Geen evangelikaalslag

Nieuwe observaties en impressies bij evangelicale invloeden in traditionele kerken
Wat heeft de evangelicale beweging aan en in kerken te bieden? Na tien jaar van ironie en milde spot zijn we de notie van kaalslag voorbij, en maken we opnieuw de balans op. Als opstap wellicht voor een confrontatie met deze stroming binnen en buiten de kerken. Want soms wordt in een scherp debat waarheid gevonden
‘Jezus genas epilepsie door bij een maanzieke knaap een duivel uit te drijven. De discipelen lukte het niet als gevolg van een te klein geloof. Ons lukt het ook niet meer. Wij behandelen zoiets met medicijnen. De beschadiging in de hersenen traceren wij met een scan. Het biomedische vertoog van ziekte, stofwisseling en hersencellen heeft het religieuze vertoog over ziekte, bezetenheid en bevrijding vervangen. Het lukt ons nauwelijks meer om in dat religieuze vertoog te denken of te handelen. Als maatschappelijk werkers mógen wij dat ook niet.’ Mijn college over Foucault werd onderbroken door een student: ‘Hoezo zou dat niet mogen? Afgelopen maandag hebben wij, in onze gemeente, nog een duivel uitgedreven. Bij iemand met een geweldige vloekdwang. Hij ging ongelooflijk tekeer. Maar biddend en op gezag van Jezus onze Heer hebben wij die demon bevolen uit deze persoon weg te gaan. En dat gebeurde. Het was zeer indrukwekkend om te zien wat een bevrijding dat gaf aan die man. Hoe hij tot rust kwam. Ik snap niet hoe je kunt zeggen dat de duivel voor ons nauwelijks meer een realiteit kan zijn door het biomedische vertoog. In Afrika heb ik hem zo vaak gezien. En als je met een geloofsoog kijkt, zie je hem hier ook.’ Veel kon ik toen, een jaar of tien geleden, niet met dit verhaal. Beleefd heb ik het vervlochten in mijn college over Foucault. Erop ingaan deed ik niet. Bang om het geloof van de student te verstoren. Bang om voor ongelovige uitgemaakt te worden. Maar dat er iets heel anders gebeurd was dan het uitwerpen van een duivel stond voor mij buiten kijf. Een jaar later kwam ik daar niet mee weg. In een individueel gesprek heb je als docent minder macht over het discours dan in een college. Nog onder de indruk luchtte een student haar hart door te vertellen hoe zij dat weekend betrokken was geraakt bij het uitdrijven van een duivel. Ik deed geen moeite het verhaal te stoppen. De populariteit van het geloof in de duivel onder studenten intrigeerde mij steeds meer. Het aantal studenten dat zich inschreef voor het keuzevak ‘demonie en bezetenheid’ (‘Drijf nog eens een duiveltje uit’ noemde ik het onder verwante collega’s) was al een aantal jaren ongekend hoog. Al luisterend raakte ik onder de indruk van haar verhaal. De betrokken student had dit keuzevak niet gevolgd. Enige ervaring met demonie en bezetenheid had ze niet. In het algemeen stond ze met beide benen op de grond. Uit het verhaal bleek ook dat zij lid was van een confessioneel getinte hervormde gemeente. Zij was zelf ook geschrokken van deze manifestatie van de duivel en enthousiast over deze ervaring was zij niet. Ik heb het verhaal vooral aangehoord. Ik vroeg mij wel af hoe iemand het biomedische vertoog over psychiatrie verbond met het vertoog over God en duivel, maar realiseerde mij dat dat vooral mijn probleem was en niet het hare. Evangelikaalslag In Wapenveld hielden wij ons diezelfde tijd bezig met de opkomst van de evangelicale beweging in de reformatorische kerken. Voor een conferentie gebruikten wij zelfs het woord ‘evangelikaalslag’. De evangelicale beweging zou zich te veel uitleveren aan de belevingscultuur. Het zou een evenementengeloof zijn, een feel-good religion, voortdurend op zoek naar kicks. Norm voor geloof en ethiek is de ervaring. Daaronder zat natuurlijk ook de gedachte dat zoveel hang naar beleving duidt op het onvermogen of de onwil volwassen te worden. Zorg werd geuit over de