De herkomst van het eerlijke verhaal

Fair trade – to buy or not to buy?

Onze smartphones bevatten ‘conflictmineralen’, de palmolie in koekjes, pindakaas en zeep zorgt voor ontbossing, onze kleding wordt gemaakt door ‘moderne slaven’ in Azië, en het is de vraag of ons stuk chocola wel slaafvrij is. Het verhaal rond onze consumptie is ronduit weinig optimistisch en vaak niet transparant. Fair trade zet zich in voor de producenten van veel producten, en wil het echte verhaal boven tafel krijgen. Een verandering bij consument en bedrijf moet ervoor zorgen dat handel ‘eerlijker’ en ‘rechtvaardiger’ wordt, en producenten een beter leven bieden. Dat betekent dat we méér moeten betalen voor onze producten. Maar waar komt dit verhaal vandaan, en hoe eerlijk is het?

Fair trade is, in een notendop, een handelsconcept dat erop gericht is om het welzijn van producenten in ontwikkelingslanden te verbeteren. Denk dan concreet aan producenten van koffie, cacao, thee, maar ook ananas, sinaasappels, voetballen en katoen. Vooral kleine en arme producenten hebben vaak beperkte informatie over marktprijzen en minder mogelijkheden, waardoor ze een makkelijk slachtoffer zijn van tussenhandelaren die hen te lage prijzen betalen. Fair trade zorgt ervoor dat producenten een ‘eerlijke’ prijs ontvangen waardoor de producenten een hoger inkomen ontvangen.

Langetermijn- en directe handelsrelaties moeten producenten meer bestaanszekerheid bieden. Op hun beurt betalen consumenten in veelal westerse landen vervolgens voor fairtradeproducten een hogere prijs in de winkel. Het idee is dus dat we voor een fairtradereep in de supermarkt net wat meer betalen zodat de producent van cacaobonen via fair trade een gegarandeerde minimumprijs krijgt.

In feite heeft de fairtradebeweging daarmee de manier waarop armoedebestrijding plaatsvindt in de het politiek-economische domein gebracht. Fair trade impliceert dat je als consument met je portemonnee op een economische manier kunt ‘stemmen’ voor een betere wereld. Het betekent dat als consumenten massaal bij fairtradebedrijven hun inkopen zullen doen, de niet-fairtradebedrijven verdwijnen of op z’n minst hun assortiment moeten aanpassen. Het concept werkt daarmee semi-democratisch: hoe meer mensen fairtradeproducten kopen, hoe meer invloed het fairtradeconcept heeft.[1] Het concept is in die zin uniek, omdat armoedebestrijding vooral via politieke beslissingen gebeurde, denk dan aan beleid van de Wereldbank en het International Monetair Fonds. Fair trade claimt dat de consument direct kan bijdragen aan de oplossing van het probleem. 

Twee stromingen
Voor consumenten en bedrijven is het van belang dat fair trade moet ‘werken’, oftewel daadwerkelijk in staat is om armoede te bestrijden onder producenten. Dat legitimeert immers de hogere prijs en het bestaan van fair trade. Daarnaast, zoals in iedere ideologisch gedreven beweging, zijn er verschillende opvattingen in de fairtradebeweging over hoe armoedebestrijding het beste kan plaatsvinden. Om de huidige discussies en de situatie rondom fair trade te begrijpen is het ontstaan van de fairtradebeweging van belang, evenals wat we weten van de impact van fair trade. 

Het fairtrade-handelsconcept wordt belichaamd door een scala aan organisaties binnen en buiten internationale handelsketens die samen de fairtradebeweging vormen. Binnen de beweging bestaan grofweg twee ideologische stromingen. Beide stromingen hebben een eigen visie op hoe fair trade geoperationaliseerd moet worden. De eerste en oudste stroming zet in op het opzetten van een alternatief handelssysteem. Concreet houdt dat in dat alle organisaties die de handelsketen vormen, fairtrade-minded zijn en met het oog op het welzijn van de producent handelen. Wereldwinkels zijn daar van oudsher het beste voorbeeld van, maar ook een bedrijf Fairtrade Original kan hieronder geschaard worden. De andere stroming wil de bestaande handelsketens van binnenuit hervormen door middel van certificeringsprogramma’s. Door fairtrade-gecertificeerde producten aan te kopen, kan een organisatie relatief gemakkelijk inpassen in de bedrijfsstrategie zonder al te veel te hoeven veranderen.Rietsuiker in plaats van bietsuiker

