"De toekomst is al begonnen"

Een Nederlandse lezing van Tom Wright

Tom Wright, of N.T. Wright zoals hij als auteur van zijn wetenschappelijk werk bekend is, hoort in het rijtje theologen die wereldwijd bekendheid genieten. Veel van zijn goedlopende boeken zijn de afgelopen jaren vertaald in het Nederlands en hij heeft een grote schare fans. Hij wordt vergeleken met die andere bekende Engelse schrijver, C.S. Lewis, en wordt geciteerd in preken van die andere populaire theoloog, Tim Keller.

 

Als bisschop gaf Wright pastoraal leiding door te preken en te schrijven. Een prachtige illustratie daarvan is zijn verblijf in de mijnstreek rond Durham gedurende de Stille Week in 2007. Bisschop Wright deelde het leven van de gemeenschap, verdiepte zich in de geschiedenis van het mijndorp en de sociale en economische problematiek en bemoedigde de gemeente in dagelijkse preken in de Church of Ascension in Easington Colliery.[1] Wright heeft een opgewekte, positieve stijl van schrijven. En in de preken spreekt hij de gemeente op haar kracht aan. In het voorwoord doet hij zijn best om stereotyperingen van de mijnstreek om te keren door te verwijzen naar het rijke verleden, de ‘unique cross made out of miners’ pickaxes’ op de toren van de kerk, en de gastvrijheid van de streek te roemen. Publiek pastoraat, in boekvorm. In 2011 keerde Wright terug naar de academie. Nu als onderzoekshoogleraar Nieuwe Testament en vroeg christendom, verbonden aan St. Mary’s College, University of St. Andrews (Schotland). Veelschrijver, met een groot vermogen om zijn inzichten te vertalen voor het grote publiek, zoals de immens populaire – ook in Nederland vertaalde – serie Het Nieuwe Testament voor iedereen bewijst, maar als theoloog niet onbetwist, zo blijkt wel uit de kritiek die zijn werk oproept.[2] Waarin ligt de aantrekkingskracht van Wright? En hoe ziet die eruit voor Nederland, met vanouds een robuuste gereformeerde vorm van theologiebeoefening?
Het is opvallend dat Wright pas halverwege het eerste decennium van de 21e eeuw in Nederland bekend is geworden. De vertaling van zijn werk kwam in 2007 goed op gang toen Wever van Wijnen in Franeker zijn introductie in het christelijk geloof vertaald op de markt bracht. Als theologiestudenten maakten wij in de negentiger jaren in Utrecht kennis met hem. In 1995 verscheen bij uitgeverij Boekencentrum Wrights boek Nieuwe taken voor de kerk van nu. Vertaald door Jan Maarten Goedhart, nu werkzaam bij de IZB, en voorzien van een enthousiaste aanbeveling van prof. C. Graafland, jarenlang bijzonder hoogleraar in Utrecht vanwege de Gereformeerde Bond. Op college van dr. Antoon Vos, die een inleiding op de vertaling van Wrights boek had geschreven, kwam het boek ter sprake. We lazen het met een groep studenten, terwijl onze docent zich hardop afvroeg wanneer de kerk in Nederland aan deze ideeën toe was. Inmiddels kreeg ik zelf de gelegenheid om college van Wright te volgen in de maanden dat ik aan Wycliffe Hall in Oxford studeerde waar Wright – zelf oud-student van de Hall – van tijd tot tijd gastcolleges gaf. Zowel kerkelijk als academisch was de omgeving anders, een boek als Nieuwe taken paste precies in deze omgeving.
Na het verschijnen van het derde deel in de serie over de theologie van het Nieuwe Testament Christian Origins and the Question of God, het boek over de opstanding van Jezus, begon er iets te veranderen. Het academische boek, The Resurrection of the Son of God, werd vergezeld van een meer populaire, vakmatige en beknoptere publicatie: Suprised by Hope. Achteraf lijkt het erop dat dit boek de introductie van Wright in Nederland heeft bevorderd.[3] Het is moeilijk te zeggen waar het precies in zat. Was het de thematiek van de opstanding, die ook in de Nederlandse theologie-beoefening regelmatig naar boven kwam? Was het de bewuste allusie in de titel met het werk van C.S. Lewis, Surprised by Joy, dat iets opriep? Of waren we nu pas toe aan het geluid dat 15 jaar eerder al in Nieuwe taken klonk en in het derde deel van Verrast door hoop terugkeert? Of riep zijn kritische insteek bij de ‘hemel-theologie’ herkenning op?‘Iedere generatie moet haar eigen harde werk doen met de Schrift’
  In Verrast door hoop presenteert Wright een eschatologie waarin de opstanding een centrale plaats heeft. Hij kritiseert daarmee een (evangelicale) spiritualiteit die veel aandacht heeft voor de ziel die na de dood in de hemel komt en waarbij – zo veronderstelt hij – de aardse werkelijkheid tussen haakjes wordt gezet, met alle consequenties voor het (niet) doen van gerechtigheid aan mens en schepping. Een spiritualiteit die mogelijk ook herkenbaar is voor delen van het gereformeerd protestantisme in Nederland. De ethiek is dan meer een ethiek van gehoorzaamheid met het oog op de toekomst, dan gestalte geven aan een bestaan waarin we op de toekomst anticiperen. Het Nieuwe Testament, zo betoogt Wright, leert geen ‘leven na de dood’, maar een ‘leven na het leven na de dood’. Hij benadrukt daarmee de continuïteit tussen het hier en nu en het toekomstige leven waarin het Rijk van God op deze aarde zal zijn gevestigd. Tegelijk zullen velen die Wright lazen en Van Ruler kenden niet zo heel erg onder de indruk zijn geweest: deze hervormde theoloog stond bekend vanwege zijn aandacht voor de schepping en waardering van het aardse leven, al schreef Van Ruler meer vanuit het genieten en de esthetiek en minder vanuit de ethiek, zoals bij Wright het geval is.
De hervormde dogmaticus Bram van de Beek was één van de eerste Nederlandse theologen die in gesprek gingen met Wright. Is Wrights eschatologie niet te vloeiend, te optimistisch, te veel vanuit de continuïteit met deze aarde gedacht?

