Voorkomen wij de val ná de hoogmoed?

Meditatie over Daniël 4

De machtige Nebukadnezar loopt op het dak van zijn paleis en ziet om zich heen het grote Babel, hoofdstad van een wereldmacht. Zijn Babel, zijn wereldmacht, onder zijn leiding tot immense afmetingen gegroeid. Het welt op in zijn binnenste en floept eruit: ‘Dit is het Babel dat ik gebouwd heb’. Een machteloze Nebukadnezar kruipt op handen en knieën als een dier over de grond, en eet gras als een rund. Een verhaal om als kind van te smullen. Dat komt ervan wanneer je zo hoog van de toren blaast.

Dat hoogmoed voor de val komt, en dat wie hoog troont, diep kan vallen, leert de werkelijkheid ons. Het blijkt altijd vroeg of laat waar te zijn. Meestal erg laat. Bij Hitler pas toen alles kapot was. Bij Napoleon toen honderdduizenden soldaten in de Russische kou waren omgekomen. Hoogmoed komt voor de val. Maar dat is wijsheid achteraf.

In Daniël 4 gaat het om de diagnose vóóraf. Wat is eigenlijk ‘hoogmoed’? Waar ontstaat die, wat is de kiem? Waar begint hoogmoed? Het begon, zo kijkt Nebukadnezar terug, toen ‘ik een zorgeloos bestaan leidde in mijn huis, een weelderig leven in mijn paleis’.  Niets meer te wensen en toch niet gelukkig. Dat blijkt ’s  nachts. Nebukadnezar droomt. Een nachtmerrie. Er wroet iets. Sommige dromen hebben iets te melden. De overdag weggedrukte voorstellingen komen ’s nachts door de kieren van zijn onderbewuste heen. Nebukadnezar is danig van streek. Dit keer is de koning zijn droom niet vergeten. Daarvoor was ze te verontrustend. Het is een onthullende droom van een heerser op het toppunt van zijn macht, die tegelijk heel wankel is. Hij leidt een zorgeloos bestaan: wie maakt hem wat? Maar ergens loert de angst. Die meldt zich – in de droom over de boom.

Almachtsfantasie
Nebukadnezar ziet in zijn droom een enorme boom, midden op de aarde. De boom groeit groter en groter, de kruin tot aan de hemel, en de spanwijdte van de kroon tot de einden van de aarde. Alles is machtig en mooi aan de boom. Overvloed, voedsel voor alle vogels en schaduw en ruimte voor alle dieren. “Alles wat leeft wordt door hem, de boom gevoed” (vers 9). Zo ziet een verlicht despoot zichzelf graag! Middelpunt, groot en groots, een Vader des Vaderlands, door ieder zo gezien. Twee woorden komen steeds terug in de droom van Nebukadnezar: al of alles en heel, de hele aarde; een al-machtsfantasie.

Dan verspringt het perspectief van de droom. Een figuur ‘uit de hemel’, een waker, of een engel, in elk geval een figuur uit een bereik waar de koning geen macht over heeft. En een luide stem, een stem met macht, geeft bevel de boom om te hakken, kaal te stropen, zodat alle dieren en vogels wegvluchten.

Duidelijke hint
De koning vertelt de slotwoorden van de hemelse wachter erbij: ‘… opdat de levenden weten dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat: Hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld, zelfs de laagste onder de mensen kan daartoe verheven worden’ (vers 14). Mij dunkt, waarom heeft de koning nog uitleg nodig? Dit is toch een duidelijke hint? Begrijpt hij werkelijk niet dat de droom over hem gaat? Of weet de koning het ergens wel, maar is hij bang voor de impact van die boodschap? Dat zou zomaar kunnen. En tegelijk – dat zien we vaker in de Bijbel – tegelijk wil hij het horen. Beter een slechte boodschap dan leven met onzekerheid.

Daniël-Beltesassar weet de betekenis van de droom. En de boodschap is niet mis. Die boom is Nebukadnezar, groot, met wereldwijde macht en hemelhoge majesteit. Maar het vonnis is geveld. Nebukadnezar zal worden verstoten door zijn onderdanen en als een waanzinnige kruipen tussen de dieren en gras eten. De volle tijd van zeven perioden, ‘totdat u de hemelse majesteit erkent’ (vers 22). 

