De liefdesladder

Over familie en nieuwe liefdes
Else-Marie van den Eerenbeemt

Familiebanden zijn sterk. In De liefdesladder toont Else-Marie van den Eerenbeemt, familietherapeute, de kracht en kwetsbaarheid van familierelaties en de invloed van opeenvolgende generaties op iemands leven. [1] Ze gebruikt als beeld de ladder. De staanders representeren de verworvenheden en nalatenschappen -het erfgoed- van vorige generaties van waar uit de persoon zijn ontwerp voor de toekomst bouwt. De sporten van de ladder stellen de nieuwe betekenisvolle relaties voor, levenspartners en vrienden. Dat wat meegegeven is, is van invloed op nieuwe relaties, maar ook op eigen kinderen. Als kinderen tot in hun volwassenheid wrok blijven koesteren tegen hun ouders, werkt dat door in de relatie met hun eigen kinderen. Ze zijn zo bezig met het vereffenen van de rekening met hun ouders, dat ze niet zien dat hun eigen kinderen liefde willen geven en ontvangen. Zo komen zij bij hun kinderen in het krijt te staan. Tot in het derde en vierde geslacht of langer kan deze roulerende rekening worden doorgegeven. De manier van werken met gezinnen waarin oog is voor het doorbreken van patronen over verschillende generaties wordt contextuele hulpverlening genoemd. De Hongaars-Amerikaanse psychiater en therapeut Ivan Boszormenyi-Nagy, geïnspireerd door Martin Buber, is de grondlegger hiervan. Nagy stelt dat de relationele werkelijkheid van een persoon vier dimensies omvat. Hij heeft oog voor de dimensie van de feiten, zoals erfelijkheid, lichamelijke eigenschappen en gebeurtenissen in het leven van de persoon (echtscheiding, adoptie, invaliditeit, werkloosheid, armoede, oorlog). De tweede dimensie is die van de psychologie. Daar gaat het om de behoeften, gevoelens, gedachten, fantasieën en motivaties als ook de persoonlijkheidseigenschappen en afweermechanismen van een persoon. Vervolgens onderscheidt hij de dimensie van de interacties: de patronen van waarneembaar gedrag en communicatie tussen personen (gezinsstructuren, zondebokmechanismen, coalitievorming). Tot zover zegt Nagy belangwekkende, maar geen opzienbarende dingen. De vierde dimensie die hij onderscheidt, peilt een niveau dieper. Hij noemt deze de dimensie van de relationele ethiek. De kern hiervan is of een relatie als rechtvaardig wordt ervaren. Met andere woorden of er een relationeel evenwicht is tussen het geven en ontvangen van gepaste zorg aan elkaar. Dit ligt subtiel en gaat veel verder dan de juiste verdeling van de corveetaken over de familieleden. Het toelaten dat iemand voor je zorgt of je helpt kan een vorm van geven zijn. Een kind, dat door vage lichamelijke klachten of gedragsproblemen als bliksemafleider fungeert in het gezin en daardoor voorkomt dat relationele spanningen tussen ouders boven tafel komen, geeft op zijn manier veel aan het gezin. Hij houdt namelijk zijn ouders bij elkaar. Het is helend als hier erkenning voor komt. Het in acht nemen van ieders belangen, waardoor betrouwbare relaties kunnen ontstaan, is van fundamentele betekenis. Er hoeft dan geen tegenstelling te zijn tussen het zoeken van winst voor jezelf en rekening houden met andermans belang. Als je elkaar immers kunt vertrouwen mag je ook aanspraak maken op iemands zorg. Deze wederzijdse beïnvloeding van familieleden duurt een leven lang, omdat de band tussen ouders en kinderen onverbreekbaar is: nooit houdt men op de moeder of vader van dat kind te zijn en nooit houdt men op de zoon of dochter van die ouders te zijn. Loyaliteit is dus geen gevoel, maar een zijnsgegeven. Verbreken, vermijden of ontkennen van die loyaliteit – hoe begrijpelijk ook als de relatie onrechtvaardig is – maakt onvrij. Een volwassen kind is pas echt vrij als hij het bestaan van familiebanden en beïnvloeding onderkent en daar een eigen passend antwoord op heeft. Dat antwoord is niet het negeren van eigen emoties of het zich zonder overtuiging voegen in het spoor van de ouders. Van den Eerenbeemt zet haar kaarten op begrip voor de ouders. Als je begrijpt wat je ouders hebben gekregen hebben van hun ouders en waarin ze tekort kwamen, als je hun context in ogenschouw neemt, werkt begrip en toenadering bevrijdend. Ze gebruikt hiervoor de term verzoening in de zin van een soort hertaxatie van de ouder die tekortschoot. Deze verzoening omvat niet noodzakelijkerwijs vergeving. Ik vraag mij af of verzoening zonder vergeving de helende kracht kan hebben die Van den Eerenbeemt eraan toekent. Wel geloof ik dat wrok en kramp er inzichtelijk en hanteerbaar door kunnen worden.

Ik heb eerder publicaties gelezen op het gebied van de contextuele therapie. Het gedachtegoed spreekt me aan. De publicaties doorgaans minder. Een aantal publicaties is dusdanig theoretisch dat de concrete vertaalslag naar het hulpverlenend handelen lastig is. Dit boekje zit in het andere uiterste. Het is toegankelijk geschreven, doorspekt met voorbeelden en onderbouwd met onderzoeksresultaten uit de Libelle. Deze kracht is tegelijkertijd de zwakte van het boek. Het theoretische fundament licht soms op, maar houdt een gefragmenteerd karakter. Ter illustratie van Nagy´s denkbeelden had ik liever een paar uitgewerkte familieverhalen gelezen in plaats van de talloze korte voorbeelden. Het sterk anekdotische karakter gekoppeld aan de weinig systematische bespreking van het theoretische fundament bemoeilijken reflectie op de eigen plek in de familie. En daar lijkt me dit boekje vooral voor bedoeld. Niet voor hulpverleners, maar voor iedereen die stil wil staan bij zijn plek in de familie, familiegeheimen en partnerkeuze. De liefdesladder geeft een eerste aanzet om hierover na te denken. Het boekje past dus prima op de zelfhulpplank van de boekwinkel. En op die plank staat het zelfs heel mooi tussen al die andere boekjes over de allerindividueelste zelfontplooiing. Want hoewel ik de diepgang mis in dit boekje, Van den Eerenbeemt geeft echt een ander geluid.

  1. Uitgeverij Archipel, Amsterdam-Antwerpen, 2003.