The reason for God

Belief in an Age of Skepticism
Timothy Keller

Een tijdperk van scepticisme. Zo typeert Tim Keller, voorganger van Redeemer Presbyterian Church in New York, de tijd waarin wij leven [1]. Het is zijn conclusie na bijna twintig jaar predikantschap in Manhattan, waarin hij naar eigen zeggen eindeloos in gesprek is geweest met New Yorkers. Veelal hoogopgeleide, jonge mensen, die blijkbaar wel openstonden voor (gesprekken over) het geloof. Maar ondanks hun spirituele interesse bleek de ondertoon er toch één van scepticisme te zijn. En dus was er de voortdurende noodzaak om ook te argumenteren over bezwaren tegen het christelijk geloof aan de ene kant en de redelijkheid (plausibiliteit) ervan aan de andere kant. En wie The Reason for God uit heeft (hetgeen in korte tijd kan lukken, want het boek is erg goed geschreven) moet in ieder geval dit concluderen: Keller is in dit argumentatieve gesprek een meester. Wie zijn preken kent wist dat al, maar het is heel mooi dat alle argumenten die hij in de loop van de jaren ontwikkelde (of vond), nu in een coherent geheel bij elkaar staan. Maar vooral wijst het boek christenen van vandaag een mogelijke weg om op een vruchtbare manier in gesprek te zijn over de geloofwaardigheid van het evangelie.

Het boek bestaat uit twee hoofddelen. In het eerste deel behandelt Keller zeven van de belangrijkste vragen en bezwaren die in alle gesprekken die hij voerde steeds weer terug kwamen. Ik som ze maar even op. 1 Er kan niet maar één ware godsdienst zijn; 2 Hoe kan een goede God lijden toestaan?; 3 Is het christendom een dwangbuis?; 4 De kerk is verantwoordelijk voor zoveel onrecht; 5 Hoe kan een liefhebbende God mensen naar de hel sturen?; 6 De wetenschap heeft het christelijk geloof weerlegd; 7 Je kunt de Bijbel niet letterlijk nemen.

Het is duidelijk dat over ieder ingebracht bezwaar een afzonderlijk boek valt te schrijven, maar toch weet Keller steeds in het bestek van een bladzijde of tien tot een fundamenteel en helder antwoord of weerwoord te komen. Dat fundamentele zit dan hier in, dat hij steeds probeert aan te tonen hoe (wetenschappelijke) bezwaren tegen het christelijk geloof eigenlijk altijd uiting zijn van een alternatief geloof. Het is duidelijk dat Keller hier schatplichtig is aan denkers als Alvin Plantinga en C.S. Lewis, hetgeen hij dan ook in alle onbevangenheid meldt. Ik geef één voorbeeld van de manier waarop Keller in gesprek is. In antwoord op de vraag hoe een liefhebbende God mensen naar de hel kan sturen laat hij zien dat onder deze vraag ten minste drie geloofsveronderstellingen zitten, namelijk: een oordelende God kan simpelweg niet bestaan; een oordelende God kan geen God van liefde zijn; een liefhebbende God kan het kwaad niet toestaan. Het is duidelijk, zo stelt hij, dat deze veronderstellingen samenhangen met een aantal kernwaarden van de Westerse cultuur, zoals individualisme en moreel relativisme. Grofweg is de essentie van die waarden deze: als er een God is, moet hij daarom wel goedkeuren wat wij willen en van een transcendente morele orde kan geen sprake zijn. Maar hoe vanzelfsprekend dit soort gedachten voor velen in het Westen inmiddels ook is, ze zijn cultureel bepaalde geloofsuitingen en er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de Bijbelse visie hier inferieur aan is.

Op allerlei manieren is Keller dus in de weer met de bewijslast van christelijke én alternatieve geloofsovertuigingen. Maar de vraag is natuurlijk: wat zijn die bewijzen waard? Stellen ze ons uiteindelijk voor een onontkoombare keuze? Het antwoord van Keller is, dat er (natuurlijk) geen sluitende bewijzen voor de waarheid van het christelijk geloof zijn te geven, maar dat er wel ‘sleutels’ (clues) zijn. Opzichzelfstaand hebben deze sleutels een betrekkelijke overtuigingskracht, maar wanneer we ze bij elkaar optellen wordt die overtuigingskracht (cumulatief dus) toch heel groot. Hier maakt Keller dankbaar gebruik van Alvin Plantinga’s artikel Two Dozen (or so) Theistic Arguments, te vinden op internet. Het gaat hier om argumenten als ‘het is ondenkbaar dat er een big bang is geweest zonder veroorzaker ervan’ en ‘het universum is zo’n uiterst fijn afgestemd geheel van constanten dat het moeilijk denkbaar is dat hier geen schepper achter zit’. Nogmaals: tegen elke opzichzelfstaande sleutel is van alles in te brengen, maar bij elkaar opgeteld vormen de sleutels toch een overtuigende waarheidsclaim.

