Christelijke ironie (3)
Van de christen Pascal zijn twee werken bekend die tot de wereldliteratuur behoren: de Lettres provinciales en de Pensées. In het eerste werk ontpopt Pascal zich als de verdediger van de jansenisten. Dat is de partij die het opnam voor het ernstige christendom, maar die op alle mogelijke manieren werd bestreden door de jezuïeten. Zijn brieven zijn het eerste voorbeeld van een theologische satire, die het grote publiek betrekt bij een geding dat daarvoor beschouwd werd als theologenstrijd. Hij speelt in die brieven een argeloze man, die zich wil laten informeren over de theologie en moraal van de jezuïeten. Bij een zo serieuze partij die een directe verbinding met de stoel van Rome heeft, verwacht de lezer een vorm van verantwoord christendom. Door een suggestieve vraagstelling, maar zonder de waarheid geweld aan te doen, laat Pascal de aap uit de mouw komen en het blijkt een heidense aap. De lezer verwacht christendom en stuit op heidendom. De partij die tegen de jansenisten de orthodoxie in het vaandel voert en de tegenstander verkettert, blijkt erger te zijn dan alle ketters die het christendom heeft gekend. In feite zijn de jezuïeten, ook al hebben ze het jansenisme met de nodige machtsmiddelen de kop in gedrukt, deze satire nooit te boven gekomen. Dat de naam van jezuïet tot op de dag van vandaag zo’n negatieve klank heeft, gaat terug op Pascals ‘brieven aan een buitenman’. En dan te bedenken dat Pascal helemaal geen theoloog was en nog maar pas christen geworden.
De Pensées
In het tweede werk, de Pensées, toont Pascal zich de verdediger van het christendom. Het is een postuum werk, en het bestaat uit aantekeningen, die Pascal wilde gebruiken voor een te schrijven Apologie van het Christendom. Door zijn zwakke gezondheid en zijn korte leven is daar niets van gekomen. In dit werk richt hij zich niet tot de jezuïeten. Hij heeft hier grotere tegenstanders. Zijn zaak is dan ook een grotere dan het jansenisme, het is de zaak van het christendom. Pascal is de man die zich inzet voor de waarheid van het christendom, een waarheid die in de 17e eeuw van diverse zijden van een stevig vraagteken werd voorzien. Pascal beschouwt de aangevochten waarheid van het christendom nochtans als een must voor elk mens. Dat is de ernst van zijn levenswerk. Voor Pascal is het christelijk geloof een zaak van leven en dood. Hij ergert zich onverholen aan mensen die zich niet bekommeren om de zaak van hun eventuele eeuwige bestemming en hun tijd geheel doorbrengen met bijvoorbeeld het najagen van een haas. Hij probeert in zijn apologie het christendom niet te redden door het in overeenstemming te brengen met de idealen van zijn tijd of door de scherpe kantjes er wat van af te slijpen. Hij neemt het op voor het klassieke christendom zoals hij het heeft leren kennen bij de jansenisten. Het is een christendom dat vooral geïnspireerd is door Augustinus. Niet toevallig lijkt de bekering van Pascal op die van Augustinus. En het (alweer postuum aangetroffen) document waarin Pascal waarin hij zijn bekering boekstaaft (het zogenaamde Mémorial) is een geconcentreerde versie (op twee bladzijden) van de Confessiones van de grote kerkvader uit de 4e eeuw.
