Ongehoord Nederland

Waarom we stemmen van anderen nodig hebben

Vijf jaar geleden verscheen het eerste deel van de Refugee Tales onder redactie van David Herd, literatuurwetenschapper aan de universiteit van Kent, en Anna Pincus, directeur van de Gatwick Detainees Welfare Group. Inmiddels zijn er reeds drie delen verschenen; het vierde is op komst. De getuigenissen die onder deze titel verzameld zijn, vertellen de verhalen van vluchtelingen die een asielaanvraag in het Verenigd Koninkrijk hebben gedaan en in het Gatwick Detention Centre zijn terechtgekomen. Hun lotgevallen en ervaringen zijn niet door henzelf opgetekend, maar door dichters en literaire schrijvers.

Aan dit project en aan de indrukwekkende, schrijnende en ronduit hartverscheurende verhalen die ik uit de eerste drie bundels heb gelezen, moest ik in april terugdenken. In de nasleep van de toeslagenaffaire vroeg een aantal advocaten gespecialiseerd in het vreemdelingenrecht aandacht voor vergelijkbare misstanden in het Nederlands immigratiebeleid en de procedures van de IND. Hun bevindingen, 48 praktijkvoorbeelden opgetekend in de bundel Ongehoord. Onrecht in het vreemdelingenrecht, presenteerden ze in die maand aan de Tweede Kamer.

Wat deze asieladvocaten met de dichters en schrijvers van de Refugee Tales gemeen hebben, is dat ze hun pen ter beschikking stellen aan vluchtelingen. Dit leidt tot een opmerkelijke symbiose van asielzoeker en schrijver. Onder ‘getuige’ verstaan we meestal degene die iets meegemaakt heeft of ergens bij aanwezig was en die hier vervolgens in zijn of haar eigen woorden over vertelt opdat ook de anderen, die niet aanwezig waren, bij de verhaalde gebeurtenissen en ervaringen betrokken kunnen worden. In het geval van veel van deze vluchtelingen blijven dergelijke getuigenissen echter ongezegd en ongehoord.

Daar zijn verschillende redenen voor. Sommigen zijn zozeer getraumatiseerd dat zij het vermogen zijn kwijtgeraakt om een coherent verhaal over hun lotgevallen te vertellen. Sommigen worden niet op hun woord geloofd. En voor weer anderen geldt dat ze in hun eentje domweg geen toegang krijgen tot een podium of medium om überhaupt te kunnen getuigen. Dergelijke obstructies zorgen ervoor dat hun ervaringen niet meegedeeld worden, waardoor deze geen gemeenschappelijke, collectieve ervaringen kunnen worden.

Als ik een woord zou moeten kiezen om te zeggen wat er in de symbiose van dichter en asielzoeker gebeurt, dan zou mijn keuze vallen op ‘autoriteit’. De dichters en schrijvers die hun literaire stem gebruiken om de ervaringen en de lotgevallen van de vluchtelingen in een schriftelijk getuigenis ter sprake te brengen, verlenen autoriteit aan deze ervaringen. Op het eerste gezicht lijkt er iets te wringen als we dit woord gebruiken. Is ‘autoriteit’ hier wel echt op z’n plaats? Zouden we idealiter niet moeten eisen dat de autoriteit van een getuigenis louter is voorbehouden aan de eigenlijke getuigen, in dit geval de vluchtelingen, omdat zij immers de eigenaar zijn van de ervaringen? De Refugee Tales laten echter zien dat het getuigen in dergelijke extreme gevallen veel complexer van aard is. Juist hier biedt het woord ‘autoriteit’ uitkomst als we het tenminste verbinden aan de oorspronkelijke betekenis van het Latijnse auctor.

Sociaal gewicht
Dit laatste woord, waarvan ‘auteur’ en ‘autoriteit’ afgeleid zijn, staat namelijk een treffende betekenisvariatie toe. De auctor – lees: de auteur – is in veel gevallen degene die een of andere zaak, zoals een idee, ervaringen of een verhaal, maakt of bedenkt. In dat geval is de auctor er de oorsprong van. Meestal is de getuige die het woord neemt, ook degene die de ervaringen heeft ondergaan en is er dus de auctor van. Het woord kan in het Latijn echter ook op een andere manier gebruikt worden. De auctor is dan niet de oorsprong van de zaak, maar is degene die er steun aan verleent en deze daardoor zozeer begunstigt, dat ze aan kracht en bestendigheid wint.

