Origenes

Dr. F. Ledegang

Uitgeverij Kok, Kampen, 2010, 205 pag., ISBN 978 90 435 1866 6, € 17,50.

De nadrukkelijke wens om in een traditie te (blijven) staan kan betekenen dat je leven en werk gestempeld worden door worstelingen. Niet alleen in oude(re) gevormde tradities, met vaak duidelijke grenzen, maar ook in zich nog vormende tradities kan dit zo zijn. Overal waar creatief gelovig denken zich zoekt te uiten over de geheimenissen van het geloof, is er het risico van spanningen tussen nieuwe inzichten en formuleringen en de oude(re) dogmatische kaders. Enerzijds ontstaan deze spanningen doordat creativiteit zich vaak ongeremd een weg baant en zich pas in een later stadium voegt naar regels van vorm en traditie. Anderzijds hebben dogma’s het gevaar in zich dat ze verdergaan dan tasten en zoeken en daarbij de menselijke maat overschrijden; ze begrenzen het geheim niet meer, maar proberen het te verklaren en vast te leggen.
Het is belangrijk om dit in gedachten te houden bij het beoordelen van het werk van creatieve, experimentele theologische denkers. De maatlat van vorm en traditie is niet als eerste geschikt om langs een overlopend hart, een diepe geloofsontdekking of een creatieve doordenking te leggen. In die situaties zijn het zich verdiepen in de aanleiding tot of een helder krijgen van de omstandigheden waarin meer aangewezen middelen om tot het formuleren van een oordeel te komen. James Hannam wijst er in het begin van Gods filosofen (Amsterdam, 2010) met nadruk op dat we bij het beschrijven van het verleden niet onze eigen begrippen moeten gebruiken om het te beoordelen. F. Ledegang laat in zijn Origenes zien hoe belangrijk het is om daar op te letten. Daarmee doet hij recht aan Origenes en laat hij ons kennismaken met de frisheid en originaliteit van deze kerkvader.
Ledegang geeft in dit boek eerst in zo’n zestig bladzijden een korte biografie van Origenes, een overzicht van zijn werken en een inleiding op zijn werken. Daarna volgen ruim honderd pagina’s met vertalingen van delen uit het werk van Origenes. Een goede opzet om in kort bestek kennis te kunnen maken met een van de meest originele en invloedrijke theologen uit de eerste eeuwen.
De frisheid waarmee Origenes omgaat met vrijwel alle grote thema’s uit de theologie is een verademing. Het lezen van deze teksten geeft daardoor niet alleen veel inzicht maar prikkelt ook het eigen theologisch denken. Wat dat betreft deed het me denken aan het werk van A. van de Beek. Het lezen daarvan heeft op mij hetzelfde prikkelende, stimulerende effect.
Wat bij lezing van deze teksten van Origenes ook opvalt is zijn enorme Bijbelkennis. Hij heeft van veel uitdrukkingen die in de oorspronkelijke Bijbeltekst voorkomen heel nauwkeurig uitgezocht wat ze voor de Joden betekenen; die betekenis neemt hij in zijn commentaren en betogen weer mee.
Een ander punt dat voor mij heel helder naar voren kwam, is de grote betekenis van zijn werk (vooral zijn verklaring van Hooglied) voor het taalgebruik in bevindelijk gereformeerde kring. Ik heb eigenlijk altijd aangenomen dat veel van die ‘tale Kanaäns’ uit de mystiek of uit de Nadere Reformatie kwam, maar hier heb ik ontdekt dat dit een (rijke?) erfenis van Origenes is. Voor de meeste mensen is de naam van Origenes vooral verbonden aan het idee van de ‘wederoprichting aller dingen’. Juist bij dit punt is het goed om de voorzichtigheid waarmee ik deze recensie begon in gedachten te houden. Tijdens Origenes’ leven waren er in de kerk nog geen besluiten of bindende uitspraken gedaan over dit thema. Er werd nog volop in zoekende woorden en vragende zin over gedacht en geschreven. Standpunten waren nog niet uitgekristalliseerd. Van de Beek wijst er in zijn God doet recht (p. 270) nadrukkelijk op, dat we erop moeten letten vanuit welke achtergrond Origenes tot zijn gedachten over de ‘wederoprichting aller dingen’ gekomen is. Dat is niet omdat hij denkt dat God niet zo streng kan zijn, maar omdat hij alle nadruk legt op Gods macht. Omdat God bij het oordeel alles en allen onderwerpt aan Zijn macht, moet uiteindelijk iedereen zich bekeren (echte onderwerping is immers geen zaak van dwang maar van innerlijk toestemmen). Het is van belang om deze achtergrond in de gaten te houden, want het betekent dat Origenes in zijn denken hierover niet op gespannen voet stond met wat de kerk op dat moment beleed en leerde, maar dat hij bezig was met het nadenken over consequenties van standpunten over Gods macht voor andere theologische vragen (bijvoorbeeld rondom het Oordeel en het hiernamaals). Er is dus geen sprake van stellige standpunten, maar van zoekend formuleren. Het is daarom niet correct om zijn gedachten op dit punt langs de meetlat van latere kerkelijke (leer)uitspraken te leggen en ze op grond daarvan te veroordelen. De risico’s en eventuele fouten in zijn ideeën mogen genoemd worden, maar dat betekent in dit geval zeker niet dat hijzelf een ketter was.
Ik ben dr. Ledegang dankbaar voor zijn heldere uiteenzetting en voor het beschikbaar stellen van deze teksten. Wat mij betreft mag dit boekje een begin zijn van een serie. Er is momenteel veel aandacht voor de kerkvaders en ik denk dat vergelijkbare uitgaven over bijvoorbeeld de apologeten en over Chrysostomus in een behoefte zullen voorzien.

Bodegraven, Arie van der Knijff