Redactioneel

Het eerste herdenkingsmonument voor ironie staat er aan te komen. In het Amsterdamse Oosterpark schijnt een cactus geplant te worden. Als symbool voor de stekelige ironie van de vermoorde cineast Theo van Gogh, wist de stadsdeelvoorzitter te vertellen. Deze ironie – vaak weinig fijnzinnig, altijd uitdagend en zo scherp mogelijk geformuleerd – werd de man in de veranderde wereld na de elfde september fataal. Tegen deze achtergrond stelde Wapenveld zich dit jaar de vraag: ‘Is het tijd voor ernst?’ Begeeft ironie het zodra er sprake is van serieuze dreiging, of wordt het dan moreel laakbaar? In verschillende nummers werden de psychologie, literatuur, politiek en geschiedfilosofie afgetast, op zoek naar de achtergronden van het ironie-begrip. Wapenveld-redacteur Wim H. Dekker maakt in dit nummer de balans op en komt tot de conclusie dat het inderdaad tijd wordt om de dominante plek van ironie in onze cultuur en politiek achter ons te laten. Ironie moet een binnenpretje blijven, terwijl we het serieuze werk van Bonhoeffers navolging oppakken. Misschien bedoelde Goethe dat ook wel toen hij schreef: ‘Ironie is het zoutkorreltje dat het opgediende voedsel überhaupt pas lekker maakt.’ Een beetje ironie, niet te veel, want als het de hoofdschotel wordt, blijven we met lege magen en kale zielen achter.
Om dat serieuze werk aan te pakken, wordt steeds meer geroepen om stevige leiders. In zijn Thorbecke-lezing gaf de Maastrichtse burgemeester Gerd Leers stem aan deze geluiden. Hij neemt een roep waar om ‘moedige, onvermoeibare en toegewijde leiders’ die durven dromen en durven doen. Leers zelf, als verklaard voorstander van de gekozen burgemeester, is het daar helemaal mee eens. In deze bange tijden, betoogde hij, hebben we behoefte aan inspirerende leiders, die het volk meenemen op hun weg naar de toekomst. In christelijk Nederland is het niet anders gesteld. Begin oktober kwamen ruim duizend christelijke leiders bijeen in Lelystad om door predikers en managers van Willow Creek toegerust te worden voor hun taak. De evangelicale voormannen Bill Hybels en Rick Warren benadrukten de bijbelse verantwoordelijkheid van de kerkleider, die ‘aan het roer staat van het belangrijkste schip ter wereld: de kerk’. In het artikel van Eelco van den Dool worden kritische kanttekeningen geplaatst bij de roep om leiderschap. Hij is van mening dat de bijbel eerder democratie dan hiërarchie, eerder een team dan een sterke leider voorstaat. Hiermee snijdt hij een belangrijke discussie aan. Want ik geloof dat ‘leiderschap’ de komende jaren in toenemende mate op de agenda van kerk en samenleving zal komen te staan.
Bijzonder in dit nummer is dat we een tweetal bijdragen hebben vanuit de bètahoek, die thema's aansnijden die ook voor alfa's beslist betekenisvol zijn. Nu het maatschappelijke debat over Intelligent Design wat in de luwte is gekomen, maakt redacteur Aart Nederveen de balans op. In hoeverre stelt ID serieuze vragen bij het gangbare evolutionaire paradigma en welke agenda rolt hier voor christelijk Nederland uit? Hij voert een pleidooi om niet langer met de vragen van schepping en evolutie om te gaan als een vorm van apologetiek, maar christenwetenschappers volop serieus te nemen in hun zoektocht. Hele generaties Delftse studenten zijn mede in deze vragen gevormd door de reformatorische wijsgeer Egbert Schuurman. Zijn opvolger, Marc de Vries, laat in dit nummer zien wat de nieuwe lichtingen studenten mogen verwachten. Hij schetst de verschillende posities in het techniekfilosofische landschap en laat aan de hand van de nanotechnologie zien hoe een christelijke filosofie een zinvolle bijdrage kan leveren aan de bezinning op techniek.