Een kort stukje ontstaansgeschiedenis: de stroming die inzet op een alternatief handelssysteem heeft haar wortels in de jaren zestig, toen veel koloniën zelfstandig werden.[2] De ‘fairtraders’ van toen waren van mening dat het internationale systeem vooral de westerse landen voordelen opleverden. Door de handelsbeperkingen die westerse landen aan de dekoloniserende landen oplegden, zorgde het systeem ervoor dat boeren geen gelijke kansen kregen op de wereldmarkt. Fairtraders vroegen via allerlei publieke acties aandacht voor deze situatie.

In Nederland bijvoorbeeld zette men in 1968 de rietsuikeractie op touw om de consumptie van rietsuiker te stimuleren in plaats van de in Europa geproduceerde maar ook gesubsidieerde bietsuiker. Daarnaast streden de fairtrade-activisten ook op internationaal niveau voor meer eerlijkheid en solidariteit met ontwikkelingslanden, door zich te laten horen tijdens handelsbijeenkomsten die georganiseerd worden om handelsafspraken tussen landen te maken (de UNCTAD).[3]

De ideeën die onder de fairtrade-activisten leefden, kregen vervolgens verder gestalte in fairtradewinkels. In 1969 opende in Nederland in Breukelen de eerste Wereldwinkel. Binnen de kortste keren breidde het aantal zich uit: in 1971 waren er al 170 winkels. Niet alleen verkocht men er van alles (denk aan houtsnijwerk, sieraden, later ook koffie[4]), ook ontpopten Wereldwinkels zich tot belangrijke plekken om samen te komen, te discussiëren en actie te voeren. Ook elders in Europa ontstonden dergelijke ‘fairtrade’-netwerken en alternatieve handelsketens waarin directe handelsrelaties met producenten onderhouden werden.[5]

Karl Marx
De opzet van de alternatieve handel was in lijn met het gedachtegoed van Karl Marx: de sociale relaties die achter een product schuilden, moesten zichtbaar worden voor de consument. Alternatieve handelsnetwerken beoogden de ‘sluier van onwetendheid’ bij de consumenten weg te halen, en producenten uit de anonimiteit te halen, iets wat op de gewone markt niet mogelijk geacht werd. Ook was winst maken niet het doel, dat was iets voor de grote bedrijven die binnen het kapitalistische systeem functioneerden en die, kort gezegd, alleen bezig waren met het vergaren van meer kapitaal. Omdat op internationaal niveau landen ook niet in staat waren eerlijke afspraken te maken, richtten de fairtrade-activisten zich direct tot het consumentenpubliek, waar men wél succes hoopte te hebben.

De discussie over hoe fair trade in praktijk gebracht moest worden, werd aangejaagd toen een groep fairtrade-activisten in 1988 de eerste Max Havelaar-gecertificeerde koffie uit Mexico op de markt bracht.[6] Het idee was om koffiebonen van politiek gemarginaliseerde boeren uit Mexico een kans te geven in de westerse supermarkt door middel van het Max Havelaar certificeringsprogramma. Die aanpak hield in dat fair trade zich ‘in de markt’ begaf, in plaats van dat het zich ‘tegen de markt’ verzette.

Het vernieuwende van het Max Havelaar-concept was dat het ethisch verhandelen van producten standaardiseerde op een manier die ervoor kon zorgen dat de invloed van ethisch verhandelde producten verder ging reiken dan de Wereldwinkels. In de praktijk betekende het dat overal ter wereld producenten, verenigd in democratisch georganiseerde verbanden, hun product konden gaan verhandelen volgens de door Max Havelaar opgestelde voorwaarden. Een – inmiddels – onafhankelijke organisatie controleerde of voldaan werd aan de voorwaarden, en verleende het Max Havelaar-certificaat. Dat certificaat – het keurmerk- kon vervolgens door anderen in de waardeketen herkend worden als ‘fair geproduceerd’. Inmiddels heet het Max Havelaar-keurmerk in Nederland ‘Fairtrade’.[7]Het gevaar bestond dat de missie van fairtrade zou verdwijnen