Wrights theologische methode
Wright fundeert zijn visie op de toekomst in de opstanding van Christus. De eschatologie wordt daarmee meer vanuit de opstanding, de victorie, dan vanuit het kruis, het oordeel, ingevuld. De onderbouwing van deze these in het grote boek The Resurrection of the Son of God is indrukwekkend. Paulus geeft het inzicht: Christus is de eerste van de nieuwe schepping. De manier van werken werpt licht op Wrights theologische methode: Hij presenteert zijn inzicht niet direct als gloednieuw. Dat zou ook niet kunnen, want hij baseert zich op de oude teksten van het christendom. Maar de lezing van deze teksten en de werkelijkheid die in de oude teksten ligt opgesloten moet opnieuw ontsloten worden. Een sleutelzin in dit verband is een opmerking die Wright maakt in gesprek met Herman Paul en Bart Wallet: ‘Het is in de theologie een groot probleem als theologen niet meer zelf nadenken, maar ervan uitgaan dat ze kunnen volstaan met alleen nog maar dingen op te zoeken. Iedere generatie moet echter haar eigen harde werk doen met de Schrift.’[4] Daarmee is zijn theologie zowel vernieuwend als herbronnend. Hiermee vertegenwoordigt Wright een theologische waarde die in het Nederlandse protestantisme sterk wordt gewaardeerd: herbronning op de Schrift vanuit een navolgbare uitleg in het spoor van de traditie en tegelijk vernieuwend voor het persoonlijke geloof en de beoefening daarvan in het gewone leven. Wright presenteert zijn visie enerzijds in continuïteit met de christelijke traditie, hij blijft daarin orthodox. Anderzijds sluit hij aan bij de inzichten die in de moderne bijbeluitleg de afgelopen twee eeuwen is verzameld als het gaat om de Leben Jesu Forschung in de Duitstalige wereld (vgl. de insteek van Jesus and the Victory of God) en het New Perspective on Paul in het Angelsaksische Paulusonderzoek (vgl. zijn 1500 pagina’s tellende werk Paul and the Faithfulness of God, 2013).
  Vervolgens gaat dat bij Wright gepaard met een vorm van retorica die sommigen aantrekt, maar om dezelfde redenen bij anderen weerstand oproept: nu weten we eindelijk echt wat Paulus bedoelde en nu is het vergeten verhaal van Jezus weer ontdekt. Titels als What St. Paul Really Said en The Forgotten Story of the Gospels doen ook de vraag rijzen wat er nu precies zo nieuw is aan de ontdekkingen van Wright. In de sub-tekst van zijn werk presenteert hij zich als Reformator: door de centrale concepten van het christelijk geloof te ontdoen van allerlei stof en ze op een frisse manier te presenteren – zelfs als ‘nieuw’ of ‘vergeten’ – kunnen we terugkeren tot de werkelijke kern van het christelijk geloof. Het aantrekkelijke van deze benadering is dat hij zich niet wil vastleggen op een gecanoniseerde lezing van de bijbel. Het kan echter ook onkritisch maken en leiden tot bewieroking: hier is iemand die ‘eindelijk’ weer zegt hoe het echt zit. Alsof met Wright het licht pas echt aan gaat.
Een derde kenmerk van zijn methode is dat hij zoekt naar de praktische implicaties voor de kerk vandaag. Dat geeft zijn denk- en schrijfstijl een sterke betrokkenheid op de missie van de kerk, op de cultuur en op de beoefening van geloof in het gewone christelijke leven van enkeling en gemeenschap. Wright zingt niet zomaar mee in het anti-institutionele koor, maar schrijft vanuit een sterk kerkelijke, want anglicaanse, en orthodoxe oriëntatie. Deze combinatie is interessant. Het protestantisme in Nederland lijkt op de polder: keurig kerkelijk verkaveld. De anglicaanse theologie beweegt zich in een veel breder veld, in een ruimte die katholiek aanvoelt en waarin de theologie zich uiteen kan zetten met vele stemmen, zonder in één spoor vast te liggen. Binnen dit brede anglicaanse klimaat weet Wright zijn denken zo te presenteren dat het een aantrekkingskracht heeft op christenen die op zoek zijn naar een breder verstaan van het christelijke geloof. Bovendien is in onze seculiere cultuur grote behoefte om het christelijke geloof te presenteren, zonder de aanslibsels van allerlei specifieke kerkelijke denominaties, waardoor het christendom weer verkruimelt tot groepsdenken en zijn oecumenische en katholieke uitstraling verliest. Daarmee komen zijn boeken op goed moment.

