Redactioneel

Gisteren bracht ik een dagje onder de Amsterdamse dak- en thuislozen door. Zeker als je eigen sociale omgeving een heel andere is, kan het goed zijn om de verhalen aan de zelfkant van de samenleving te beluisteren. Veel hoef je zelf niet te zeggen, want de heren – geen dames, vrijwel allen overigens van middelbare leeftijd – praten wel raak. Ze klaagden steen en been over Nederland, het werd alleen maar erger, strenger en onleefbaarder. Totdat een van hen de gedachte opperde om daarom maar naar het buitenland te gaan, hij dacht aan Bulgarije of een van de andere nieuwe EU-landen. Toen kwamen ze allen in het geweer: ‘Je bent gek, er is geen land dat zo goed voor ons zorgt als Nederland. Denk maar niet dat daar opvanghuizen en slaapplaatsen zijn, die heb je zelfs niet in Duitsland of België.’
Nederland kent een lange sociale traditie, waarbij ook bedrijven vaak een speciaal fonds voor sociale noden hebben. Dit is nu juist een van de aspecten die in de nieuwe jaarserie centraal zal staan. Terwijl we het afgelopen jaar de persoonlijke identiteit onder de loep hebben genomen, zetten we nu de stap naar de wereld van de bedrijven en het overheidsapparaat. Dat is namelijk de context waarbinnen de meeste lezers van Wapenveld hun dagelijks brood verdienen. Hoe kan echter binnen een wereld waar winstmaximalisering en economische groei drijfveren zijn, ruimte gegeven worden aan ‘trage vragen’ die zingeving en duurzaamheid bedoelen? In hun openingsartikel luiden Wim Dekker en Herman Oevermans de jaarserie Plaats voor trage vragen in en verbinden daarbij politiek urgente thema’s als duurzaamheid en klimaatverandering aan zingevingsvragen.
In februari stond in het Haagse theater Pierrot de musical De 7 Zonden op de planken, waarin een broer en zus geconfronteerd worden met zeven personen die elk aan een van de hoofdzonden lijden. Het thema van de hoofdzonden is al erg oud en gaat terug op de vierde eeuw. Paus Gregorius de Grote standaardiseerde de zondencatalogus en wees er zeven aan. In de komende meditaties in Wapenveld zullen onze huistheologen Bert de Leede en Arjan Plaisier ze een voor een behandelen, natuurlijk geheel in de aloude exempeltraditie. Ditmaal de eerste: superbia, hoogmoed.
In Dante's Divina Commedia spelen ze ook een grote rol. Wouter Schrover scherpt in zijn artikel de Engelse dichter T.S. Eliot aan Dante. Beiden laten in hun poëzie zien dat waar geluk een transcendente oorsprong heeft, maar de achtergrond waartegen dit geluid klinkt is voor elk van de dichters behoorlijk verschillend. Eliot kon uiteraard niet aan de moderniteit voorbijgaan.
Een rijzende ster aan het filosofisch firmament is de Franse filosoof Badiou. Inmiddels zijn enkele van zijn werken ook in het Nederlands vertaald. Toch is er in ons land nog betrekkelijk weinig aandacht voor Badiou. De Nijmeegse filosoof Gert-Jan van der Heiden laat daarom op een aanstekelijke manier zien waarin de waarde van Badiou ligt, zeker ook voor mensen die een religieuze traditie zijn toegedaan.
De discussie over geweld in de bijbel tussen Sam Janse en Eric Peels wordt in dit nummer op het scherpst van de snede voortgezet. Janse maakt duidelijk dat hij níet het geweld bij God wil weghouden – zoals het vorige redactioneel onder meer suggereerde –, maar juist bij Gods mensen. In de discussie blijkt de schriftleer van cruciale betekenis te zijn voor de duiding van de ‘struikelteksten’. Dat het maar geen studeerkamerdiscussie is, maar een existentiële blijkt uit de betrokken en persoonlijke toon waarop deze voorbeeldige discussie wordt gevoerd. Tolle et lege!