De belangrijkste voorwaarden betreffen: een Fairtrade minimumprijs, een Fairtrade sociale premie, betere werkomstandigheden en geen gedwongen of kinderarbeid, toegang tot financiële middelen vòòr de oogst plaatsvindt, democratisch georganiseerde coöperaties, en milieuvriendelijke productie. Door de garantie die dit keurmerk consumenten zou bieden, hoeven die niet langer naar de Wereldwinkels, een plaats waar toch een zweem van ‘linkse activisten’ en ‘geitenwollensokken’ omheen hing. De voorwaarden lijken succes te boeken ‘in de markt’: terwijl het aantal Wereldwinkels gestaag daalt, stijgt de verkoop van Fairtrade-gecertificeerde producten.

Onder andere daarom was deze strategie problematisch voor de alternatieve stroming binnen de beweging. Het marktaandeel van fair trade mocht dan toenemen door certificering, maar het gevaar bestond dat de missie van fair trade zou verdwijnen. Winstgerichte bedrijven in de markt waar fair trade eerst tegen streed, ging het immers niet om producenten maar primair om winst. Consumenten zouden door een keurmerk niet per se meer betrokken raken bij de fairtradeproducent.[8]

Dat zou een wankele basis vormen voor de steun aan en stabiliteit van de missie, namelijk om ervoor te zorgen dat er, op lange termijn, alleen nog maar eerlijke producten te koop zouden zijn. Ook zou de missie op internationaal niveau aan invloed kunnen inboeten. Immers, als ook grote bedrijven zich mengen in armoedebestrijding zou er op politiek niveau niet meer zoveel hoeven te gebeuren: de markt lost het zelf op!

Vangnet
De vraag die dat oproept, betreft dan natuurlijk of het Fairtrade-keurmerk effectief is in de bestrijding van armoede. Is het mogelijk om, via de certificeringen in de markt, inderdaad armoede te bestrijden?

Het sluitende ‘bewijs’ dat Fairtrade-certificering inderdaad te allen tijde effectief is in het bestrijden van armoede onder producenten, is vooralsnog niet geleverd. De effectiviteit van fair trade kan verschillen per periode en per gebied. Als wereldmarktprijzen een stuk lager zijn dan de Fairtrade-minimumprijzen, kan het hebben van Fairtrade-certificering gunstig zijn voor het inkomen van de boer, omdat die relatief veel meer ontvangt voor de producten. In sommige situaties heeft het gewerkt als een vangnet dat voorkwam dat boeren over de kop gingen.

Echter, op het moment dat de wereldmarktprijs hoger is dan de Fairtrade-minimumprijs, krijgen de boeren wel de wereldmarktprijs maar neemt het voordeel van aansluiting bij Fairtrade relatief af. Tel daarbij op dat voor veel fairtradeproducten nog een te lage vraag bestaat, en het relatieve voordeel van certificering verdwijnt grotendeels. De producenten moeten namelijk ook voor de Fairtrade-certificering betalen, en daarnaast zorgen de milieu-eisen van Fairtrade er soms voor dat boeren meer uren moeten draaien en/of hun opbrengst lager is. Verder is het soms lastig te controleren hoe een producentencoöperatie precies functioneert, en is er weinig bekend over de effecten op de boeren uit de omgeving die – om welke reden dan ook – niet gecertificeerd zijn. Dat neemt niet weg dat in sommige gebieden Fairtrade-certificering wel heeft gewerkt, of althans, in ieder geval tijdelijk.[9]

Critici stellen verder dat fair trade een westers, paternalistisch concept is waarbij de boer soms te veel gezien wordt als hulpbehoevend (de boer is een gelijkwaardig persoon) of als entrepreneur wordt beschouwd (die heeft daar de capaciteiten niet altijd voor). Door in het bestaande marktsysteem te opereren, blijven de boeren producenten afhankelijk van de mercies of the market en worden certificeringen gezien als doekje tegen het bloeden.[10]Critici beschouwen Fairtrade als westers en paternalistisch

