Redactioneel
Besef van historiciteit is als een computervirus, dat zomaar binnenglipt en eenmaal binnen zijn verwoestende werk begint.’ Het zinnetje komt uit het artikel van dr. Govert Buijs waarmee in dit nummer de jaarserie over historiciteit van start gaat. In de jaarserie zal vanuit diverse invalshoeken het vraagstuk van de historiciteit aan de orde worden gesteld. Dat al ons kennen en ervaren historisch bepaald is, is een levensbesef geworden dat ons allemaal doordringt. En als alles historisch is, lijkt alles relatief. De vraag is hoe wij toegang zullen vinden tot dat andere – dat de eeuw in ons hart is gelegd.
In een kort artikel geef ik aan waarom naar de mening van de redactie bezinning op deze vragen van het grootste belang is. Ook in de gereformeerde gezindte zijn deze vragen aan het opkomen. Govert Buijs zet deze vragen in het bredere kader van de westerse ontdekking van de historiciteit. Toch behoeft het erkennen van de historische dimensie van ons verstaan en kennen niet noodzakelijk tot relativisme te leiden laat Buijs aan het slot van zijn imposante artikel zien. In het voetspoor van de levensfilosofie vraagt hij nieuwe aandacht voor het existentiële karakter van ons bestaan. Buijs neemt een nieuwe openheid waar om oude woorden als het ware nieuw te spellen. Voor een dergelijk opnieuw spellen acht hij onze tijd vruchtbaarder dan die van Voltaire en diens orthodoxe tegenstanders. In een tijd van rationalisme heeft de ziel het moeilijk. Zo bezien zou het mooi zijn als het bezigzijn met het vraagstuk van de historiciteit zou leiden tot een opnieuw aftasten en verwoorden van de existentiële beseffen die in de gereformeerde traditie bewaard liggen. Zonder krampachtig vasthouden aan verouderde posities en met een open oog voor wat er ook buiten eigen kring aan verwoording en inzicht gevonden is. Van een dergelijke niet rationalistische omgang met onze eigen overlevering kon wel eens meer te verwachten zijn dan van een hijgerig omarmen van de laatste inzichten van religieuze marketing-boys uit de States.
Het colofon vertoont flinke wijzigingen. Dr. A. Noordegraaf, dr. J. W. van Saane en C.S.F.R.-lid E. van Westreenen verlaten de redactie. Van Westreenen omdat de relatie met de C.S.F.R. op een iets andere leest geschoeid wordt, Van Saane wegens drukke werkzaamheden en Noordegraaf omdat hij aangaf plaats te willen maken voor een jongere redacteur. Allen worden zeer bedankt voor de betoonde inzet. De opvolgers zijn dr. H. de Leede (1950), lid van het rectorium van Hydepark, drs. A.A. van der Schans (1957), historicus en verbonden aan de Driestar, en drs. P.H. Lobregt-van Buuren (1970), als orthopedagoog werkzaam bij het Leger des Heils. Noordegraaf en Van Saane blijven wel als medewerker aan Wapenveld verbonden.