infantilisering van de liturgie. De liedcultuur vormt een reli-variant op kinderliedjes als Hop Marjanneke (3x). Gebeden zijn zonder besef van heiligheid en waardigheid. De infantiliteit van het geloof wordt daarbij benadrukt door bij Vader God op de knie te kruipen. En zoals kinderen niet lang stil kunnen zitten en zich concentreren, zo ontstaat er ordeloosheid in de liturgie vanwege de grote nadruk op spontaniteit. Zorg was er voor de pastorale nood die het gevolg van evangelicalisering zou zijn. De nadruk op beleving kan pastoraal kwalijk uitwerken in tijden van geestelijke droogte, rouw of nood. Bovendien heeft de nadruk op ervaring een hijgerig karakter. Is het geloof niet veel meer een kwestie van gehoorzaamheid en discipline, zo luidde het bezwaar. Pastoraal was ook het bezwaar dat evangelicalisering gepaard gaat met moralisme. Iets goeds doen voor God. Deals ook: als ik dit doe, zal God wel zorgen dat ... Vermoeiende geloofsijver die vastloopt in teleurstelling en kwetsuren. Ten slotte was er in die artikelen sprake van zorg om een kerk zonder traditie. Een eruptie van een fontein is leuk, maar water heeft zowel een bron als een bedding nodig. Is het evangelisch geloof niet te veel het geloof van een dag? Is het in staat structuren te creëren waarbinnen het overgedragen kan worden? Kan een kerk zonder traditie? Met andere woorden, in Wapenveld en ook wel op andere plaatsen, richtten Wapenveldredacteuren nog wel eens een giftig pijltje op de EO (de drijvende kracht achter de evangelicalisering), evangelisch getinte bijeenkomsten en evangelische geloofsuitingen. Dit jaar maken wij opnieuw de balans op. Wat heeft de evangelicale beweging in de kerken te bieden? Voor een deel is dit het gevolg van nieuw en jonger bloed in de redactie, zelf aangestoken door het virus. Maar na tien jaar ironie en milde spot over deze beweging hecht ik er zelf ook waarde aan mijn eerdere indrukken te heroverwegen. Allereerst omdat een negatieve opstelling tegenover deze beweging mij niet vruchtbaar lijkt. Ten tweede omdat ik de evangelicalisering op onderdelen ook ben gaan waarderen. Agenda De opkomst van de evangelicale beweging binnen de protestantse kerken leidt tot de nodige beroering in gemeenten en op kerkenraadsvergaderingen. Deze ontwikkeling dicteert voor een groot deel de agenda. Zo is er in mijn gemeente de afgelopen jaren onder meer gepraat over jongeren die zich, onder indruk van de Heilige Geest, tijdens een Soul Survivor-weekend hadden laten dopen in het water van de Randmeren. In verschillende plaatsen wordt gediscussieerd over de ruimte voor volwassendoop en het zegenen van kinderen in plaats van dopen. Een oude praktijk als ziekenzalving is opnieuw onder de aandacht gekomen en wordt in steeds meer gemeenten besproken. Zolang het niet gebeurt in de zondagse diensten levert dit meestal geen problemen op. Jongeren en Bijbelkringen praten graag over bezetenheid, demonie en uitdrijving. Zij zijn ook bang voor occulte belasting en vermoeden dat soms bij zichzelf of anderen. Op zo’n moment wordt het een pastoraal en kerkelijk vraagstuk. Kerkdiensten worden ter discussie gesteld. Preken moeten raken, gebeden moeten hartstochtelijk zijn en liederen moeten in een sfeer van lofprijzing en aanbidding brengen. De vormgeving van diensten dient ook beeldender te zijn: beamers, mime, verhalen, getuigenissen, enzovoort. Een dienst met alleen orgel is saai. De middagdienst, van oudsher het monopolie van de traditie, wordt geschikt geacht voor evangelisatiebijeenkomsten, lofprijzingen en aanbiddingsbijeenkomsten. Ten slotte zorgt een niet te stuiten dadendrang voor tal van ad-hoc-agendapunten: actie voor kinderwerk in moslimflat A, vierde doorstart van de gebedskring, ziekenzalving voor mevrouw X, oprichting thuisfrontcommissies voor mensen met een roeping, evangelisatieacties, themaweken en