Fairtrade-certificering kan gezien kunnen worden als een typisch ‘kapitalistische’ oplossing waarbij de problemen van dat systeem ook naar voren komen. De komst van grote bedrijven en andere certificeringsprogramma’s zoals UTZ Certified bijvoorbeeld, stimuleren de (prijs)concurrentie tussen verschillende keurmerken en bedrijven, waarbij gevreesd wordt dat de producenten uiteindelijk het onderspit delven. De échte problemen zitten volgens deze critici – zoals ook al eerder benadrukt door de ‘alternatieve’ fairtraders – in het wereldhandelssysteem dat op de schop moet en internationale handelsketens die gericht moeten zijn op het onderhouden van langdurige handelsrelaties waarin het belang van de producent voorop staat.

Dat Fairtrade-certificering en de andere certificeringsprogramma’s niet dé oplossing zijn, ligt evenzeer in de bestrijding als in het probleem van armoede zelf. Armoedebestrijding is een enorm complex probleem, dat veel meer facetten omvat dan Fairtrade uiteindelijk kan aanpakken. Elke situatie vraagt om een andere methode omdat het ene gebied nu eenmaal niet het andere gebied is, waar heel andere culturele en politieke zaken een rol kunnen spelen. Praktisch gezien heeft Fairtrade bijvoorbeeld geen invloed op de wereldmarktprijs, waardoor het prijseffect – toch wel het vlaggenschip van Fairtrade – lastig te voorspellen is.Het prijseffect van Fairtrade is lastig te voorspellen

Een beslissing op internationaal niveau om, bijvoorbeeld, subsidies op katoen te verbieden heeft dat wel, en laat tegelijkertijd een grotere groep boeren in één keer profiteren van een hogere prijs.[11] Dat laat tegelijkertijd het tekort van Fairtrade-certificering zien: de prijs is vaak niet in staat om de echte oorzaken van de armoede waar veel boeren in leven, op structureel niveau op te heffen. Die oorzaken kunnen liggen in internationale handelsafspraken, koerswisselingen, de oorlog in een buurland of een lokaal opererende bende. Fairtrade-certificering kan die problematiek niet of nauwelijks aanpakken.

Geen prikkel
Met de kritiek komt ook het belangrijkste punt naar voren, dat in zo goed als elke waardeketen een rol speelt: verantwoordelijkheid. Op de achtergrond draait uiteindelijk de politieke vraag wie welke verantwoordelijkheid moet nemen. Momenteel is het zo dat westerse overheden naar de markt kijken en maar mondjesmaat regels willen opleggen (en tegelijkertijd bepaalde handelsafspraken in stand houden). Bedrijven kijken naar de consument, en kunnen transparantie binnen ketens lastig op orde krijgen (voor zover hun aandeelhouders dat toestaan). Consumenten willen op hun beurt dat bedrijven eerlijke spullen aanbieden en/of willen dat de overheid zich inzet voor rechtvaardiger handelen (maar blijven de goedkopere opties aankopen waardoor bedrijven en overheden geen prikkel hebben om te veranderen).

Op welke waarde kan de fairtradebeweging geschat worden, gegeven bovenstaande? Stoppen met het kopen van fairtradeproducten? Mijns inziens kan het effect van Fairtrade-certificeringen, en meer in het algemeen de fairtradebeweging, ondanks de bezwaren echter niet onderschat worden doordat ze in staat is geweest de situatie onder producenten in de markt voor het voetlicht te brengen. Bovendien, dat certificeringen niet even effectief zijn, wil niet zeggen dat het daarom een slecht idee is geweest. Er zijn veel politieke beslissingen genomen, die óók niet of tot maar in een bepaalde mate hebben gewerkt in het bestrijden van armoede, en vervolgens probeert men een nieuw idee uit. Dat zien we ook terug bij de fairtradebeweging. Momenteel wordt er gewerkt aan het implementeren van het leefbaar-inkomenconcept, bedoeld om boeren een prijs te bieden gebaseerd op de lokale situatie. Ook werkt men samen met de organisatie True Price, een organisatie die de ‘echte’ prijs berekent van producten en daarbij zowel sociale als milieukosten meeneemt.[12] Het klimaatprobleem staat steeds meer op de agenda, evenals de noodzaak om naar een lokale aanpak te streven.

