Schade aan de ziel
Ergens in Duitsland. Een antiquariaat. Ik trek een oud boek uit de kast met prachtige houtsneden, over Luther. Het blijkt een cadeau te zijn van Onkel und Tante voor hun neef Wolfgang, ter gelegenheid van zijn Konfirmation. In vooroorlogse schrijfletters hebben ze een tekst overgeschreven uit de Lutherbijbel. Was hülfe es dem Menschen, so er die ganze Welt gewönne und nähme Schaden an seiner Seele? De datum staat eronder, 1906.
Wilden Onkel und Tante hun neef waarschuwen voor een bepaald risico? Of kozen ze gewoon een ernstig woord met een piëtistische inslag? Onbedoeld hebben ze geprofeteerd over de eeuw die komen zou. Over een volk dat de hele wereld wilde winnen en daarom tweemaal de oorlog in ging. Met onnoemelijke schade als gevolg. Het meeste daarvan is inmiddels hersteld. Maar welke schade heeft de ziel opgelopen? Heeft Duitsland en heeft Europa nog een ziel?
Jezus spreekt over het winnen van de wereld. Denkt hij daarbij aan veroveringsdrang? Richt hij zich tot carrièrejagers die hun geestelijk leven veronachtzamen? Dan zou zijn woord een spreuk zijn die algemeen geldt. ‘Een mens’ betekent dan: iedereen. Maar in werkelijkheid richt hij zich tot navolgers en aspiranten. Indien iemand achter mij wil komen, die... (vs. 24). Jezus spreekt tot mensen met een gelovige belangstelling en waarschuwt hen voor de mogelijkheid dat hun ziel schade lijdt. Je kunt alles bereiken, zegt hij, en toch. Op zich is het winnen van de wereld een goede zaak. Het is zelfs een messiaanse roeping; Jezus is ervoor gekomen. Matteüs laat zijn evangelie uitlopen op het zendingsbevel. Maakt alle volken tot mijn discipelen (28:19).
Toch kan men ook op deze messiaanse weg schade oplopen. Dat gebeurt wanneer je, zoals Petrus, bedacht bent op de dingen der mensen en niet op de dingen Gods (vs. 23). Iets dergelijks heeft Paulus voor ogen als hij schrijft: je kunt alles weten, bergen verzetten en je lichaam overgeven ter verbranding – zonder dat je er baat bij hebt (1 Korinte 13). Je kunt een wereld winnen en je ziel verspelen. En dan, zo begrijp ik Jezus, is toch alles nog voor niets. Want één mensenziel weegt op tegen de hele wereld. Je hebt een ziel te verliezen, zeiden ze vroeger wel eens tegen me.
Onze ziel is dus geen vaststaande grootheid. Je kunt haar behouden of verliezen. Nu ligt het voor de hand om te denken dat je je ziel behoudt door haar te koesteren en te verzorgen. Zo is het vaak gezegd. Onder ‘ziel’ verstond men dan het innerlijk en met name het hogere en onsterfelijke in de mens. De waarde van zo’n ziel gaat alles te boven. Calvijn noemt de ziel ons ‘pars nobilior’, het edeler deel van ons bestaan.
In de Bijbel treffen we deze beschouwingen niet zo aan. Jezus zegt: je behoudt je ziel (of je leven; dat is in het Grieks hetzelfde woord) door die prijs te geven. En je verspeelt je ziel door die te willen vasthouden (vs. 25). Zorgen voor je ziel betekent, dat je de weg gaat achter Christus aan. Dat is de weg van de radicale overgave van je zelf (je ziel, je leven) omwille van het evangelie. Het is de bereidheid alles, ook je eigenste wezen, in te leveren om Christus te winnen.