tal van cursussen op het gebied van huwelijk, opvoeding, gebedsleven en geloofsgroei. Al die agendapunten worden aangedragen door mensen die daar ‘opeens’ visie voor hebben gekregen, doordat God hen dat op het hart gelegd heeft, of doordat zij Bijbellezend en biddend ermee bezig waren. Traditionelen Voor kerkenraden of gemeenten met een groot deel traditioneel ingestelde kerkbezoekers geeft dit alles veel onrust. Men hecht in veel gevallen aan rust en vrede. Het geloof zoals dat van de ouders is ontvangen, wil men graag behouden en voortzetten. Daarbij komt dat traditionelen de jaren zestig en zeventig hebben meegemaakt. De angst voor secularisatie en vrijzinnigheid zit er bij deze generatie diep in. Zij weten nog wie Kuitert is, en dat het allemaal begonnen is met het Liedboek, afnemend bezoek van de middagdienst, niet langer preken over de catechismus en gitaren voor in de kerk. Velen hebben kerken leeg zien lopen in hun omgeving, hebben familieleden die, al moderniserend, het geloof hebben verloren en trekken zich daarom terug op het laatste bastion: de traditie. Een deel van de traditionelen blokkeert zoveel mogelijk de weg naar evangelicale vernieuwing uit angst. De traditie is voor deze groep vooral een bron van rust en zekerheid. De loyaliteit aan de traditie is hier in veel gevallen ook loyaliteit aan ouders of grootouders en krijgt daardoor rigide trekken. In discussies wordt het door evangelicalen veelal ervaren als verstarring. Zij die de traditie ademen en daarbinnen vroom zijn, kunnen op meer waardering van evangelicalen rekenen. Zij passen niet op de winkel, zij wachten stil op Gods ontferming. Misschien dat God de hemelen zal scheuren. De Heilige Geest, in het gewaad van de traditie, nieuw geloof zal schenken. Soms leidt dit tot gedeelde spirituele momenten. Maar waar de wegen uiteenlopen, kan het ook tot stevige debatten leiden, waarbij men elkaar de waarheid betwist. Hoe men dan ook in de traditie staat, in de confrontaties rondom de agenda van evangelicale vernieuwing beseffen traditionelen dat deze vernieuwing een ander karakter heeft dan die van de jaren zeventig. Evangelicalen halen de traditionelen veelal in in geloofsijver, vroomheid en missionaire opstelling. Daar kun je je niet zomaar van afmaken. Bovendien is de angst voor kerkverlating als gevolg van conflicten bij traditionelen groot. Hoe storend ook, men ziet de evangelicalen niet graag vertrekken. Men ziet de evangelicalen niet graag vertrekken De kerk is al zo leeg. En men houdt niet van conflicten. Met als gevolg dat er in eerste instantie ruimte wordt gemaakt voor evangelicalen aan de rand van het traditionele kerkleven: op kringen, in het jeugdwerk, na de zegen, in lofprijzingen na de dienst. Ondertussen wordt een tegenoffensief gestart. De traditie krijgt een nieuw, eigentijds, jasje: een nieuwe statenvertaling, hertaling van de klassieke formulieren, hertaling van de belijdenisgeschriften en laatstelijk zelfs de suggestie tot een nieuwe oude psalmberijming. Voor de evangelicalen heeft dit tot gevolg dat zij hun geloof pas echt beleven aan de rand van het gemeenteleven. Ouders die hun geloofsopvoeding, gestalte krijgend in de aanschaf van een NBV-jeugdbijbel voor hun kinderen, gefrustreerd zien door neo-traditionalisme, in de vorm van een hertaalde Statenvertaling, vanaf de kansel. Mensen die niet de morgendienst bezoeken, maar wel de lofprijzing die volgt op die dienst. Dit frustreert op den duur en is, omdat de kloof groeit, uitstel van conflicten. Liedboek De evangelicale stroming botst niet alleen met de traditionelen, maar ook met modernen, het Liedboek minnende deel van de gemeente. Onbewust tikken hun voeten bij een Opwekkingsdeun op de vloer, of leunen zij afwisselend op het linker- dan wel rechterbeen. Te modern om nooit gedanst te hebben. Maar als zij zichzelf betrappen op deze