Ook de marktwerking op het gebied van ‘fairness’ blijft niet uit, er wordt een nieuwere vorm van fair trade zichtbaar in de markt. Allerlei nieuwe initiatieven en bedrijfjes zien, in de geest van de ‘alternatieve fairtraders’, de beperkingen van de certificeringsprogramma’s. Dit soort bedrijven kiest ervoor om niet met een certificeringsprogramma te werken, maar gaan voor een kleinschalige, directe en persoonlijke aanpak door samen te werken met bijvoorbeeld stammen of dorpen. Denk dan aan bedrijven als Moyee Coffee (die branden de koffiebonen in Ethiopië, zodat er lokaal ook waarde wordt gecreëerd, al kan dit niet met iedere commodity), of de Chocolate Makers (die hun cacaobonen klimaatneutraal verschepen). Alhoewel het de vraag is of dit ook voor grotere bedrijven kan ‘werken’ (Tony’s beweert van wel!), is het een belangrijke stap voorwaarts. De beweging breidt zich dus op allerlei manieren uit.  

Fair trade heeft niet alleen een belangrijke signaalfunctie in de markt, ook op politiek niveau is de beweging nog steeds actief. Dat heeft ertoe geleid dat de Europese Unie bezig is met het verplicht stellen van due diligence, iets waar ook de fairtradebeweging voor heeft gepleit. Dat houdt in dat bedrijven verplicht worden om de maatschappelijke kosten van hun productieketens in kaart te brengen. Fair trade realiseert zich terdege dat certificeringsprogramma’s hun beperkingen kennen, en vanuit die kennis opereert zij daarom ook op het internationaal politiek niveau. In die zin is dat aspect vanuit de jaren zestig nog steeds aanwezig, zij het minder zichtbaar voor het publiek.[13]Is het uiteindelijk niet een marketingtruc?

Ik krijg vaak de vraag: maar als je nu beweert dat fair trade niet de oplossing is, waarom zou ik dan nog wel fairtradeproducten kopen? Die keuze laat ik volledig bij u, het hangt ook van uw politieke voorkeuren af. Om de lezer overigens een illusie armer te maken: zelf worstel ik er ook nog dagelijks mee. Koop ik een trosje bananen bij Albert Heijn van €1,15 (dichtbij, efficiënt) of loop ik toch nog naar Odin voor de biologische en alternatieve fairtrade variant (verder weg, duurder)? Koop ik de goedkoopste kokosmelk, of kies ik toch voor de duurdere Fairtrade Original-variant? Heeft het wel echt zin? Is het uiteindelijk niet een marketingtruc? Bovendien, als ik standaard fairtradeproducten koop, houd ik aan het einde van de maand toch minder geld over waar ik weer andere leuke dingen mee had kunnen doen.[14]

En die overweging wijst precies naar het achterliggende, culturele probleem in onze consumptiepatronen: de westerse cultuur en het westerse consumptiepatroon zijn gericht op méér, waarbij we het belang van de ander ver weg niet meer zien. Karl Marx had daarmee dus gelijk. De vraag die ik daarom vaak stel, is: wil je iets doen aan de manier waarop je leeft en consumeert? Wil je dat je bananen van €1,15 ervoor zorgen dat mensen elders in armoede blijven leven, inclusief alle criminaliteit die eromheen is?[15] Ben je bereid je wintersportvakantie op te geven voor het aankopen van een ander type product? Waarom steun je een bedrijf dat betrokken is bij criminaliteit?

Doordat we de ander, ver weg, niet direct zien (het is niet onze vriend, collega, of familielid), is het makkelijk om weg te kijken, of zelfs onze ogen te sluiten. Fair trade doet een poging om de mensen achter onze waardeketens een gezicht te geven, en om die reden kies ik ervoor – ook niet altijd – om vaker een fairtradeproduct te kopen in de supermarkt, of eens een cadeau te kopen bij de Wereldwinkel. Linksom of rechtsom, er zijn systemen opgezet waardoor alle aankopen die je doet verbonden zijn met levens van mensen elders. Net als in de politiek kun je zelf kiezen aan welk systeem je, met alle mitsen en maren, wilt bijdragen.