Eenvoudig christelijk
In 2006 verscheen Wrights boekje Simply Christian (2006), in het Nederlands vertaald door Wim van der Schee onder de titel Eenvoudig christelijk (2007). Een soort abc van het christelijk geloof, waar er de afgelopen jaren meer van zijn verschenen, recentelijk nog van de hand van die andere voormalige anglicaanse kerkleider, Rowan Williams: On Being Christian (2014). Het verschil tussen beide boeken valt op. Williams neemt zijn lezers mee in vier basale christelijke ‘praktijken’: christenen worden gedoopt, zij lezen de Bijbel, zij delen brood en wijn en zij bidden. Wright daarentegen presenteert in zijn boek een betoog in drie delen. Het eerste deel is een antropologie van het verlangen. Mensen verlangen naar gerechtigheid, naar relaties, naar schoonheid en naar spiritualiteit. Het verlangen naar spiritualiteit wordt op een voor Wright typerende manier aangepakt: tegenover het materialisme en rationalisme van de Verlichting en het opsluiten van religie in het private domein, zet hij de kracht van geloofsovertuigen die voortkomen vanuit een ‘indefinable thirst, a longing for springs of living, refreshing water’ (Simply Christian,19).
De vier menselijke verlangens komen ergens vandaan. Wright stelt dat ze de echo’s zijn van een Stem, waarmee hij een scheppingsmotief (het universum als product van goddelijk spreken) en een augustiniaans motief (het onrustige mensenhart dat rust vindt in God) met elkaar verbindt. De antropologische insteek bij het menselijk verlangen vormt de opmaat voor het vervolg van het boekje. Vervolgens gaat het over God, Israël, Jezus en de Geest (deel II) en over de Bijbel, het gebed en de kerk (deel III). Anders dan Williams probeert Wright het samenhangende geheel van de christelijke theologie in beeld te brengen, waarin de afzonderlijke loci uit de klassieke dogmatiek herkenbaar zijn.[5] Dit past bij een ander verlangen dat zich in een deel van de westerse cultuur roert en waarvan de Alpha-cursus en andere missionaire inleidingen in het christelijk geloof voorbeelden zijn: hoe zit het met dat omvattende verhaal waaraan christenen zich toevertrouwen en dat eeuwenlang de Europese cultuur heeft gestempeld? Wright lijkt hier wat ambivalent: hij verzet zich tegen een vorm van modernisme dat zich kenmerkt door rationele systeembouw, maar ontkomt daar zelf niet helemaal aan. Ondanks zijn voorliefde voor een narratieve benadering van de evangeliën als ‘stories of the Kingdom’ en van de Schrift als ‘Story of God’, houdt hij vast aan de Bijbel als ‘metanarratief’ met het evangelie als ‘waarheid’.Wright heeft een uitgesproken voorkeur voor de historische methode
Met zijn aansluiting bij de narratieve theologie voegt Wright zich bij een belangrijke trend in de hedendaagse theologische methode. Het bepaalt zijn omgang met de bijbelse teksten. De Schrift en de theologie zijn niet allereerst een verzameling proposities, maar ontwikkelen zich in narratieven. Dat brengt een andere verhouding tot de bijbeltekst met zich mee: in plaats van het aannemen van (rationele) waarheden, gaat het om het participeren in een (narratief) drama dat zich gaande de geschiedenis ontvouwt en waarin we worden uitgenodigd onze eigen plaats in te nemen en onze eigen rol te spelen. In het eerste deel van zijn magnum opus bespreekt Wright deze benadering uitvoerig voor wat betreft zijn lezing van (met name) de evangeliën. Elders, zoals in Scripture and the Authority of God. How to Read the Bible Today (2013) werkt hij dit ook uit voor de Bijbel als gezaghebbend boek. De Bijbel vertelt een verhaal en moet ook als verhaal worden verstaan. Tegelijk is het bijbelse verhaal verankerd in onze geschiedenis. Wright gaat met zijn narratieve benadering niet om de historische kritiek heen, hij heeft zelfs een uitgesproken voorkeur voor de historische methode boven de literaire. Hij houdt zowel afstand ten opzichte van de relativistische tendens in het postmoderne bijbellezen als van de modernistische tendens in het (negentiende-eeuwse) liberale bijbellezen. Wrights aansluiting bij de narratieve theologie lijkt meer cosmetisch dan fundamenteel hermeneutisch. De confessionele verankering is sterk en Wright blijft historicus: wie Jezus werkelijk was en wat Paulus echt gezegd heeft, dat blijven de belangrijkste vragen. Aan de hand van de narratieve genre-analyse illustreert hij dit in The New Testament and the People of God voor elk van de vier evangeliën. Een boeiende greep, want enerzijds doet Wright recht aan de verschillen tussen de evangelisten, zonder zich te veel bezig te houden met de vragen van (literaire) afhankelijkheid; anderzijds laat hij zien dat elke evangelist in zijn verhaal over Jezus participeert aan het ene grote verhaal dat de Bijbel vertelt, het verhaal van Gods komen naar de wereld om zijn regering te vestigen. Uiteindelijk gaat het bij geschiedenis om dat wat werkelijk is gebeurd.
 Eén van de nieuwste publicaties van Wright, God in Public (2016), is een verzameling essays, geschreven in de afgelopen 20 jaar. Al gauw wordt duidelijk dat Wright zich – ondanks zijn aansluiting bij het postmoderne discours van de narrativiteit – uiteindelijk niet thuis voelt in de postmoderne radicale hermeneutiek. Met een sweeping statement zoals hij dat vaker doet, verwerpt hij de ‘pick-and-mix’ hermeneutiek: ‘You read the bits that resonate for you, you give them the spin that suits you, and then you use them to subvert the bits you don’t like.’[6] In deze dubbele kritische houding van Wright zit iets aantrekkelijks: je hoeft je niet mee te laten slepen in een relativistisch klimaat, zonder als enige alternatief te hebben dat je je terugtrekt op dogmatische bouwwerken. De ondertitel van de bundel opstellen is in dit verband veelzeggend: How the Bible Speaks Truth to Power Today. Een moderne en postmoderne interesse in één zin.