fysieke expressie roepen zij het lijf haastig tot de orde. Met afschuw spreken zij over de banale melodieën en rijmelarij van Opwekking. Met veel pijn en moeite hebben zij sinds de jaren zestig hun weg gevonden in het woud van traditionele orthodoxie op punten als schriftgezag, evolutie, uitverkiezing, christelijke ethiek en historiciteit, om rond de millenniumwisseling met een nieuw fundamentalisme geconfronteerd te worden dat in felheid en vreemdheid niet onderdoet voor het traditionele fundamentalisme. Bovendien is de argumentatie vanuit het gevoel dan wel de ervaring met God voor deze ‘verlichte’ modernen soms niet te harden. En weer staan de Liedboekzangers in het hoekje van dwalende schapen. Voorheen niet orthodox genoeg, nu niet radicaal genoeg. Onder Liedboekzangers levert dit veel spottend geklaag op over de opmars van evangelicalen. Een gevoel van verhevenheid en superioriteit is deze Liedboekzangers niet vreemd. Vanuit deze sfeer is in Wapenveld nog wel eens geschreven. De ironie wil dat de kinderen van deze generatie een evangelicale oriëntatie krijgen, daarmee het gevoel hebbend revolutionair te zijn. Ik herinner me nog een gesprek waarin een voorstander van Opwekking zichzelf als links typeerde, terwijl de zangers van het Liedboek in de rechterhoek werden gepositioneerd. In de praktijk stellen de Liedboekzangers zich wat vaderlijk begrijpend en op sommige punten scherp afwijzend op. Het kinderlijk enthousiasme van evangelicalen moet niet geknakt worden. Maar het moet in de kerk niet ordinair worden. Enig besef van waardigheid, traditie en redelijkheid dient behouden te blijven. Een beetje zoals Barthianen met het volksgeloof omgingen. Evaluatie Toen ik onlangs een keer een columnachtige voordracht moest houden op een studiedag over liturgie heb ik teruggekeken op mijn ervaringen met de evangelische stroming. Voor die voordracht was ik uitgenodigd wegens een bijterige oneliner over evangelicalen in een column. Tijd om volwassen te worden, had ik ze daarin toegevoegd. Ik voorzag dat de studiedag vooral bezocht zou worden door Liedboekadepten. Het gevaar dreigde dat mijn voordracht cabaretesk zou worden. Al evaluerend kwam ik tot een aantal positieve ervaringen. Utrecht Nieuwe Kerk Ruim tien jaar terug heb ik in Utrecht de transformatie van de wijk Nieuwe Kerk van nabij meegemaakt. Het was een half midden-orthodoxe, half gereformeerde bondsgemeente. Ook nog eens Samen op Weg. De diensten werden door een kleine honderd mensen bezocht, waarvan de meesten voorbij de vijfenzestig waren. Met de komst van dominee Bouw werd deze gemeente in evangelicaal water gestuwd. Er ontstond een kweekvijver en experimenteerruimte voor evangelicaal georiënteerde (theologie)studenten. Er kwam een liturgie die paste in de traditie van de kerk met lofprijzing op een passende plek. Het Nederlandse Alphawerk werd hier uitgeprobeerd en vervolgens binnen de IZB nader ontwikkeld. Evangelicaal-theologische bezinning werd vanuit Oxford naar Utrecht gebracht. Ondertussen groeide de gemeente met Congolezen, buurtbewoners, studenten en veertigers die zich afvroegen waarom zij de kerk verlaten hadden. De ouderen die gebleven waren kregen nieuw elan. Slechts een handvol traditionelen kon de verandering niet meemaken en zocht stil, soms zonder, soms met wrok, onderdak in omliggende traditionele gemeenten. Als een betrokken buitenstaander heb ik het toen allemaal zien gebeuren. Ik heb dingen tegen proberen te houden, dingen helpen realiseren, maar ben altijd wat aan de rand blijven staan. Ook met de huiver dat het hier wel een tijdelijke opleving zou betreffen. Inmiddels taxeer ik het anders. De Nieuwe Kerk is er nog steeds en het gaat er ook nog steeds goed. Het zou wel eens een schoolvoorbeeld kunnen zijn van geslaagde integratie van evangelicalisering die vruchtbaar is voor de kerk. Bovendien realiseer