Redactioneel

Rutger Kopland is dichter. Van vaak mooie gedichten. In het gedicht ‘Dode hond’ treffen de volgende strofen:

Het lichaam wordt wel gezien als een nest
De tijdelijke woning van een onzichtbare vogel
De onzichtbare afgezant van de eeuwigheid

Zo zie ik dat niet - en toch toen de hond stierf
Wat gebeurde er toch dat ik wist dat ze stierf
Alsof haar lichaam door iets werd verlaten

Rutger Kopland is dezelfde als prof. dr. R.H. van den Hoofdakker, emeritus hoogleraar biologische psychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met het gedicht ‘Dode hond’ eindigt hij zijn bundel opstellen over psychiatrie en poëzie die onlangs onder de titel Twee ambachten verscheen. Wetenschap bedrijven en dichten, het zijn twee ambachten, en je moet ze niet tot elkaar herleiden, dat zou je de boodschap van Kopland kunnen noemen.

In dit nummer van Wapenveld wordt de serie ‘Bijna goddelijk gemaakt’ voortgezet. De Nijmeegse hoogleraar neuropsychologie Peter Hagoort laat in een interview zijn fascinatie voor dit vakgebied zien. Wat gebeurt er eigenlijk allemaal in onze hersenpan? Heel wat, dat is wel duidelijk, en het is ook nog razend ingewikkeld. Fascinerend zijn zijn uitspraken dat er enerzijds geen wetenschappelijke evidentie is voor zoiets als de vrije wil en dat hij anderzijds niets moet hebben van de notie ontoerekeningsvatbaarheid. Hier zit een forse spanning, maar Hagoort laat die rustig staan. Het terrein van de ethiek wil hij niet reduceren tot het terrein van de neuropsychologie. Levinas kun je niet zomaar weg redeneren.

Lezing van het interview kost de gemiddelde alpha-abonnee naar ik aanneem al de nodige energie. Dat geldt nog meer – vermoedelijk – voor het artikel van wijsgeer en psychiater Gerrit Glas. Maar wie doorzet krijgt veel. Glas weet – met dank aan Dooyeweerd – duidelijk te maken waarom reductionisme in de duiding van de resultaten van de neuropsychologie wel op de loer ligt, maar toch de werkelijkheid geen recht doet. Als alles omtrent gevoel, denken, stemming, etc. etc. tot stroompjes in de hersenen wordt herleidt, dan wordt fundamenteel tekortgedaan aan een aantal heel basale intuïties. Glas noemt er drie: ‘de verscheidenheid en samenhang van de aspecten; dit tegen de achtergrond van een nog fundamenteler eenheid namelijk die van het persoon-zijn, en tenslotte, bepaaldheid door de oorsprong, dat is de Schepper-schepsel relatie’. Zo los klink het mogelijk wat abstract, maar in Glas’ verhaal krijgt het reliëf in een fundamentele bezinning. Hagoorts in zekere zin onbekommerde tegenstrijdigheden worden hierdoor verhelderd.

Naast deze breinkrakers zijn er ook nog andere artikelen. Prof. dr. W. van ’t Spijker schrijft over de testamenten van de reformator die hij van binnen en van buiten kent: Martin Bucer. De Wapenveldredacteuren drs. A.A. van der Schans en prof. dr. G.C. den Hertog tenslotte verzorgen respectievelijk de Treden van de dagen en de meditatie.