Anglicaanse traditie
Liever dan zichzelf een vertegenwoordiger te noemen van de heilshistorische theologie, spreekt Wright over het narratief van het Koninkrijk. Het leverde de typering op van ‘koninkrijkstheologie’. Voor sommigen heeft dat de bijsmaak van de theologie van de glorie, voorbij aan de theologie van het kruis. Volgens anderen heeft Wright dankzij zijn koninkrijkstheologie gezorgd voor een belangrijke en nodige vernieuwing van de theologie. Beide beoordelingen zijn minder spectaculair dan ze lijken. Allereerst valt bij Wright de inhoudelijke aansluiting bij Oscar Cullmann en in Nederland bij Herman Ridderbos en Hendrikus Berkhof op. Hoewel Wright liever van narratief dan historie spreekt, wordt de structuur uiteindelijk bepaald door het handelen van God in onze mensengeschiedenis. Dat handelen wordt door de bijbelschrijvers verschillend belicht. Toch is er in de teksten een opmerkelijke consistentie waar te nemen: het gaat in alles om de vestiging van Gods regering. ‘Koninkrijk’ is bij Wright niet zomaar een op aarde gerealiseerde of te realiseren werkelijkheid, maar het blijft een kritisch en eschatologisch begrip.
  Tegelijk is er voortgang in de geschiedenis aan te wijzen. Het Koninkrijk is bezig gerealiseerd te worden. Het concentratiepunt is Christus, zijn opstanding, en de erkenning daarvan door de gemeenschap rond Christus die belijdt dat Jezus Heer is. Dat het Koninkrijk in het denken van Wright meer tastbaar is en meer gestalte heeft, past bij de anglicaanse traditie. Hoewel Wright de gestalte van het Koninkrijk minder zoekt in de incarnatie dan in de innerlijke verandering van de mens en hoewel hij daarmee kiest voor een pneumatologisch motief, blijft het punt staan dat er voortgang in de geschiedenis is: een gedachte die de continentale theologie vanouds wat meer doet aarzelen en de anglicaanse theologie met meer vertrouwen poneert. Zo ziet Wright ruimte voor tekens van het Koninkrijk in de gang van de geschiedenis na Jezus’ opstanding en hemelvaart. De inzet van de kerk is daarbij niet om het even. De kerk is niet alleen receptief, maar ook productief als het om de voortgang van Gods Rijk gaat. Nieuwe taken voor de kerk van nu geeft dat al aan. Wij bouwen het Koninkrijk niet, maar wat de kerk doet staat wel op een concrete manier in verbinding met het Rijk van God. Wright gebruikt daarom de uitdrukking: Wij bouwen vóór het Koninkrijk.
 Deze opvatting over het Koninkrijk, de concentratie op Christus en de voortgang daarvan in het werk van de Geest wordt in After you Believe. Why Christian Character Matters (2012) uitgewerkt met behulp van de deugdethiek: christelijk leven transformeert het karakter van mensen en gemeenschappen. Een gedachte die past bij de hedendaagse aandacht voor discipelschap. In de Nederlandse gereformeerde theologie is deze gedachte – hoewel anders verwoord – niet vreemd. In het interview met Herman Paul en Bart Wallet in Oefenplaatsen geeft hij expliciet de verbinding aan met de neocalvinistische gedachte van de soevereiniteit van God en het Heer-zijn van Christus over alles. In de gereformeerde ethiek wordt dit concreet in de heiliging en de gehoorzaamheid. Andere begrippen dan navolging en discipelschap, maar de onderliggende werkelijkheid is opvallend herkenbaar.
Doet deze vernieuwing – of uitbreiding – van de heilshistorische theologie niet te veel denken aan de hervormde apostolaatstheologie uit de naoorlogse jaren, inclusief Arnold van Rulers opvattingen over theocratie en waardering voor het aardse leven, waarin Gods regering concreet gestalte krijgt, met daarin een glansrijke rol voor de kerk? Aan het begin van de eenentwintigste eeuw klinkt dat gauw te optimistisch. Het verhaal van de secularisatie maakt te veel indruk om de kerk op het schild te heffen. Maar met een consequente eschatologie waarin het Koninkrijk een louter toekomstige realiteit is, komen we voor andere vragen te staan: maakt in deze wereld het gelovige bestaan en daarmee de kerk als ‘volk van God’ enig verschil?

