Naar de Nationale Synode geweest

‘Bert, daar wil je nog niet eens dood gevonden worden’, zo mailde mij een goede bevriende vrouwelijke collega in een privémail, waarin het toegestaan is om uit je slof te schieten. Zij stuurde haar mail naar aanleiding van de overzichtsfoto’s in de krant van de bijeenkomst in de Grote Kerk van Dordrecht op 12 december, de slotviering van de Nationale Synode. Zij wist niet dat ik daar ook zat.

‘Het was er inderdaad stervenskoud, maar ik heb het overleefd. En ik vond het goed er te zijn’, zo mailde ik haar terug. Ik hoefde niet, uit functie, maar ik koos er zelf voor de slotviering bij te wonen. Of kóós...? Ik vond dat ik erheen moest, naar deze viering van eenheid in geloven.

Waarom koos ik ervoor op zaterdagmiddag naar Dordrecht te gaan, terwijl ik het echt wel gehad had die week? Omdat ik niet gauw ‘neen’ zeg op een uitnodiging van de landelijke kerk? Ongetwijfeld. Dat is een ‘vrucht’ van mijn godsdienstige socialisatie. Maar het was meer. Iets in mij zei en zegt dat ds. Gerrit de Fijter, ds. Peter Sleebos en dr. Eginhard Meijering met hun stuurgroep aanvoelen wat de tijd vraagt. En wat geloven in deze tijd dus van de leiding van de kerken vraagt. Zoeken naar andere vormen van samenkomen, van samen vieren. Als (protestantse) kerkgemeenschappen beseffen dat de oude vormen van oecumene vermolmd zijn (Raad van Kerken, COGG). De consequenties onder ogen zien, dat de denominatiekerken over de datum zijn, vér over de datum zelfs. En ik herken het verlangen, ook in de slotviering te voelen, naar een christenheid met elan, met uitstraling naar de samenleving, niet om getal en macht, maar uit bewogenheid en echte solidariteit met de vragen waar de samenleving, die ‘aan de verzorgingsstaat voorbij’ is, voor staat.

Goed er te zijn

Het was ook goed er te zijn. Al was het alleen maar om de grand old man van de Gereformeerde Gemeenten, drs. I. A. Kole, moedig en gelovig te horen spreken, recht vanuit zijn hart, over de goedheid van God en de genade van Christus voor verloren zondaars, terwijl zijn kerk het wederom liet afweten, en de tijden niet verstaat. Bij zo’n man wil ik verkeren.

Er was meer dat goed deed: het broederlijk/zusterlijk samenzijn van mainstreamkerken, evangelische gemeenten, pinksterkerken. Een decennium geleden was dat nog ondenkbaar. Belangrijk en goed, dat dit gebeurt.

Ten slotte, minister Donner horen spreken, verveelt niet gauw. En terugreizen met dr. Eginhard Meijering, ook zo’n man die gewoon bij zijn punt blijft, tegen de visie van zijn – Remonstrantse – broederschap in, is ook geen straf.

Kortom, het was goed er te zijn.

Het is het nog niet

Maar tegelijk voel ik dat dit het nog niet is. Ik voel tijdens de slotbijeenkomst – ondanks alle inspanningen er iets moois en inspirerends van te maken – nog niet dat hier de W/wind waait die de zeilen van het schip van de kerk(-en) doet bollen. Dat houdt mij bezig. Terwijl ik er zit en koorzang hoor, (veel) samenzang meedoe, (veel) toespraken hoor met goede woorden en weinig nieuws, een ‘boodschap voor de Nederlandse Samenleving’ hoor voorlezen, die volkomen haar doel voorschiet, een lange en erg volledige schuldbelijdenis meespreek, en lange gebeden meebid, bekruipt mij de overtuiging: dit is het nog niet. Maar hoe dan wel?

Naast mij zit een echtpaar van mijn leeftijd (60 jaar), al net zo kerks als ik. Dat voel je gewoon. We maken even kennis. Zij komen uit Hoevelaken. Ik kan mij nog net inhouden om te gaan vragen in welke kerk ze meeleven. ‘Ouwe kerkrat’, mompel ik in mijzelf tegen mijzelf.
Aan de overzijde van het middenpad zie ik een aantal mannen met wie ik al bijna veertig jaar omga binnen de kerk. Uit volle borst zingen wij. Maar mijn twijfel groeit tegen de oer-protestantse liedteksten in.

Waarom niet?

Ik snap mijn bevriende collega met haar uitschieter op de mail. Ik begrijp haar vervreemding, haar gevoel van ‘dit is mijn wereld niet’. Ik zie haar er inderdaad niet tussen zitten, daar in de Grote Kerk van Dordt, en zovelen met haar niet. Waarom niet?