Subversieve bewegingen
Wat doet deze ernstige man dan onder de ironici? Dat is een vraag die ervan uitgaat dat ernst en ironie elkaar uitsluiten. De lezer van Wapenveld weet echter intussen beter. Zonder ernst geen ironie. En omgekeerd: zonder ironie geen ernst. Pascal behoort niet tot het slag apologeten die met een zwaarwichtig gezicht en moeizame bewijsvoeringen de tegenstander probeert te overtuigen. Hij begint helemaal niet met bewijzen. En al helemaal niet met het soort bewijzen die de apologeten van zijn dagen aanvoerden in de trant van: kijk toch eens naar de loop van de zon en de maan en de sterren, dan moet je toch wel tot de conclusie komen dat er een God is. Pensées Pascal zijn vorm van theologische satirePascal begint met ironie. Hij haalt eerst de stellingen van zijn tegenstanders omver. Hij maakt duidelijk dat ze met hun vermeende inzichten en zekerheden op glad ijs schaatsen en dat er niet zoveel voor nodig is om ze onderuit te laten gaan. Hij richt het in zijn apologie zelfs zo in dat de diverse scholen elkaar van de sokken rijden, waarbij Pascal wel bereid is de retorische munitie te leveren. Een bekend voorbeeld: ‘verbaas je er niet over dat hij nu niet goed redeneert, er zoemt een vlieg om zijn oor’. Daar gaat het verstand van de verstandige. Een ander voorbeeld: ‘het gelaat van Cleopatra: wanneer haar neus korter was geweest, zou het gelaat van de aarde er anders uitzien’. Daar gaat de gedachte van een rationele geschiedenisbeschouwing. Maar ook de sceptische denkers staan minder sterk dan ze denken. ‘Ik beweer dat er nooit een volkomen consequent scepticus heeft bestaan’. Probeer maar eens te leven wanneer je voortdurend twijfelt aan je eigen bestaan: dat houdt men geen uur vol, laat staan een leven. Door zo te ironiseren wil Pascal minstens de raadselachtigheid van het bestaan duidelijk maken. Hij wil zo ook zijn hoorder voorbereiden om toch maar eens wat nader te luisteren naar datgene wat het afgeschreven christendom te zeggen heeft.
Een ironische levenshouding
De ironie van Pascal gaat verder dan het ironiseren van de claims van de tegenstander. Wanneer je goed kijkt, zie je dat Pascal er ook een ironische levensstijl op nahoudt. Dit wordt duidelijk uit het volgende, wat langere, fragment uit de Pensées (de nummering in het citaat is van mijn hand, AP).
‘Verklaring der feiten. Trapsgewijze ontwikkeling: (1) het volk eert mensen van hoge geboorte; (2) de halfontwikkelden verachten hen en zeggen dat geboorte een toevallig voordeel is en geen persoonlijke verdienste; (3) de ontwikkelden eren hen, niet omdat zij dezelfde mening hebben als het volk, maar vanuit een achtergedachte; (4) De vromen, die meer ijver dan kennis hebben, verachten hen, in weerwil van de overweging die de wijzen er toe brengt hen te eren, omdat zij daarover oordelen vanuit een nieuw inzicht dat hun vroomheid hen schenkt; (5) Maar de volmaakte christenen eren hen vanuit een ander, hoger inzicht (fragment 90).’
Men zou het fragment hierboven een toename van ironische distantie kunnen noemen. Pascal neemt als casus het gegeven dat mensen van hoge geboorte geëerd worden. Het is een voorbeeld uit het leven van de 17e eeuw gegrepen, waarin mensen hoge posities ten deel vielen op grond van erfelijkheid.
Het volk, zo is duidelijk uit (1), houdt er naïeve opvattingen op na en eert de aristocraten omdat zij menen dat ze werkelijk boven het gewone volk staan en eerbewijzen en hoge posities passend zijn bij hun status.
(2) Er zijn echter mensen met een zekere ontwikkeling, ‘halfontwikkelden’ (demi-habiles), die de waarde die wordt toegekend aan geboorte doorzien. Zij doen dit uiteraard op grond van een andere waarde: die van de persoonlijke verdienste, zoals opleiding, kennis en prestaties. Zij prikken door de naïviteit van het gewone volk heen, en vinden zichzelf dan ook hele bazen.
(3) De ontwikkelden zijn een stap verder. Zij onderkennen dat de waarde van die persoonlijke verdienste dubieus is. Wie maakt uit wat wel en wat niet een persoonlijke verdienste is? Zal dat niet een inzet van een voortdurende strijd worden. Zij snappen ook wel dat geboorte een willekeurig gegeven is. Ook zij nemen een ironische distantie ten opzichte van het naïeve volksgeloof, maar ze nemen ook, en wellicht nog meer, een ironische distantie ten opzichte van de criticasters van dit volksgeloof. Ironie stapelt zich op ironie. De wijzen berusten in de status quo door een ‘achtergedachte’ (‘pensée d’arrière’). Geboorte is in ieder geval een duidelijk gegeven en het is dan maar beter dat daar eerbetoon en status aan wordt gekoppeld. Ze troosten zich met de gedachte dat de show must go on en zoeken de ware waarheid in een rijk van transcendente waarden.
(4) Nu zijn er christenen, die daar op hun beurt weer afstand van nemen. Zij zien dit eerbetoon hoe dan ook als ijdel vertoon. Mensen zijn sterfelijke wezens, en deze christenen kritiseren dan ook het hele gedoe van eermetaal, mooie uniformen, gouden koetsen, enzovoorts. Zij doen dat niet zoals de halfontwikkelden (2), omdat ze wel begrijpen dat in dat kamp hoogmoed en ijdelheid aan de touwtjes trekken. Hun positie kan leiden tot de poging een ware gemeenschap van mensen te vormen en een christelijke, politieke en sociale filosofie te ontwikkelen en eventueel de poging een ‘christelijke maatschappij’ te vormen. Zij nemen afstand van de kermis der ijdelheid en willen een ware politieke vormgeving van het leven nastreven. Toch is dat nog niet de laatste positie.
5) Er zijn dieper ingeleide christenen (volmaakte christenen), die onderkennen dat een bepaalde vorm van christelijke kritiek tot ongelukken leidt. Er moet in deze wereld nu eenmaal een vorm van gezag zijn. Christenen kunnen ook doordraven en menen met hun christelijk inzicht de maatschappij te modelleren naar de beginselen van de ware broederschap, maar ze vergeten dat ze daarmee een eschatologische waarheid (de ware gemeenschap van mensen) projecteren in de nog niet volmaakte wereld van nu. Zij verabsoluteren een deelaspect van de christelijke waarheid en zien niet de speling tussen voorlopige inrichting en absolute ordening. Diepere christenen nemen een ironische distantie ten opzichte van de christenen die een ijver hebben zonder verstand. Ze onderkennen het relatieve karakter van een aantal christelijke beginselen. Daardoor spelen ze het spel mee van deze wereld. Zij doen dat echter met een achtergedachte. Die is bij nader inzien anders dan de ‘achtergedachte’ van de wijzen. Zij ironiseren achtereenvolgens het volk, de half ontwikkelden, de ontwikkelden en de vrome christenen.
Pascal geeft met dit ene fragment een voorbeeld van een ironische levenshouding op het politieke en sociale vlak. Het is natuurlijk de vraag of deze ironie wel zo leefbaar is en of het niet een al te defaitistisch standpunt is. Dat zou best zo kunnen zijn. Pascal zegt dan ook niet dat dit het ultieme standpunt is en zal er ook wel voor waken het als de laatste waarheid te zien. Soms moet je wel degelijk in actie komen en de troef van sociale rechtvaardigheid uitspelen. Toch zal dat met een bepaald voorbehoud gepaard gaan die veel weg heeft van de ironische stijl. Het moge duidelijk zijn dat deze ironie wel aan de spijker hangt van een christelijke wereldbeschouwing. Dit leven is een leefbaar leven, maar vanwege de menselijke ijdelheid en ellende is er in de loop van de geschiedenis geen absolute zin te vinden.Pascals hermeneutiek geen zaak voor warhoofden Soms doet hij gewoon mee met de bestaande gewoonte, zij het met een achtergedachte. Soms pleegt hij obstructie, maar ook dan met een achtergedachte. De christen kijkt bij dit alles uit naar de komst van het rijk van God. Dat rijk is al geopenbaard in Jezus Christus. Daarom wordt zijn ironie geen cynisme. Hij zal er echter voor waken daarop vooruit te grijpen.