Eerst Israël, dan de volken
Het spreken over de kerk als ‘volk van God’ roept twee andere thema’s op waarbij het werk van Wright stof heeft doen opwaaien: de plaats van Israël in de christelijke theologie en het denken over de rechtvaardiging. De plaats van Israël heeft de afgelopen eeuw de theologie beroerd. Het grootste verwijt dat een theoloog kan treffen is dat van vervangingstheologie. Ook het werk van Wright heeft die test moeten ondergaan, met wisselend succes. In zijn aansluiting bij de heilshistorische theologie werkt Wright vanuit het model dat God zijn schepping redt via Israël en binnen Israël via Jezus. In Jezus waaiert het dan weer uit: eerst Israël en dan de volken. Hij grenst zijn positie vooral af tegen vormen van dispensationalisme waarin voor Israël ten opzichte van de volken een afzonderlijke rol blijft voorbehouden in de afwikkeling van de geschiedenis. Fundamenteel is het éne volk van God. Wright denkt hier radicaal theocentrisch: er is één God en deze God heeft één schepping die Hij door Christus naar de ene toekomst van zijn Rijk brengt.De rol van Israël is gericht op het rechtzetten van het kwaad
De nadruk op de eenheid binnen het volk van God zorgt ervoor dat het onderscheid tussen Israël en de volken minder aandacht krijgt, zo merkt de nieuwtestamenticus Larry Hurtado op in een recensie van Wrights grote Paulus-boek: zet Wright zijn kaarten niet te eenzijdig op de eenheid van het nieuwe Godsvolk? Ondertussen zorgt Wrights positie er wel voor dat Israël niet wordt geframed in een christelijk eschatologisch schema en geïnstrumentaliseerd wordt voor de uitleg van het Nieuwe Testament. De rol van Israël, aldus Wright, is gericht op het rechtzetten van het kwaad. Het gaat niet om een speciaal volk op zichzelf. Dat is te romantisch. Het gaat om het volk dat een roeping had met het oog op de theocratie, God die Koning is. Die Godsregering heeft tijdelijk – onder het Oude Testament – de vorm van een nationale theocratie, maar is universeel bedoeld en gericht: God is Koning van heel het universum.
 De kritiek op Wright zou kunnen zijn dat hij Israël te functioneel maakt: met het oog op Gods Koningschap heeft het volk een roeping in de wereld. Daarbij komt dat ook Israël Christus nodig heeft. Daar kun je bij Paulus niet omheen. De oplossing van E.P. Sanders, dat de Joden een andere weg tot het heil hebben dan de volken, wijst Wright af. Fundamenteel is de eenheid van Israël en de volken, als het nieuwe volk van God, zoals Christus de nieuwe, persoonlijke openbaring van God en zijn Rijk is. Israël is bepaald geen toevalligheid, maar uitgekozen binnen het grote plan dat God met de wereld heeft en dat in Christus tot ongekende vervulling komt. Wright schrijft hierover: ‘het is een teken van hoever de christelijke wereld van haar wortels is weggedwaald dat alleen de vraag al gesteld kan worden of het bij wijze van toeval is dat Jezus van Nazareth uit dit volk geboren is.’ (Eenvoudig christelijk, pag. 71). Ook in dit vervullingsmodel blijft de geschiedenis van Israël uniek. Daar ligt een verschil met de vervangingsgedachte, die Israël als irrelevant beschouwt. De concentratie op Christus, zijn kruis en opstanding en het grote thema van Gods Koningschap over heel de aarde, heft de eigen betekenis van Israël niet op. In Abraham en het volk van Abraham vervult God de belofte die Hij aan Abraham – en in hem en zijn volk – aan de wereld deed.
 