Dit laatste is het geval bij de schrijver, dichters en advocaten die we in de Refugee Tales en Ongehoord aan het werk zien: zij zijn niet de auteur van hun eigen verhaal waarin hun eigen ervaringen vertolkt worden, maar van het verhaal waarin de ervaringen van een ander ter sprake worden gebracht. Omdat de eersten vertellen, verkrijgen de ervaringen van de laatsten pas sociaal gewicht. De autoriteit die deze dichters aan de ervaringen van de asielzoekers verlenen is dus heel concreet: hun ervaringen blijven niet opgesloten in een private ruimte, maar worden door het dichterlijke werk meegedeeld en krijgen zo een maatschappelijk bestaan en een sociale realiteit toebedeeld.

We mogen daarbij overigens nooit vergeten dat met het woorden geven aan de ervaringen van anderen ook altijd een risico gepaard gaat: met deze woorden kunnen we de ervaringen tevens vertekenen of te gemakkelijk naar onze hand zetten. De kans dat via deze woorden de ongehoorde ervaringen de sociale betekeniswereld binnentreden, is echter nooit gegeven zonder dit risico.

Het belang van de dichterlijke activiteit die wordt ontplooid in de Refugee Tales kan daarmee moeilijk overschat worden. In een reflectie op de wijze waarop het verleden aan ons gegeven is, schrijft de filosoof Hans-Georg Gadamer: ‘Het verleden bestaat alleen op die manier, in velerlei stemmen.’ Wat hier over het verleden gezegd wordt, geldt ook voor hetgeen gisteren of vorig jaar gebeurd is: zonder de verhalen en beschrijvingen die ons mededelen hoe het voor anderen was, onttrekt het gebeurde en zijn betekenis zich aan ons. We hebben deze stemmen van anderen nodig, niet alleen om met andere ogen naar het gebeurde te leren kijken en er de keerzijde van te leren zien, maar ook voor de stichting van een werkelijk gedeelde sociale betekeniswereld. Het ontwikkelen van subtielere vormen van luisteren

Wanneer bepaalde groepen in een samenleving niet of minder gehoord worden, terwijl ze dat wel verdienen, wordt er in de – steevast Engelstalige – literatuur dikwijls over epistemic injustice gesproken: de mensen die aan het woord gelaten zouden moeten worden om hun ervaringen te vernemen, kunnen om allerlei sociale-tribale redenen genegeerd worden. De roep om maatschappelijke rechtvaardigheid die begrijpelijkerwijs opkomt wanneer blijkt dat bepaalde groepen inderdaad systematisch niet gehoord worden, wordt gemakkelijk vertaald in een nieuw soort klassenstrijd waarin op verschillende wijzen gelijke kansen worden opgeëist. Tegelijkertijd lijkt deze nadruk op de sociale strijd misplaatst.

Als het probleem gelegen is in het niet horen van de stemmen van anderen en in het niet begrijpen van hun ervaringen, is de oplossing niet te vinden in het gedwongen aanhoren van de groep waarmee je je in een strijd weet of waant. De oplossing is in de eerste plaats gelegen in het ontwikkelen van subtielere vormen van luisteren, in het kweken van nieuwe vormen van ontvankelijkheid.

Bemiddelend werk
Friedrich Nietzsche – en wie had dat van deze nihilist durven hopen? – gebruikt in deze context soms het hooggestemde woord ‘gerechtigheid’. Deze gerechtigheid verwerkelijken we wanneer we ernaar streven om met vele ogen naar de wereld te kijken, zodat we niet gevangen blijven in de blindheid van ons eigen, tot twee ogen beperkte, gezichtsvermogen – of tot dat van onze tribale groep. Wat de Refugee Tales aantonen is dat onze ontvankelijkheid voor de ogen aan de rand of de onderkant van onze samenleving, staat of valt bij het bemiddelende werk van hen die er zich voor inspannen ook aan deze ogen autoriteit te verlenen en hun ervaringen mededeelbaar en zo sociaal significant te maken: de kans op en het risico van een ontmoeting met een ander gezichtspunt.

Prof. dr. G.J. van der Heiden is hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Recent publiceerde hij Metafysica. Van orde naar ontvankelijkheid.