Redactioneel

Het Paulusjaar, uitgeroepen door Benedictus XVI, blijkt in de Heimat van de paus volop te leven. Tot mijn positieve verbazing zag ik deze zomer de etalages van de boekwinkels in de Beierse hoofdstad München vol liggen met boeken over de grote apostel. Naast toegankelijke boekjes bestemd voor persoonlijke devotie, vooral stevige theologische kost. Van die belangstelling in het oude Europa – en de nieuwe christelijke continenten Afrika en Latijns-Amerika – moet Paulus het dan ook hebben, zo toonde een interessante serie in Trouw over Paulus’ erfenis in diens thuisland en voornaamste missiegebied Turkije. De christenen zijn er goeddeels verdwenen, hier en daar rest een vervallen kerkje en voor de huidige islamitische bewoners leeft de figuur van Paulus nauwelijks.

Het is merkwaardig gesteld met de erfenis van Paulus. Sommige delen van de kerk kiezen de grootst mogelijke bocht om hem heen, anderen lopen daarentegen met hem weg. Het oecumenische leesrooster kent zo’n sterke concentratie op de evangeliën dat Paulus er bekaaid vanaf komt en iets soortgelijks doet zich voor bij delen van de Pinksterbeweging. Paulus wordt dan te moeilijk geacht, te veel de dogmaticus en ook op grotere afstand van de eigenlijke boodschap van Jezus. Anderzijds lezen veel protestanten, in navolging van Luther en Kohlbrugge, de Bijbel vooral door een Paulusbril. Paulus’ primaire boodschap is dan het vraagstuk van de rechtvaardiging van de goddeloze – en dat is vervolgens de sleutel tot het verstaan van de rest van de Heilige Schrift.

Zowel aan de Paulusmijders als -fans worden serieuze vragen gesteld door de nieuwtestamenticus Geurt Henk van Kooten. Hij presenteert de recentste visie op Paulus, zoals die door James Dunn is ontwikkeld. Daarin staat niet langer de rechtvaardiging centraal maar Paulus’ universalisme. Deze theologische ontwikkeling loopt opmerkelijk parallel met de hernieuwde aandacht voor Paulus in de filosofie, zoals vorig jaar al bleek in het artikel van Gert Jan van der Heiden over Alain Badiou. Menig Bijbellezer zal zich uitgedaagd voelen om Paulus’ geschriften te herlezen en zijn eigen beeld van Paulus’ theologie tegen het licht te houden.

De verwerking van Paulus speelt uiteraard ook een rol in de jaarserie over de Pinksterbeweging. Diens opmerkingen over de gaven van de Geest staan in dit nummer centraal. Na een impressie van het zelfbeeld van ‘Pinksteren’ en een sociologisch profiel volgt nu namelijk het theologische gesprek. Arjan Plaisier doet dat met als inzet tongentaal en gaat na wat de betekenis daarvan kan zijn voor ‘gewone’ protestanten. Daarbij komt hij tot opmerkelijke conclusies.

Bert de Leede houdt de verwerking van Pinkstertheologie in gereformeerde kring tegen het licht – waarbij hij zich concentreert op exorcisme, het uitdrijven van duivels. Met ‘Pinksteren’ neemt hij volmondig afscheid van de streeptheologie. Maar daarmee is het gesprek niet bezegeld, het begint pas. Belangrijke theologische vragen moeten opnieuw doordacht worden. Duidelijk wordt dat de vragen rond Schrift en Geest opnieuw in het centrum van de aandacht dienen te staan.

Het werk van de Geest in de Europese cultuur wordt ook zichtbaar in het werk van de onlangs overleden Kees Fens, die Herman Oevermans in herinnering roept. Fens bleef de schatkamers van de Europese christelijke cultuur openen in een steeds verder seculariserende samenleving. Zelf maakte ik hem eenmaal mee toen hij voor De Groene een lezing hield over Augustinus. Serieus, betrokken en zonder een spoortje van ironie – en dat voor een kritisch, niet-christelijk publiek. Zoiets kon alleen Fens.

Fundamenteel is de bijdrage van Ella Lobregt-Van Buuren te noemen. Zij houdt haar eigen ontwikkeling als psycholoog tegen het licht en geeft een kritische reflectie op de invloed van de moderne neurowetenschap op de psychologie. De vragen rond ‘nature-nurture’, maar ook theologische als die naar de vrije wil, blijken daarbij in beeld te komen.