Bello en Minoes als ‘hulpe tegenover hem’
Soms doe je bij het horen van een Bijbeltekst ineens een vreemde associatie op. Op de eerste zondag van de veertigdagentijd stond dit jaar Genesis 2 op het rooster, het tweede scheppingsverhaal. Ik wist wel dat daar de schepping van de mens heel anders beschreven wordt dan in het eerste. Ook wist ik van de gedachte van een hulp ‘die bij hem past’. Wat me nog nooit was opgevallen, is dit: de dieren spelen bij die gedachte van een hulp een cruciale rol. Eerst staat er in vers 18 en 19: ‘Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem. De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn naam zijn.’ (HSV) Bij ‘naam geven’ dacht ik altijd aan ‘olifant’, ‘leeuw’ of noem maar op. Ineens ging ik dat anders zien: een ‘naam’ geven is zoveel meer dan alleen labelen. Wat Adam doet is niet ‘olifant’ of ‘leeuw’, maar hij doet ‘Bello’, ‘Minoes’, of ‘Beertje’! Naam geven is in relatie treden, vrienden worden. Na het geven van namen blijkt Adam toch teleurgesteld: ‘Zo gaf Adam namen aan al het vee en aan de vogels in de lucht en aan alle dieren van het veld; maar voor de mens vond hij geen hulp als iemand tegenover hem.’ Dan laat God de mens in een diepe slaap vallen en maakt Eva als een rib uit zijn lijf. Over die rib uit Adams lijf had onze predikant trouwens ook nog wel iets leuks te melden. Het daar gebruikte woord betekent op veel plaatsen in het Oude Testament: zijkant. Als je dat wat oprekt, is Eva geen rib uit Adams lijf, maar gewoon de helft! En dan het lied van Adam na de ontmoeting met Eva:
Deze is ditmaal
been van mijn beenderen,
en vlees van mijn vlees!
Deze zal mannin genoemd worden,
want uit de man
is zij genomen.
Mooi; prachtige poëzie. Toch is er vanuit onze cultuur nog wel iets over te zeggen. Adam gaat van de dieren naar zijn vrouw. Ik zou de stelling willen wagen dat je in onze cultuur niet zelden de omgekeerde beweging ziet. Dat zit zo: we vinden dat man en vrouw gelijkwaardig moeten zijn en we hechten een enorme waarde aan een liefdesrelatie. Misschien is er geen cultuur op onze planeet waarin relaties zo wederkerig zijn als in onze westerse cultuur. Allebei de partners stellen eisen in de relatie en willen naast die optimale relatie ook nog een optimale carrière. Juist vanwege die wederkerigheid leveren liefdesrelaties in onze cultuur vaak veel en diepe teleurstellingen op.
Dat roept de weg terug op: terug van je gelijke naar je hond. Niemand begrijpt je zo goed als je hond. Altijd kijkt hij of zij weer trouw (en dom!) naar je op. Altijd weer volgt hij of zij je aanhankelijk op, hoe je humeur ook is. Te praten over je emoties, je wensen en je diepste zieleroerselen hoef je niet. Een naam, dat is alles wat je hoeft te geven.