Redactioneel
Met Pasen dit jaar was ik in Manhattan, New York. Het was tamelijk guur en koud weer en toch was er op de straten een continue stroom mensen. Je kijkt om je heen en ziet, afgezien van de typische toeristen, vooral mensen tussen de 20 en 40, snel, hip, goed gekleed. Dit is het milieu waar de smaakmakers van de populaire cultuur zich in bewegen – en het kost geen enkele moeite om je dat voor te stellen. Verrassend is het wel dat als je dan met Goede Vrijdag en Paasmorgen naar de kerk gaat, precies die groep jonge, succesvolle New Yorkers daar op tamelijk klassieke wijze de Heer loven. En niet met zo weinigen: afgeladen vol zit een groot auditorium, en daarbij te bedenken dat dit slechts een van de vijf diensten is die worden gehouden. De liturgie is overzichtelijk: klassieke muziek, begeleid door een uitstekend orkest en met goede solisten, bekende Engelse gezangen en een prikkelende, niet eens zo heel korte toespraak – waarin even soepel de New York Times als het Evangelie van Johannes wordt geciteerd. Deze kerk in hartje Manhattan is Redeemer.
De afgelopen jaren heeft een toenemend aantal Nederlanders met meer dan gemiddelde belangstelling naar deze kerk gekeken. De preken van de voorganger, Tim Keller, vinden ook in Nederland gretig aftrek, verkrijgbaar op cd, mp3 of in Nederlandse vertaling. Binnen theologische faculteiten schrijven studenten scripties over het succes van Redeemer en mogelijke lessen voor de Nederlandse situatie. Maar typerend is dat vrijwel al die Nederlandse verhalen over Redeemer van buitenaf zijn geschreven. Het zijn bezoekers die even langszij komen, wat diensten meemaken, gesprekken hebben met de kerkleiding en hun boeken en papers lezen. Wapenveld pakt het in dit nummer anders aan. Wij hebben een lid van Redeemer gevraagd om nu eens van binnenuit over haar gemeente te schrijven: wat acht zíj nu karakteristiek voor haar gemeente en waarin schuilen naar haar overtuiging lessen voor Nederland? Aardig is dat en passant ook nog een antwoord wordt gegeven op een vraag die Bas van der Graaf eerder dit jaar in ons blad opwierp.
Wordt in die bijdrage een brug geslagen tussen Amerika en Europa, het slot van de jaarserie laat een bruggenbouwer tussen humanisme en religieuze tradities aan het woord. Het afgelopen jaar namen we de tijd om trage vragen binnen organisaties tegen het licht te houden: is het al markt wat de klok slaat of kan die ook gecorrigeerd worden vanuit meer normatieve kaders? De Utrechtse hoogleraar Kunneman is daar zeker van overtuigd en voert een pleidooi voor ‘horizontale transcendentie’. Hij is niet zonder hoop voor onze samenleving.
Dat geldt ook voor Bram de Muynck die kritisch kijkt naar de onderwijsdiscussie die momenteel in de politiek weer wordt gevoerd. Hij pleit ervoor om vorming, zingeving en de specifieke eigenheid van de leerling centraal te stellen. Daarmee durft hij ook tegen de stroom in te roeien die Beter Onderwijs Nederland (BON) heeft opgewekt. Hoe onderwijs op een goede manier kan functioneren, laat ook de literatuurbijdrage van Aart Nederveen zien. In de lessen Nederlands leerde hij De Mérode kennen – en hij wijdt ons in het werk van deze dichter in. Erik Willemsen verslaat het recente RRQR-congres.
Wapenveld nam afscheid van een tweetal redactieleden: de historicus Ton van der Schans en de neerlandica Elizabeth den Otter-Kuiper. Hun inbreng heeft het blad goed gedaan! Gelukkig kunnen we ook een opvolger bekendmaken: drs. Pieter Jan Dijkman, die geschiedenis en filosofie heeft gestudeerd en politiek verslaggever is voor het Reformatorisch Dagblad. Hij zal de actualiteit van het politieke debat aan de nuchtere analyse van de historicus paren en ons zo inwijden in het machtscentrum van ons land.