ik mij dat veel te veel debatten toen werden gevoerd vanuit de sociologisch geduide groepsposities zoals ik die hierboven heb weergegeven. Thema’s als liturgie, zalving, gebed, visioenen en opdragen van kinderen in plaats van dopen werden vooral bediscussieerd vanuit de vraag of de bonders dan wel de midden-orthodoxen het mee konden maken. Het heeft te vaak te lang geduurd voordat de discussie inhoudelijk werd. De gedreven evangelicalen hebben in die tijd veel geduld gehad met het vooral lijdelijk verzet en de moed gehad om soms door te zetten. Zonder hun inzet was de kerk gesloten geweest. Door de groei moest de kerkvoogdij nu renoveren. Volwassenheid In mijn contact met studenten kom ik soms de meest merkwaardige geloofsuitingen en geloofsopvattingen tegen. Het zou geen enkele moeite kosten een rijtje quotes uit gebeden weer te geven waarmee alle vooroordelen jegens evangelicalen bevestigd worden. En nog steeds ben ik van mening dat veel gebeden gekenmerkt worden door oeverloos gebabbel en maar wat aanpraten tegen God. De grote nadruk op ervaring leidt in gebeden soms ook tot een grotere concentratie op het zelf dan op God. Soms een grotere concentratie op het zelf dan op God Maar dat soort gebeden zegt meer over de volwassenheid en rijpheid van persoon en geloof. Dat toeschrijven aan de evangelicale geloofscultuur is niet terecht. Die cultuur doet weliswaar een sterk appel op het uiten van persoonlijke geloofservaringen en het in gebed samenleven met God, maar dat kan ook op een volwassen manier. En dat is ook niet altijd vreemd aan de traditie. Niet alle evangelicale gebeden staan mijlenver van de belijdenissen van Augustinus vandaan. Terwijl ik zo evalueerde herinnerde ik mij diverse gesprekken waarbij ik onder de indruk was van hoe mensen kracht ontleenden aan hun vermogen om hun leven in gebed open te leggen voor God, zonder God daarbij voor de voeten te lopen. Opwekking zingende kerkgangers bidden soms dichterbij de Psalmen dan degenen die alleen psalmen zingen. Theologie Hoewel geen theoloog heb ik de indruk dat het theologisch een moeizame tijd is. Na Noordmans, Miskotte en Van Ruler leek het wat stil te staan. Van de Beek kun je sinds die tijd noemen. Totdat in de jaren negentig de ‘Utrechtse school’ opkwam. Het is weliswaar geen evangelicale school, maar in de dynamiek van die school verschoof de aandacht van Duitsland wat naar de Angelsaksische theologie in Oxford en de Verenigde Staten. Interessante theologie die nieuwe impulsen geeft aan de gemeente staat niet langer haaks op de evangelicale stroming, maar wordt daar ook voor een deel door gevoed. Recente interviews in Wapenveld tonen dat aan [1]. Spiritualiteit Terwijl ik al evaluerend tot een aantal positieve ervaringen met de evangelicalisering kwam, realiseerde ik mij dat het ook niet helemaal aan mijn eigen geloofsleven voorbij was gegaan. Het evangelicale geloof mag dan het geloof zijn van het kinderlijk verlangen, maar het soms wat ongecompliceerde en naïeve geloof, vol slogans en ongenuanceerdheden, heeft op zijn tijd wel kracht. Ter illustratie citeer een anekdote uit een preek van Miskotte: ‘Een jonge vrouw die met de Strijdkreet colporteerde, kwam bij een bevriende predikant aan de afgelegen pastorie, ze stond op het grind en ze zei plotseling tegen hem: Kent u de Heer Jezus? En hij zei, verbouwereerd: Ik hoop het! Hij wou niet onbescheiden zijn, hij dacht misschien ook: wat zit er theologisch allemaal aan vast tegenwoordig? Maar zij viel uit, diep en beslist: Hóópt u het? Maar dat moet u wéten! Hij draaide als een blad aan de boom om en zei: Ik wéét het.’ [2]. Het evangelicale geloof raakt veelal aan de essentialia van het christelijke geloof. Mij heeft het diverse keren bewust gemaakt van het feit dat ik de neiging heb het geloof te abstraheren. Abstractie haalt de scherpte uit het geloof. Dat God een levende persoon is leent zich uiteindelijk niet voor beschouwing. Beter gezegd, de reflectie op God, mijzelf en mijn geloof mag niet ten koste gaan van de omgang met diezelfde God. ‘Een jonge vrouw met Strijdkreten op het grind’ [3] kan je daar opeens bij bepalen. Het heeft mij een aantal dingen opgeleverd: Toewijding In mijn geloofsbeleving, beïnvloed door Liedboek en gereformeerde traditie, staat de verwachting centraal. Wij kunnen het niet. God moet tot ons komen. Het gebed om de opening van de Schriften is meestal een abstracte schuldbelijdenis en voorzichtig hopen. Maar dat kan ook een vluchten voor eigen verantwoordelijkheid zijn. Het is mijn indruk dat de gereformeerde leer wel degelijk ook kan leiden tot gemakzucht en passiviteit. Evangelicalen stimuleren om tot God te gaan, je toe te wijden, het hart te openen en ontvankelijk te worden. Dat kan door stil te zijn, maar ook zingend. Beschaamd, in besef van zonden en schuld, maar ook vrolijk, vrij en met opgeheven hoofd. Een beetje zoals in de Psalmen. Lofprijzing Dankbaarheid na redding of verzoening ken ik. Maar wat lofprijzing is, heb ik moeten leren. Wat lofprijzing is, heb ik moeten leren In de Utrechtse gemeente hadden we, zoals wij het ironisch noemden, een blokje lofprijzing. Na de belofteverkondiging zongen we een aantal lofprijzingsliederen. Uit diverse bundels overigens, ook Opwekking. Dus niet armzalig twee coupletten, maar hele liederen. Het kost tijd om de God voor ogen te krijgen die je groot wilt maken. Woorden hebben tijd nodig om hun werk te doen. Van de evangelicale liturgie heb ik geleerd God te loven, blij te zijn met mijn God, stil te staan voor Hem. Niet alleen om wat Hij voor mij doet of gedaan heeft, maar om Wie Hij is. Geloften Het belangrijkste wat ik van de evangelische beweging geleerd heb is het doen van geloften. God verandert mensen, maar dat betekent ook dat er iets verandert in je leven. Afhankelijkheid kan radicaal zijn, maar genade moet niet goedkoop zijn. Evangelicalen hebben mij Bonhoeffers Navolging beter doen verstaan dan veel moderne en klassieke gereformeerde theologen. Ik ben niet zo’n liefhebber van naar voren lopen in diensten of getuigenissen afleggen. Maar is dat niet de manier om het doen van geloften aan God te vermijden? Ik stoor mij aan woorden als: het geloof moet praktisch, concreet en radicaal zijn. Maar houd ik God daarmee niet te veel op afstand? Confrontatie Het wordt tijd dat zowel traditionelen als Liedboekliefhebbers hun loopgraven verlaten en de confrontatie aangaan met de evangelicale beweging binnen en buiten de kerken. Dat het daarbij zal botsen is duidelijk. Zelfgenoegzaamheid en neerbuigendheid kenmerkt niet alleen de opstelling van traditionelen en Liedboekzangers binnen de traditionele kerken. Daar kunnen evangelicalen ook wat van. Maar het zal voor alle partijen heilzaam zijn. Deze conflicten moeten niet te veel beheerst worden door angst. Soms wordt in een scherp debat waarheid gevonden. Het is ook noodzakelijk, willen we niet helemaal het contact met een groot deel van de volgende generatie gelovigen kwijtraken. Zelf denk ik dat deze confrontatie de kerk ook nieuw zicht op God zal geven. Of dat ook geldt voor de duivel, weet ik nog steeds niet. Op dat punt heb ik eerst nog een aantal confrontaties te gaan. Maar ik sluit het niet meer helemaal uit.

Wim H. Dekker is als docent sociologie verbonden aan de academie voor Sociale Studies en de Master Contextuele Hulpverlening van de Christelijke Hogeschool Ede

  1. Zie het interview met Richard B. Hays in Wapenveld 2007-3, p. 16-24, en dat met Stanley Hauerwas in Wapenveld 2008-1, p. 19-25.
  2. K.H. Miskotte, Miskende Majesteit, Nijkerk (1969), p. 17
  3. Miskotte zegt nog net geen vrouwtje, maar wekt door de enigszins patriarchale en badinerende toon wel de indruk van ongecompliceerde eenvoud