Omdat zij twintig jaar jonger is dan ik en dan de gemiddelde leeftijd in de Grote Kerk van Dordt? Dat heeft er wel mee te maken, maar is niet het hele verhaal. Is het omdat zij theologisch moderner is dan ik en velen daar in Dordt? Ook dat is het niet. Zij is bepaald geen vaag spiritueel Happinezz-orakel, dat alles mooi en goed vindt, als het maar niet orthodox-christelijk of evangelicaal is. Integendeel, zij is een goed theoloog, geworteld in een gedegen christologie, en zij houdt van de kerk en haar katholiciteit. Dat is het dus ook niet. Wat dan wel? Ik denk dat het dit is:

Het verschil tussen eigentijds zijn en eigentijds proberen te zijn, het verschil tussen de ruimte van de kerk van de toekomst en de geur van de kerk(en) van vroeger, het verschil tussen wereldburger en ‘ons-soort-mensen’. Daar heeft het naar mijn stellige mening mee te maken. Mijn collega is orthodox, maar komt niet uit een orthodox milieu. Dat maakt een groot verschil. Het is niet het punt (voor haar en voor velen met haar) dat de toets in Dordrecht behoorlijk orthodox is, in de lijn van de grote reformatorische en evangelicale traditie, maar dat die toets aangeslagen wordt door mensen uit de Bijbelgetrouwe orthodoxie en cultuur. Wat ik in Dordrecht meer en meer besef, dat leest zij van de foto’s en uit de verslagen af: hoe moeilijk het is voor voortrekkers van de ‘oude kerk-structuur’ om zichzelf van ‘oud’ naar ‘nieuw’ te transponeren. Dat blijft behelpen. Wanneer voortrekkers van de oude kerkstructuren iets samen maken is het resultaat vrijwel altijd ‘traditioneel’, in de betekenis van ‘ouderwets’, ‘old-fashioned’. En niet katholiek, in de betekenis van een nieuwe vertolking van de traditie.

Hoe harder en moderner de (voortreffelijke) band speelt in de Grote Kerk van Dordrecht, hoe meer ik mij dat bewust word. ‘Deze muziek is niet iets van ons, omdat wij niet van deze muziek zijn.’ Een groot deel van de aanwezigen ondergaat deze muziek, ‘want er zijn er ook die hiervan houden’, maar eigenlijk vinden zij het vooral erg hard.
Na twee uur wil ik echt naar huis.

Verder? Jazeker! Hoe? Anders

Ds. Gerrit de Fijter en de zijnen hebben een belangrijk werk verricht. In de kleine groepen zijn mooie dingen gebeurd, vertelt men mij. En ik geloof dat. Daarom alleen al is zo’n Nationale Synode ook een point of no return. Elkaar protestants verketteren kan dus niet meer. Dat beseffen is grote winst. Het bij deze eerste Nationale Synode anno 2010 laten kan ook niet. Er moet een vervolg komen. Elkaar als Lichaam van Christus erkennen – want dat doe je in zo’n Nationale Synode – verplicht tot een nieuwe kerkelijke gehoorzaamheid. Die wordt concreet in samen vieren, in het openen van de Avondmaalsgemeenschap voor de ander, in de erkenning van elkaars Doop. Wie zich blijvend als kerk hierbuiten houdt, loopt het risico een sekte te worden, alle belijdenisretoriek (Hersteld Hervormden) of historisch gemotiveerd ongenoegen (Remonstranten) ten spijt. Dat lijkt mij helder.

Maar het moet wel anders. In de komende nummers van Wapenveld zullen steeds twee redactieleden – afkomstig uit verschillende kerken, van verschillende leeftijd en geslacht, en zowel theoloog als niet-theoloog – voorzetten doen, hoe verder. Als een ongevraagde bijdrage aan het beraad.

Ik eindig met wat conclusies op grond van mijn ervaring die ene keer. Daarbij staat voor mij voorop, dat als mijn bevriende collega en haar levens- en geloofssfeer niet (gaan) participeren, wij een nieuwe breuk bewerken. Geen breuk als in 1618, met de harde hand van de tucht en de ban, maar de breuk tussen netwerken die elkaar niet bijten of verketteren, maar elkaar onverschillig laten.

Wat vraagt dit alles naar mijn inzicht voor het vervolg?

  • Een nieuwe generatie de leiding in handen geven, niet mondjesmaat, maar voluit.
  • Creativiteit evoceren met het oog op een vernieuwde en het bestaande overstijgende liturgie, eredienst en sfeer van samenkomst. Ik denk verstilder, soberder, minder ingevuld met (veel) woorden en (veel) liederen, maar wel van binnen uit de geloofswerkelijkheid van Christus. Iets dat Taizé zo kenmerkt.
  • Op het niveau van de regio en van de steden vormen van kerkelijk samenkomen organiseren en stimuleren, in zo’n beoogde vernieuwde liturgische setting: van gebed, lied, geloofsgesprek, missionaire assistentie en gezamenlijke viering van het Avondmaal.
  • Een volgende nationale samenkomst kan niet zonder door de participerende geloofsgemeenschappen gedragen besluitvorming.

Dr. H. de Leede is oud-rector van het seminarium van de Protestantse Kerk, en thans werkzaam als senior-docent homiletiek en onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit.