1800

Blauwdrukken voor een samenleving
Joost Kloek, Wijnand Mijnhard

Onlangs las ik ergens een verhaal over de zielenroerselen van een achttiende eeuwse doopsgezinde prediker [1]. Het gangbare beeld is dat een groot deel van deze dissenters van harte achter het gedachtegoed van de Verlichting stond. Zij steunden de Verlichtingsideeën in woord en geschrift. Op een zondagmorgen, ergens aan het einde van de achttiende eeuw, begon de bewuste prediker zijn preek niet met de woorden ‘geliefde broeders en zusters’, maar met ‘burgers’. Deze anekdote geeft in elk geval aan dat er in het zelfbeeld van de achttiende eeuwer iets veranderd was. Maar wat?

De burger is voor de auteurs van IJkpunt 1800 een kernbegrip en het vormt als culturele constructie tevens de structuur van het boek. Vier thema’s staan daar in centraal, te weten de idee dat het mogelijk is de mens te vormen; de mogelijkheid om de samenleving anders in te richten; de wens om zich als nationale gemeenschap te profileren en de zorg over het verval. De ondertitel van het boek benadrukt de eerste twee aspecten en vraagt om een beschavingsideaal.

Wat betreft die inhoud van dit ideaal lijkt er een rechte lijn te bestaan tussen de achttiende eeuwse verlichte denker en George Steiner. Deze erudiete cultuurfilosoof blijft zich verwonderen over het gegeven dat ondanks Kunst en Literatuur de mens niet beter wordt. Op dit punt nam een auteur – waarschijnlijk de doopsgezinde predikant Cornelis van Engelen (1726-1793) – in de Philosooph een ietwat genuanceerder standpunt in, al heeft deze Spectatorschrijver ook oog voor de voordelen van economische welvaart: zij bevordert de kunsten, verbetert de smaak, zo stelt hij, ‘het Verstand breidt zich uit, en de Zeden worden Heuscher, Beschaafder, Vriendelyker’. Het eind van zijn lied is toch dat de weelde dikwijls zo misbruikt wordt, ‘dat zy geen wezenlyk genoegen aanbrengen’.

Bij Van Engelen is er zorg over het mogelijke verval. Zelfcontrole was nodig: van ‘Fremdzwang’ tot ‘Selbstzwang’. Belangrijk was dat de aangeprezen deugd verinnerlijkt werd en daarbij speelde de communicatiegemeenschap – het woord is van de auteurs – een belangrijke rol. Naast de ruime aandacht voor wetenschap, cultuur, onderwijs, media (specatoriale geschriften) en kunst, is er enige aandacht voor religie. Terecht signaleren de auteurs dat religiositeit rond 1800 geen achterhoedegevecht is, noch onderdeel van een zogenaamd secularisatieproces. Religie krijgt een nieuwe, sociaal onmisbare, dimensie en wordt ingezet voor de verwerkelijking van het achttiende eeuwse beschavingsideaal. Er is sprake van een verandering van oriëntatie: van leer naar beleving. Deze wijziging in behoeften veronderstelt natuurlijk wel degelijk een ander idee over de leer. Het zou goed zijn als dit aspect eens nader onderzocht wordt, bijvoorbeeld door middel van een analyse van achttiende eeuwse preken. Dit soort onderzoek is bij mijn weten in Nederland nog weinig gedaan, maar kan wel inzicht bieden in de dynamiek van de religie en de veranderende functies ervan.

Naast veel tekst biedt het boek ook een aantal reportages. Dit is een weinig geslaagd onderdeel van het boek, omdat het tamelijk los staat van het hoofdbetoog. Een bezwaar dat echter zwaarder telt, is het ontbreken van een werkbaar notenapparaat. Weliswaar is er per hoofdstuk een bibliografie opgenomen, maar als lezer verwacht je een heldere bronverwijzing, ook als het gaat om secundaire literatuur zoals detailstudies naar diverse onderwerpen die in dit boek aan de orde zijn. Blijft dat ook dit onderdeel van de reeks IJkpunten een mooi standaardwerk is over een eeuw die meer aandacht verdient dan ze tot nu toe gekregen heeft.

Tot slot: Kloek en Mijnhard geven in hun studie veel aandacht aan culturele ontwikkelingen. De politieke en economische geschiedenis krijgen wat minder ruimte toebedeeld. Ik heb daar weinig moeite mee. Beide auteurs staan bekend als specialisten op het terrein van de literatuur- en cultuurgeschiedenis en men moet vooral doen waar men goed in is. Weliswaar is de reeks IJkpunten mede bedoeld als stimulans voor de interdisciplinaire benadering van de geschiedwetenschap, maar dat lijkt een ietwat te hoog gegrepen ideaal. Het bieden van een mooie synthese vanuit een heldere vraagstelling is realistischer en aan dit criterium beantwoordt dit werk ruimschoots.

  1. Sdu uitgevers, Den Haag, 2001, €45,- 616 blz.