De waarheid
Intussen is er wel een waarheid die absoluut is. Het is een waarheid die Pascal niet alleen heeft ingezien, maar ook heeft ondervonden. Deze waarheid heeft te maken met de menselijke bestemming, met de laatste zingeving, met de vraag: wat moet ik geloven? In zijn Mémorial schrijft hij de beroemde zin: ‘God van Abraham, God van Isaäk, God van Jacob, niet van de filosofen en de geleerden’. En: ‘men vindt God alleen via de wegen die in het evangelie geleerd worden’. De waarheid in Jezus Christus is een waarheid die geen ironische distantie toelaat. Integendeel. Het is een waarheid die vreugde geeft, vrede, omkeer, tranen van berouw en tranen van vreugde, die het hart en dan ook het hoofd van de mens geheel vraagt.
Je kunt je er over verbazen dat dé waarheid nu juist oplicht in Jezus. ‘Christus was zo onbekend (...) dat de geschiedschrijvers, die alleen belangrijke staatsaangelegenheden beschrijven, hem nauwelijks hebben opgemerkt’ (fragment 300). Pascal ziet wat Erasmus ook zag: dat God de wijsheid van de wijzen beschaamt en door de meest verborgen mens de waarheid Gods openbaart.
Maar welke waarheid is dit dan? Wat is de waarheid die in Jezus Christus wordt geopenbaard? Daar is veel over te zeggen, het is een omvattende waarheid, maar ze laat zich uiteindelijk samenvatten in één woord: ‘charité’. Charité, dat is de liefde van God tot verloren mensen zoals die in de gekruisigde Heer uitkomt, het is een liefde die bezit neemt van het menselijk hart. De liefde van Christus is de liefde die de mens losmaakt van zijn verkeerde bindingen en hem bindt aan God. Het wekt in het hart van de mens de liefde op tot God en de naaste, waardoor hij wordt bevrijd van zijn eigenliefde en de overmatige liefde tot de dingen.
‘Ironische’ hermeneutiek
Aan het denken van Pascal over de liefde in Christus zitten vele kanten. Eén ervan is de hermeneutische. Pascal leest de hele werkelijkheid als een verzameling ‘figuren’, die allen verwijzen naar de waarheid van deze liefde. Alles krijgt zijn samenhang in Jezus Christus. Je moet er volgens Pascal voor waken om de dingen direct bij de strot te pakken in de mening zo de waarheid te pakken te hebben. Die ontsnapt juist zo aan je greep.
De meest uitgewerkte toepassing van deze hermeneutiek is die van de Bijbel. Je moet die weten te lezen op de juiste wijze. Volgens Pascal moet je de bijbel vaak figuurlijk lezen. Alles letterlijk lezen is kortzichtig. Je laat de boodschap dan aankoeken. De dingen verwijzen echter naar een laatste waarheid. Er zit reliëf in de tekst. Alles op hetzelfde vlak nemen is niet de bedoeling. Trouwens, je loopt er ook mee vast, want er staat van alles in de Schrift dat zich onderling niet laat rijmen. Je snap het pas wanneer je ziet dat alles verwijst naar een ultieme waarheid. Dat is de liefde van Jezus Christus, zoals die verschenen is aan het kruishout.
Zoals het is met de Schrift, zo is het nog meer met de dingen van de werkelijkheid. Probeer ze niet in het platte vlak van de rede te persen. Smeedt het ijzer niet met ongedoopte handen. Het zijn hooguit gebroken scherven die hun ‘raison’ vinden in Christus. Zo, verwijzend naar Christus, spreken de dingen wel een taal. Zoals de Schrift een taal spreekt. Het is de taal van de liefde van God in Jezus Christus. Je zou dit procédé van Pascal ironische hermeneutiek kunnen noemen. Het hiaat tussen beeld en werkelijkheid is een ironisch hiaat. Zo ontstaat ruimte voor een spel der gedachten. Verloren gaan die gedachten niet, althans, voor zover ze geregen zijn op het strakke koord dat het hart aan Christus bindt. Een ironische hermeneutiek is tenslotte geen zaak voor warhoofden of dwaalgeesten.
Dr. A.J. Plaisier (1956) is predikant in de Protestantse Kerk in Nederland in Amersfoort en redacteur van Wapenveld.