Koningschap en rechtvaardiging
Gods koningschap is het grote thema van Wrights theologie. De relatie tussen Israël en de volken wordt vanuit dat perspectief beschreven, en nog fundamenteler: de relatie tussen God en de wereld. Het thema van de rechtvaardiging is in de protestantse theologie bepaald door de sterk individuele en juridisch getinte inzichten van Maarten Luther en zijn lezing van de Romeinenbrief. Luthers worsteling om een rechtvaardig God kan niet goed begrepen worden zonder de kerk, die middels een ingewikkelde boetepraktijk de randvoorwaarden bepaalde waaronder de vergeving kon worden toegezegd. Het oordeel van God en het oordeel van de kerk waren samen komen te vallen. Wright legt het zwaartepunt niet zo anders[7] dan het uitgangspunt bij de Reformatie: radicaal theocentrisch. Het gaat om God de rechter-koning. Luther legde de nadruk vervolgens op de vrije, onverdiende genade. In Wrights benadering, waarmee hij zoveel mogelijk wil aansluiten – zonder het in alles met E.P. Sanders en J. Dunn eens te zijn – bij het nieuwe perspectief op Paulus,[8] gaat het om de onwrikbare trouw van God aan zijn schepping. Een aspect dat in het gereformeerde protestantisme centraal staat in de verbondsleer. Wright verbreedt het begrip rechtvaardiging, minder individueel dan bijvoorbeeld Luther de teksten over de rechtvaardiging in Romeinen las, en meer vanuit de kosmische en universele betekenis van Christus, zoals de Kolossenzenbrief. In de rechtvaardiging van de goddeloze gaat het niet alleen om de aanvaarding van de enkeling, maar om de trouw van God aan heel zijn wereld. 