En dan krijgt het verhaal een onverwachte wending. De droom van Nebukadnezar is geen bedrog, maar is ook geen voorspelling van een onontkoombaar noodlot. Daarom, zo vervolgt Daniël-Beltesassar, ‘één goede raad, koning: breek met de zonden door gerechtigheid te doen, breek met ongerechtigheid door u te ontfermen over de armen. Misschien dat uw welzijn dan zal voortduren’ (vers 24). God is niet een ander woord voor het Lot, en daarom zit de mens ook nooit vast in een noodlot. ‘Misschien’! We weten het niet. Maar dit is wel de weg: omkeer!

Voorspelbaar
Wat dan volgt in het verhaal is even treurig als voorspelbaar. Het was natuurlijk wel even schrikken voor Nebukadnezar. Een paar dagen blijft zo’n nachtmerrie om je heen hangen. Maar er gebeurt verder eigenlijk niks. De dingen slijten. ‘Wat haalde ik voor muizenissen in mijn hoofd?’ –  denk je terugkijkend. Twaalf maanden later is Nebukadnezar de zaak geheel vergeten.

En dan gebeurt het. Hij loopt op het dak van het paleis, ziet de stad, Babel, zijn Babel. ‘Is dit niet het grote Babel, dat ík heb uitgebouwd tot een koningsstad, door de sterkte van mijn kracht en de waarde van mijn majesteit?’ (vers 27).  Zonder het misschien zelf te merken, floept het er bij hem uit. Zo voorspelbaar! Zo gaat dat. Hij is nog niet uitgesproken, of het gebeurt. De wachter-engel uit de hemel was geen droom, maar is werkelijkheid. We zien Nebukadnezar kruipend over de grond – zeven perioden lang totdat hij de Stem van de Allerhoogste erkent.

Een spiegel voor anderen?
Wat hebben die arme gelovige drommels in Judea ten tijde van de vreselijke tiran Antiochus IV Epiphanes in de tweede eeuw voor Christus, de eerste lezers van dit Bijbelboek, in dit verhaal gehoord? In elk geval dat Nebukadnezar toen en dus Antiochus nu in zijn hoogmoed niet moet denken dat hij het laatste woord heeft. Er wordt geregeerd! Er is een bereik waar hij geen macht over heeft. En ze haalden hun hart op aan dit oude verhaal.

En hoe horen wij het anno 2013?

De wijze kijkt totdat hij ziet
De wijze hoorder, zegt Jacobus in zijn brief (Jacobus 1, 23-24), is degene die in de spiegel kijkt en blijft kijken totdat hij echt ziet, dat dit verhaal ook ons verhaal is. Het verhaal van een groeiende boom, midden op de aarde, met enorme potentie en groeistuipen, maar vlak bij de grond, waar de wortels de bodem in gaan, daar kruipen gebogenen rond, slachtoffers van onrecht en machtsmisbruik.

De boom groeide, enorme winsten, woekerwinsten, de boom groeide tot aan de hemel, een boom van Babel. Plotseling een crisis, als een boze droom, maar het was geen droom. We kunnen het nog helemaal navertellen. Omvallende banken, meegesleurde bedrijven, mensen met onbetaalbare hypotheken. Het duurde een paar jaar, nu al vijf. Sommigen zeggen dat het er wel zeven worden. Maar de wereld draait door. Inmiddels zijn er weer lichtpuntjes in de economie. Ach – het was maar een nare droom, een nachtmerrie, die bankencrisis.

Hoogmoed ontkiemt waar wij macht misbruiken, onrecht toelaten en doen, onze boom laten groeien tot eigen eer en roem. En hoogmoed groeit waar wij boodschappen – alarmerende dromen, indringende preken, signalen om ons heen, de natuur die protesteert en terugslaat – vergeten, wegdrukken, en de draad weer oppakken alsof er niets aan de hand was.

De val voorkomen ná de hoogmoed
Deze verhalen werden in Israël eeuwen na de historische Nebukadnezar doorverteld om gelovigen te sterken in hun geloof te midden van een heidense wereld, én om hen te leren hoe de wereld in elkaar zit, hoe macht werkt en waar het fout gaat. In wezen is het boek Daniël een Wijsheidsboek.

Nieuwe Nebukadnezars, toekomstige bankiers en nieuwe generaties welvarenden moeten, wanneer hun boom groeit, blijven kijken hoe het gaat met mens, dier en plant daar op de bodem, en hen recht blijven doen. Maar om te zien hoe het beneden gaat, moet je niet te hoog in de boom gaan zitten. Daar krijg je vroeg of laat zelf hoogtevrees van.