E. de Gelder is promovenda op het thema On the Consequences of Mainstreaming Fair trade (Radboud Universiteit). Ook heeft ze postdoctoraal onderzoek gedaan naar de inclusie van kleine boeren in een nieuwe waardeketen (TU Delft) en gewerkt als projectcoördinator bij Moral Markets (Vrije Universiteit).

  1. Het verwijt dat hier tegenin gebracht kan worden, is dat fair trade dan vooral iets voor de elite wordt die dit wel kan betalen. Dit punt laat ik in dit artikel verder rusten. Zie ook ‘Shopping with and for Virtues’ in Political Virtue and Shopping, Micheletti, S. (2003).
  2. Tijdens de kolonisatie bestond er overigens in het Verenigd Koninkrijk al een beweging die ‘ethisch’ geproduceerde suiker verkocht. En vergeet Multatuli niet, die aandacht vroeg voor de omstandigheden in de koloniën.
  3. United Nations Conference on Trade and Development, die iedere vier jaar gehouden wordt. De meesten mislukten, vooral doordat rijkere landen vasthouden aan structuren in het systeem die voor hen voordelig zijn. Dezelfde dynamiek is terug te vinden bij de handelsbijeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie.
  4. Het Komitee Steun Onderontwikkelde Staten, opgericht in 1959, importeert in 1973 eigenhandig 50000 kilo koffie uit Guatemala in, om die via de ontstane alternatieve handelskanalen te verkopen. Dit is overigens de voorloper van Fairtrade Original, een sociale onderneming waarvan de producten in toenemende mate ook in supermarkten te vinden zijn.
  5. Van Dam, Peter: Wereldverbeteraars (2018).
  6. Een samenwerking tussen de protestantse Nico Roozen en de rooms-katholieke priester Frans van der Hoff Boersma in Mexico. De koffie werd gebrand door koffiebrander Neuteboom. Het op de markt brengen ging overigens niet zonder slag of stoot door tegenstand van vooral Albert Heijn.
  7. Sinds 2007 is het Max Havelaar-keurmerk samen met andere nationale certificeringsinitiatieven opgegaan in het Europese Fairtrade International (FTI), zetelt in Bonn, en verleent het nu zogeheten Fairtrade-keurmerk. FTI stelt de voorwaarden vast voor het inmiddels uitgebreide assortiment aan fairtrade producten, waarbij ook producentennetwerken van over heel de wereld betrokken zijn.
  8. Er kan vanuit ideologisch oogpunt ook beargumenteerd worden dat er binnen een kapitalistische markt door de certificeringen een nieuwe ‘sluier van onwetendheid’ voor de consument wordt opgehangen omdat er, uiteindelijk, fundamenteel niets veranderd aan de markt. Zie bijv. Gunderson (2014), Problems with the defetishization thesis: ethical consumerism, alternative food systems, and commodity fetishism. Agricultural and Human Values 31.
  9. Zie bijv. een discussie hierover Dragusanu et al. (2014). The Economics of Fair Trade in Journal of Economic Perspectives, 28(3) en Claar, V. (2015) Fair Trade Coffee Journal of Economic Perspectives, 29(1).
  10. Scylla, N.: The Fairtrade Scandal (2008); Nicholls, A. & Opal, C.: Fair Trade (2005).
  11. Bassett, T.J. Capturing the Margins: World Market Prices and Cotton Farmer Incomes in West Africa (2014). World Development, 59.
  12. True Price heeft bijvoorbeeld berekend dat de échte prijs van een reep chocolade ruim over de €8 zou moeten liggen als alle kosten meegenomen zouden worden.
  13. De organisatie Fair Trade Advocacy Office, bijvoorbeeld, vertegenwoordigd de fairtrade-beweging op Europees niveau in Brussel.
  14. Zie voor uitgebreidere reflecties bijvoorbeeld ook het boek “Kun je een betere wereld kopen” van Wouter Mensink (2015).
  15. De documentaire Big Guys Gone Bananas laat dit ook zien. In Nederland heeft Teun van de Keuken bijvoorbeeld goed zien hoe dit werkt in de kledingindustrie in het programma De slag om de klerewereld.