakt naar het terrein van de ethiek, de moraal en de geboden. Om het ‘gewone leven’ draait het in de tweede helft van de tien geboden. In hoeverre vormen deze een leidraad voor het gestalte geven aan het goede leven? Brengt het gaan in de weg van de geboden dit goede leven binnen bereik? Voorkomen de geboden alleen chaos of impliceren zij ook levenskunst?

Behalve in verhalen en interviews krijgt het Wapenveld-thema vorm in de ‘meditaties’. Bijbelverhalen, Psalmen en beschouwingen (Prediker en Spreuken) bieden volop zicht op de ware aard van de menselijke existentie.

  1. Matteüs 16,26; Marcus 8,36; vgl. Lucas 9,25.
  2. Robert E. Lane, The Loss of Happiness in Market Democracies, Yale University Press, New Haven / London 2000.
  3. Les Particules élémentaires (1998), vert. Martin de Haan, De Arbeiderspers, Amsterdam 1999, 6e dr. 2000; The Corrections (2001), vert. Marian Lameris e.a., Prometheus, Amsterdam 2001, 2e dr. 2001.
  4. Hiermee is niet gezegd dat het kwaad in deze boeken zelf zit of in hun auteurs... Zoals vaker gaat het om het juiste gebruik.
  5. Houellebecq, p. 337.
  6. Idem, p. 338.
  7. Johannes 12,25. Vgl. Marcus 8,35; Matteüs 16,25; Lucas 9,24 (‘wie zijn leven behouden wil’).