Veel argumenten dus, in het eerste deel. Het gaat Keller om de dubbele betekenis van het woord reason: dat de rede voor God gewonnen wordt én dat zo duidelijk wordt dat er ook goede redenen zijn om te geloven. Toch blijkt dit eerste deel van het boek vooral in dienst te staan van het tweede, waarin op een positieve manier het evangelie wordt uitgelegd. In dit deel komen uiteraard bekende ‘Keller-thema’s’ aan de orde, zoals het verschil tussen religie en het evangelie. Maar bovenal wordt in dit deel duidelijk, dat ook in een tijdperk van scepticisme het vertellen van het grote verhaal van het evangelie de hoofdzaak blijft. Ook als we dát doen blijft argumenteren nodig en doen we dus meer dan eenvoudig een verhaal vertellen. Wanneer we bijvoorbeeld het verhaal van het kruis vertellen, zullen we ook moeten uitleggen waarom dat kruis nodig was. Keller doet dat door duidelijk te maken dat vergeven eigenlijk nooit zonder betalen gaat. Als voorbeeld noemt hij, dat iemand met zijn auto jouw garagedeur in elkaar rijdt. Op dat moment heb je twee opties. Je kunt zeggen: ik wil dat je betaalt en dan is alles weer zoals het was. De prijs wordt dan dus betaald door de dader. Je kunt ook zeggen: ik vergeef het je, het is wel goed zo. Maar als je dat doet, betaal je zélf de prijs. Tegen die achtergrond gaan we begrijpen, waarom God om ons mensen te vergeven zélf de prijs moest betalen. Op vergelijkbare wijze komen zo thema’s aan de orde als ‘het kennen van God, het probleem van de zonde, de dans van God (over de Drieëenheid) en de werkelijkheid van de opstanding’. Zeer lezenswaardig allemaal.

Ik probeer een balans op te maken. Wat is dit voor een boek en is het belangrijk dat het er is? Om met dat eerste te beginnen: dit is een boek dat christenen toerust en zoekers met een open houding naar het christelijk geloof goede redenen geeft om te (gaan) geloven. Met de leden van een studiekring waar ik deel van uitmaak kwamen we tot de conclusie, dat het boek iets wegheeft van een ‘Catechismus van New York’. Net als de Heidelberger Catechismus biedt het een mengeling van fundamentele bijbelse noties, theologisch-filosofische argumenten maar ook diep bevindelijke elementen. Een van de kringleden opperde, dat dit boek een plek zou moeten krijgen in het catechesetraject van kerken, om jonge christenen goede redenen te geven om te geloven en vaardigheden te bieden voor het missionaire gesprek. Een andere conclusie was, dat The Reason for God een heel goede actualisering biedt van het werk van bijvoorbeeld C.S. Lewis en een nieuwe generatie weer meer dan genoeg apologetische denkstof aanreikt. Een derde conclusie was, dat dit boek in de huidige gesprekscontext misschien nauwelijks beter kan. Uit alles blijkt dat dit boek de vrucht is van grondige en brede studie en een jarenlange gesprekspraktijk. Die combinatie is tamelijk zeldzaam en dat proef je aan alles.

Is het dus belangrijk dat dit boek er is? Ik kan daar alleen maar bevestigend op antwoorden. In gesprekken die ik zelf heb met twijfelende gemeenteleden en zoekende niet-christenen bespeur ik bij mezelf een groeiende behoefte aan boeken als dit. Een tijdlang heb ik gedacht dat in een tijd waarin mensen vooral spirituele ervaringen zoeken, het apologetische gesprek minder belangrijk zou worden. Inmiddels ben ik er echter wel achter, dat de hang naar spiritualiteit lang niet bij iedereen gevonden wordt. Een flink deel van gelovende en zoekende mensen vindt zijn basis toch juist ook in wat redelijk en ‘na-te-denken’ is. Voor hen is de argumentatieve benadering van Keller een onmisbaar instrument tegen twijfel en scepsis.

Wat voor mij wel een open vraag blijft is, of scepticisme in New York echt hetzelfde is als in een willekeurige Europese stad. De aantallen zoekers waarmee Keller in aanraking komt en de gretigheid waarmee zij vervolgens weer sceptische vrienden meenemen naar de kerk, herken ik in Amsterdam in elk geval niet terug. Dat roept op zijn minst de vraag op, of er in Amerika wellicht meer restanten van Godsbesef en vermoeden van relevantie van het geloof zijn overgebleven dan in Europa. Ik ben dus benieuwd of de gespreksmethode die Keller zoveel jaren met vrucht heeft beproefd, ook in Europa echt vruchtbaar zal kunnen worden. Uiteindelijk kan dit gesprek alleen tot stand komen met mensen die de vragen die aan de orde komen relevant vinden. Bij veel mensen die ik in Amsterdam tegenkom proef ik daar weinig van. Ze hebben genoeg aan hun eigen gedachten en genoegens en kunnen zonder enige vorm van onrust hun interessante leventje leven. Aan zulke mensen is The Reason for God niet besteed. Maar voor veel anderen is het een zeer waardevol boek.

  1. Dutton, New York, 2008, 293 pag., ISBN 978 0 525 95049 3, € 21,99