Redactioneel

Het afgelopen jaar hebben we de grondslagen van de persoonlijke identiteit verkend. Uiteenlopende thema’s als lichamelijkheid, levensgeschiedenis en opvoeding passeerden de revue. In dit nummer maken we de balans op. Guus Labooy brengt de lijnen bij elkaar en voegt nieuwe elementen toe. Opvallend is hoezeer de elementen van ‘gegevenheid’ en ‘ontwikkeling’ bij de persoonlijke identiteit door elkaar lopen. Enerzijds is er de ervaring van een fundamenteel ‘ik’, iets wat Labooy ‘ditheid’ noemt. In de recent opnieuw vertaalde roman De nacht voor de scheiding van de Hongaarse auteur Sándor Márai wordt dat scherp onder woorden gebracht: ‘Want er is iets, binnen in de mens, iets onveranderlijks. Karakter? Wat is dat? En waarom vertegenwoordigt dat ‘iets’ veel méér het karakter dan al het andere wat hij, Kristóf Kömives, voor de wereld vertegenwoordigt: het lichaam, de instincten, het verstand, de betrekking, de rol in de maatschappij, de afkomst?’ Tegelijkertijd mag iemands identiteit ook niet volledig dichtgetimmerd worden. Daarmee doen we iemands ontwikkeling ernstig tekort. In de moderniteit is verandering een hele wezenlijke ervaring voor ieder van ons geworden. Ook het christelijk geloof benoemt trouwens de verandering in de identiteit van mensen. Daarvoor worden woorden gebruikt als ‘wedergeboorte’, ‘bekering’ en ‘groei’. Het is nu de kunst om het onveranderlijke en het veranderlijke niet te scheiden, want samen maken ze je tot de persoon die je bent. Er is geen ‘waar ik’ buiten het concrete ik zoals je dat ervaart.
‘God gaat zijn ongekende gang/ vol donk’re majesteit’, zingen we in gezang 447. De vraag is of en hoe geweld daarbij een plaats heeft. In ons vorige nummer sneed oudtestamenticus Eric Peels het lastige geweldthema al aan. In dit nummer reageert Sam Janse daarop, die een studie heeft geschreven over geweld verstaan vanuit het Nieuwe Testament. Hij voert een pleidooi om geweld bij God vandaan te houden. Op zijn beurt betoogt Peels dat hiermee een deel van de bijbel geen recht wordt gedaan. Een boeiende discussie, vanuit het hart van de theologie, maar tevens hecht verworteld in de huidige maatschappelijke context.
Geweld speelt ook een grote rol in de moderne Libanese politiek. Onze ‘correspondent ter plaatse’, Wilbert van Saane, analyseert de ontwikkelingen van het afgelopen jaar en legt daarbij de strijd om vrijheid in het verdeelde Libanon bloot. De casus-Libanon staat daarbij niet los van de bredere ontwikkelingen in het Midden-Oosten, het voortsudderende Arabisch-Israëlische conflict en battlefield-Irak. Van Saane laat zien welke rol christenen in het Midden-Oosten èn in het Westen hierin zouden kunnen spelen en welke bijbelse grondmotieven hierbij van betekenis zijn.
Paul van Trigt beschrijft voorts een fraai duel tussen een student en een dominee, waarbij de CSFR-lustrumbundel en -dag de inzet vormen. Hij signaleert daarbij – niet ten onrechte – dat veel christenen al te gemakkelijk huwen met sombere cultuurcritici. Daarmee wordt bijbelse vreemdelingschap op een te simpele manier gereduceerd tot onvrede met zekere culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. Van Trigt betoogt dan ook dat een ironische levenshouding en de imitatio Christi prima samen kunnen gaan.
Wapenveld biedt dus weer voldoende stof tot denken voor de marathon aan feestdagen aan het einde van het jaar, zeker omdat het warme klimaat weinig kans lijkt te geven aan schaatsen en ander ijspret. En wees ervan verzekerd: volgend jaar zijn we er weer!