Het kwaad
De ondertitel van deze bundeling eerder in Trouw verschenen interviews, dekt de lading. Dat kan niet gezegd worden van de aanduiding 'essay' voor de inleiding die Willem Jan Otten erbij schreef.[1] Hij plaatst enkele kanttekeningen en noemt een aantal interviews die hem aanspraken. Ook getuigt hij van zijn betrokkenheid. Hij haalt kort Kolakovski en Safranski aan. Daarna vormt hij nog een aanzet tot een gedachte door het kwaad te verbinden met verraad, met de loochening van de menselijkheid. Maar goed, de uitgever doet natuurlijk ook zijn best.
De negentien interviews kunnen inderdaad globaal onderscheiden worden in gesprekken die een visie op het kwaad willen uitdrukken, en daarnaast - veelal als monoloog weergegeven - verslagen van wat het kwade in mensenlevens aanrichtte. Vooral de tweede groep bevat hartverscheurende getuigenissen, die mij er opnieuw bij bepaalden hoe banaal dat kwade vaak wel is. Het zijn vooral stemmen van 'gewone mensen' die hier klinken. Het lijkt wel of de daadwerkelijke destructie van het kwaad zijn sporen dieper trekt onder de laag opgeleiden.
Zij die een visie op het kwaad tot uitdrukking willen brengen, hebben in dit boek wel allemaal een achternaam meegekregen. Zo las ik een gesprek met de sympathieke Theun de Vries, die terugblikte op de tijd dat hij de communistische ideologie omhelsd hield. Dan is er de psychiater Andries van Dantzig die gehecht is aan zijn houding van rationele distantie: er is geen probleem, dan alleen wanneer er een probleem gemaakt wordt, en dat is kortzichtig. De mens is een geprogrammeerd najager van zijn verlangens, die hem ingegeven worden door zijn animale structuur. Hij pleit voor een meer op burgerzin gerichte opvoeding in onze geseculariseerde samenleving. Het uitgangspunt dat de mens in essentie een dier is, valt overigens bij meerdere van de geïnterviewden aan te treffen. Edward van Voolen, Rabbijn van de Liberale Joodse gemeente, laat daarentegen zijn traditie spreken die zegt: 'De mens is geschapen met een neiging ten goede en ten kwade en beide heb je nodig. Er staat geschreven: zonder de neiging ten kwade zouden de mensen geen huizen bouwen en geen partner uitzoeken en geen kinderen grootbrengen.' Onverwoestbaar optimistisch dus.
Twee van de interviews laten iets van het christelijk getuigenis horen. Het zijn die met Jan van der Graaf en met Franciscus Sesteen. Het eerste bevat persoonlijk getoonzette antwoorden, en aanzetten tot vragen zoals die in de gereformeerde wereld gehoord worden; het tweede is een gesprek met een duiveluitbanner, een priester voor wie de leer van de rooms-katholieke kerk zijn natuurlijke habitat vormt. Mooi dat ze er tussen staan.
Maar is de bundeling van deze voor de krant gemaakte gesprekken nu wel zo'n goed idee? Levert het ook een aan te bevelen boek op? Voor mij is zo'n verzameling toch te gefragmenteerd. Het is de menselijke stem, de verwoording van een opinie, het verslag van een ellendige levensloop, die de aandacht van de lezer van een krant trekt. Ze passen prima tussen de veelheid van berichten, van Betuwelijn, via Clinton tot de nieuwe dialysetechniek. Ze verrijken zelfs het totaalproduct dat krant heet. 's Morgens in de trein, of 's avond onder de halogeenlamp, kopje koffie erbij, trekken dergelijke interviews wel even de aandacht. He! Moszkowicz, he! Rogi Wieg, Ronald Jan Heijn. Tjonge jonge, nou zeg. Misschien zelfs dat een lezer met een bepaalde interesse er eentje uitknipt voor zijn bewaarmap. Daarna bladeren we even terug naar de weersverwachting voor morgen en kijken we snel even op de beurspagina, naar de koers van het ING Internet fonds. Zo gaat dat toch, krantenlezer?
Het gaat dus in de interviews steeds over het kwaad dat mensen elkaar aandoen. De vernietiging die natuurrampen soms aanrichten, het blinde lot dat de een verplettert en de ander spaart, blijft buiten beschouwing. Otten verbindt het kwaad dat mensen elkaar, en zichzelf, aandoen met verraad. Dit verraad duidt op een betrekking. Hij haalt Safranski aan die zegt dat het verraad het aanstaande slachtoffer veranderd in en reduceert tot een eendimensionaal wezen. Deze betrekking is niet alleen moreel van aard, maar vloeit voort uit de aard van het menselijk bewustzijn, dat zich bewust is van de vrijheid waarin het gezet is.
Maar nu ben ik al te ver. Safranski geeft zijn boek over Het Kwaad de ondertitel 'Het drama van de vrijheid' mee. In zijn bespreking van Augustinus laat hij zien dat deze het kwaad beleeft als verraad aan de transcendentie, aan God.
Otten heeft zich ingehouden en zich beperkt tot het intermenselijke. Het kwaad snijdt af, isoleert, stelt apart. Het roept een diepe impuls in de mens wakker om het niet voor niets te laten zijn geweest, om er betekenis aan te geven. Dat is het berouw, dat na de zonde komt.
- Uitgeverij De Geus, Breda 1999, 175 pag., ¦ 29,90.