Hellend autovlak
Het is een bekend proces. Eerst wil je er niet aan, maar later ga je hoe langer hoe meer mee, totdat je uiteindelijk ondergaat in de grijze randstadmassa. Eenmaal op dit punt aangekomen zin je stilletjes op wraak, totdat de gelegenheid je in de schoot wordt geworpen. Dat overkwam mij ergens halverwege het hellend autovlak.
Het komt tegenwoordig vaak voor. Mama krijgt een tweede auto. Hard nodig om de kinderen naar school te kunnen brengen. En voor de doordeweekse boodschappen niet te vergeten. Ik heb er vaak naar staan te kijken. Met verbazing. Voor vrouwlief geen glanzende 7-zits gezinsauto, maar een koekblik. Daarbij vergeleken is mijn eerste auto nog een vrachtauto. Ik probeer me voor te stellen hoe dat ’s morgens gaat. De heer des huizes zit goedgemutst al voor zeven uur belangrijke e-mails weg te werken, na een reis van een half uur over de nog fileloze wegen. Voor hem zou het niets hebben uitgemaakt als hij de kleine tweede auto had genomen. Maar nee, zo gaat dat niet. De achterblijvende moeder moet alle jengelende kinderen in haar eigen, maar toch te kleine auto wurmen. En voor de boodschappen is ongeveer evenveel plaats als in mijn onvolprezen fietstassen. Hoe anders zou het geweest zijn in de ruimtewagen van haar man die op dat tijdstip op een parkeerplaats staat te kwijnen. Ik heb het weleens gevraagd aan mijn vrienden. Waarom kan dat niet andersom? Ze mompelen dan iets over lease-auto’s en de baas die het niet goed vindt. Maar ik vind het raar. Eindelijk heb ik weer iets waardoor ik me kan onderscheiden. De openbaar vervoer idylle heb ik moeten laten glippen, maar nu is er toch houvast. Ooit heb ik het nog weleens geprobeerd om zonder auto te leven, maar het is mislukt. Boodschappen doen op de fiets, ook met fietstassen maat XXL, het ging op een bepaald moment niet langer. Uitgelachen door familie en vrienden rijd ik tegenwoordig mijn eigen stationwagon, inmiddels zelfs met extra achterbankje. Jarenlang heb ik geprobeerd om een zo oud mogelijk exemplaar te rijden, die ik maar een keer per jaar ging wassen. De andere keren deed mijn vrouw het, want de auto is natuurlijk ook voor haar. Stiekem reed ik af en toe een klein deukje en ondernam andere roestbevorderende activiteiten. Maar ook zo gaat het niet langer. Oude auto’s rijden is op de lange termijn heel duur. En bovendien slecht voor het milieu. Dat begrijpt u toch wel? Nette burgers rijden nieuwe auto’s. Kom nu niet aan met de kredietcrisis. Luister naar onze minister-president: niet bang zijn om te investeren, laat je niet pakken door de angst. Hij heeft pas ook nog een nieuwe auto gekocht.
Maar er blijft natuurlijk wel een grens: een tweede auto. Zover zal ik het nooit laten komen. Nu niet meer verder op het hellend autovlak. Wat een verkwisting! En vooral ook: wat oneerlijk voor moeders die al hun kroost moeten aanstampen. Natuurlijk, wij mannen doen heel veel. Veel meer dan vroeger. Kinderen van school halen, pleisters plakken, kusjes geven, geen probleem. Maar in kleine auto’s rijden of natregenen op de fiets, ho maar. En als die tweede auto ook gewoon komt over een paar jaar, net als die nieuwe auto? Ik wil er niet aan denken. Het zal nooit gebeuren. Maar voor het hypothetische geval: ik rijd zelf in die kleine auto. Ik zal er zuinig op zijn.