Dr. T.T.J. Pleizier is universitair docent praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (locatie Groningen).



 

 

  1. De preken zijn gebundeld in The Cross and the Colliery, London: SPCK, 2007.
  2. Er is zelfs een website ‘ntwrong’.
  3. Met dank aan uitgever Dingeman van Wijnen die deze observatie bevestigde op basis van de verkoopcijfers.
  4. Oefenplaatsen (Zoetermeer: Boekencentrum, 2012) 164.
  5. Williams schreef eerder een introductie op het christelijk geloof vanuit de apostolische geloofsbelijdenis: Tokens of Trust, Norwich: Canterbury Press, 2007; in het Nederlands vertaald als Tekens van vertrouwen, Heeswijk: Abdij van Berne uitgeverij, 2013.
  6. Het essay ‘The Bible and the Postmodern World’, in: Tom Wright, God in Public. How the Bible speaks Truth in Power Today, London: SPCK, 2016, 13-38.
  7. John Piper denkt daar in een vlammend pamflet tegen Wright heel anders over. Maarten Klaassen gaat in zijn proefschrift In Christus rechtvaardig. Reformatorische perspectieven op rechtvaardiging en eenheid met Christus (Apeldoorn 2013) een gesprek met Wright aan vanuit een dogmenhistorische benadering.
  8. Zie over het nieuwe Paulus-onderzoek van James Dunn het artikel van Geurt Henk van Kooten in Wapenveld 58/4.