God en de toeschietreflex
Mijn leven wordt momenteel door nieuwe ervaringen gekleurd: door die van zwanger zijn en een kind voelen trappen in mijn buik. Nog meer dan anders word ik geconfronteerd met de lijfelijkheid van het bestaan, er groeit nieuw leven in mij, het is zichtbaarder en tastbaarder dan ooit en tegelijkertijd blijft het één groot mysterie.
Deze tijd roept een heleboel nieuwe gedachten bij mij op. Nu is het zo dat ik mij de laatste jaren steeds meer bezighield met het vinden van het heilige in het alledaagse. (En ik ben daarin zeker niet de enige!) Ik werd me er steeds meer van bewust dat de pogingen van de systematische theologie om de hele werkelijkheid in één systeem te vatten weliswaar zeer nobel zijn, maar dat een ander soort theologie eveneens onmisbaar is. Namelijk die theologie, die haar oorsprong vindt in het heel gewone bestaan van heel gewone mensen. Ik moest van een ijverige theologiestudent een theoloog worden die met haar voeten stevig op de aarde wortelt.
De laatste weken gaat er regelmatig een klein lichtje bij me branden. Zo ervaarde ik opeens een extra laag bij het woord ‘genade’ – want dat kleine wezentje voelt nu al als een groot geschenk waar ik zelf weinig aan heb kunnen bijdragen. Tegelijkertijd proef ik iets van de diepten van ‘wachten’ – wachten op iets waarvan je niet weet of en hoe het zal komen.
Nog zo’n lichtje zag ik in het werk van theoloog Janet Soskice, die onder andere het boek The Kindness of God schreef. Soskice zoekt naar een spiritualiteit die rechtdoet aan het lichamelijke bestaan, een manier waarop het fysieke van ons menselijke leven een bron kan zijn van nieuwe theologische reflectie. In haar boek stuitte ik op een verrassend voorbeeld dat mij voorheen niet zoveel zei, maar wat me nu raakte. Namelijk: hoe wij iets van God zien in de toeschietreflex bij moeders.
Wat is een toeschietreflex? Ikzelf heb dit nog niet in levenden lijve mogen ervaren, maar het werkt ongeveer zo: bij een moeder die borstvoeding geeft, kan haar melk gaan stromen zodra zij haar kind hoort huilen. Het is een lichamelijke reflex om voor haar kind te zorgen. Tegelijkertijd is die reflex wel gekoppeld aan haar bewustzijn: alleen als de moeder haar eigen kind denkt te horen, treedt de reflex in werking. Hoort ze een ander kind, dan gebeurt het niet. Maar: als haar eigen kind huilt en ze dénkt dat het een ander kind is, dan gebeurt het ook niet. De toeschietreflex is dus enerzijds primair, instinctief en lichamelijk, en anderzijds rationeel en overwogen. Zo is ook Gods zorg voor mensen: geheel en al onderdeel van Gods wezen, en tegelijkertijd toegepast op de situatie en in lijn met wie God altijd al geweest is.
Zo ziet Soskice in die ouderlijke zorg voor een hulpeloos, pasgeboren kind iets van God. Je hoeft daarvoor dus niet op retraite met een stapel boeken. Het is ook geen hogere vorm van geloof als je je terugtrekt in de stilte van je studeerkamer of lesgeeft aan een collegezaal vol intelligente studenten. De hele wereld is een plaats waar God mensen ontmoet. Zelfs in de rommelige belevingswereld van kersverse ouders is al genoeg te ontdekken wat ons wijst naar God.
Zo heeft de theologie oneindig veel verschijningsvormen – opduikend in de veelheid van de menselijke ervaringen. Je zou zelfs kunnen zeggen: zo heeft ook God oneindig veel verschijningsvormen.