Petrus wilde zijn gelovige ziel vasthouden en zo bij Jezus zijn; daarom kon hij niets beginnen met het kruis en de smaad. Uiteindelijk moest hij echter zijn ziel prijsgeven en enkel van genade leven. Hij leerde, in Paulus’ woorden, wat winst was schade te achten (Filippenzen 3) om zo Christus en zijn ontferming over te houden. Jezus Christus werd de ziel van zijn bestaan. Een andere ziel had hij niet meer. Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij (Galaten 2:20).
En wie zijn ziel niet prijsgeeft
maar vasthoudt tot het eind,
wie zijn bestaan niet kruisigt,
hoezeer hij levend schijnt,
hij gaat voorgoed verloren,
het leven dat hij koos
is tevergeefs geboren
en eindigt vruchteloos.
(Liedboek voor de Kerken, Gezang 252:3)
Hoe kan er een wereld gewonnen worden zonder schade aan de ziel? Letten we op Jezus. Hij kreeg de wereld in de schoot geworpen (Matteüs 4) maar dat bleek een verzoeking. Wie hier zijn ziel vasthoudt, zal die verliezen. Door nee te zeggen tegen de verzoeker, gaf hij zijn ziel uit handen aan God. Hij hield zijn leven niet vast tot het eind, maar hij nam het kruis op zich. Zo vond hij wat hij met tranen zocht: de opstanding en het heil voor de wereld. Hij ontving de naam boven alle namen.
Op deze weg van loslaten en vinden roept Jezus ook de zijnen. Wie achter mij wil komen verloochene zichzelf. Jezelf verloochenen is je eigenste ideeën opofferen, je eigenste plannen uit handen geven, je levensontwerp inleveren. Maar zo klinkt het te kil. Jezelf verloochenen is, dat je je plannen bijstelt naar het ontwerp van Christus. Dat je jouw liefde laat vervullen en corrigeren door zijn liefde. In de praktijk moeten we deze dingen leren door schade en schande. Ook onze vrome ziel zal vroeger of later bezwijken en door de mand vallen.
Ik denk aan de ontwikkelingen voor de christenheid in Europa. We zijn na de oorlog ver teruggeworpen, het einde daarvan is nog niet in zicht. Toch vatten we her en der moed als we tegenbewegingen zien. Een nieuw vragen breekt aan. Mensen willen weer weten waar ze aan toe zijn. Waarden en normen zoekt men, of gewoon duidelijkheid in de verwarring.
Dit is het uur voor de kerk. Er is een wereld te winnen. Ook in de confrontatie met andere godsdiensten begint de bel te rinkelen: het speelkwartier is voorbij.
Wij worden nu geroepen tot een hartelijk en ondubbelzinnig getuigenis tot onze tijdgenoten. Het bovenstaande woord van Jezus kan hierbij als Leitmotiv dienen. Je hebt een ziel te verliezen. Maar nu kan het ook mis gaan, namelijk wanneer wij onze christelijke ziel willen vasthouden en ons christelijke gelijk willen halen. Dan zeggen we ware woorden, gebruiken goede strategieën en behalen her en der successen. Maar wat baat het? De ware werfkracht van het evangelie is niet ons gelijk, maar de liefde die zichzelf niet zoekt. Wat de wereld wint, is het offer (van Jezus) – en mensen die er rond voor uitkomen dat ze zonder dit offer nergens zijn.
Het is de tijd voor radicaliteit. De strijd om de stad Mensenziel woedt. Ik hoor mezelf preken en (soms) mijn stem verheffen. Het moet maar eens gezegd! Rinkelde daar een cimbaal?
Niets is zo radicaal als het kruis. Je brengt niets mee dan last en je vindt barmhartigheid. Het zou mooi zijn als tijdgenoten in de ontmoeting met een christen geconfronteerd worden met de oneindige barmhartigheid van God. Ons getuigenis begint niet met ons gelijk maar met ons ongelijk.
Als Europa een ziel heeft, dan zal het zijn in christenmensen die (net als Luther) door hun vroomheid zijn heengezakt. Zij weten van kruis en genade. Zij hebben oorlogen verloren maar hun ziel behouden.