Het goede leven, het goede sterven

Leren van Thomas More, ‘a man for all seasons’

Het goede leven is geen leven van genot, maar van deugd, daarover is men het in de klassieke en christelijke traditie eens. Maar welke deugden geven ons het beste leven: de intellectuele deugden of de morele deugden? Anders gezegd, is het beste leven de vita contemplativa, het leven van diepe studie, overpeinzing en gebed door filosofen en monniken, of de vita activa, het leven van grootse daden en beslissingen door staatslieden en militairen? Dit is een tijdloze vraag die alle mensen, en vooral begaafde jonge mensen, zich dienen te stellen.

Iemand die zich deze vraag zeker stelde, was Thomas More.[1] Deze Engelse humanist en jurist heeft in zijn leven twee cruciale beslissingen genomen: eerst om in koningsdienst te gaan en daarna om er weer uit te gaan. Dat laatste werd onvermijdelijk omdat, zoals zijn tijdgenoot Machiavelli schreef, ‘een man die zich altijd en overal goed betoont, noodzakelijk te gronde (gaat) te midden van zovelen die niet goed zijn’.[2]

En een goed mens was Thomas More zeker, daarover zijn allen die hem kennen het wel eens. Jonathan Swift schreef: ‘He was the person of the greatest virtue these islands ever produced.’[3] Eind negentiende eeuw werd More zalig verklaard, in 1935 (precies 400 jaar na zijn dood) heilig en in 2000 werd hij uitgeroepen tot ‘patroonheilige van staatslieden en politici’.[4] More was een man met bijzondere gaven van hoofd en hart die met allerlei mensen en omstandigheden kon omgaan en een talent had voor het goede leven – kortom, a man for all seasons.[5]

Om iets te laten zien van hetgeen hedendaagse christenen van More kunnen leren, zal ik drie episoden uit zijn leven beschrijven, afgewisseld door drie ‘schilden’ waarachter hij zich tegen de boze trachtte te verbergen.

In zijn jonge jaren bereidde More zich aanvankelijk voor op het priesterschap. Hij kon echter (volgens zijn vriend Erasmus in een beroemde brief uit 1519) het verlangen naar een vrouw niet van zich af schudden en ‘verkoos daarom liever een kuise echtgenoot te zijn dan een onzedelijke priester’.[6] Hij studeerde rechten, werd advocaat en vervulde een veelheid aan publieke ambten. In 1529 volgde de bekroning op zijn loopbaan toen hij kardinaal Wolsey opvolgde als Lord Chancellor, de hoogste civiele post in het koninkrijk. More was de eerste leek in eeuwen die dit ambt bekleedde.[7]

Veel hoofdbrekens
Toen hij besloot in koningsdienst te treden, voelde hij zich gedrongen zich tegenover zijn humanisten-vrienden, onder wie Erasmus, te verklaren.[8] Hij schreef zijn beroemde boekje Utopia in een periode waarin hij juist met deze kwestie worstelde.[9] De voors en tegens komen in boek I aan de orde. De stap om in dienst van Hendrik VIII te gaan kostte More veel hoofdbrekens. Erasmus schrijft: ‘Tegenover het leven aan het hof en het verkeer met vorsten bewaarde hij vroeger afstand, want machtsvertoon heeft hem altijd met afschuw vervuld, terwijl gelijkheid hem buitengewoon dierbaar was. (…) Het kostte zelfs veel moeite om hem aan het hof van Hendrik VIII te verbinden, terwijl men zich geen vriendelijker en bescheidener vorst kan wensen.’[10] En iets verderop: ‘Niemand heeft ooit meer moeite gedaan om tot het hof te worden toegelaten dan More zich getroostte om eraan te ontkomen.’[11]

De bekende socioloog Max Weber kan ons helpen om beter te begrijpen waarom More zo tegenstribbelde. ‘Wie streeft naar het heil van zijn ziel en naar de redding van die van anderen’, zegt Weber, ‘die doet dat niet via de politiek, die immers heel andere taken heeft, taken die alleen met geweld te vervullen zijn’.[12] Dit heeft More aangevoeld. Hij besefte dat zijn eerste beslissing  (om in dienst van de koning te gaan) de tweede beslissing (om er weer uit te gaan) noodzakelijk kon maken. Hoewel hij lange tijd de sympathie van de koning had, besefte hij hoe broos die was: ‘If my head would win him a castle in France, it should not fail to fall’, sprak hij profetisch.

Eerste schild: integriteit
More probeerde in zijn publieke functies staande te blijven door integriteit. Erasmus licht ons in over de wijze waarop More zijn ambten vervulde: ‘Toen hij nog als advocaat zijn brood verdiende, gaf hij iedereen nuttige en betrouwbare adviezen, meer met het oog op de belangen van zijn cliënten dan op die van hemzelf. Velen van hen placht hij te overreden hun geschillen bij te leggen, omdat dit minder kosten met zich meebracht. (…) Aan velen gaf hij het bedrag terug dat partijen volgens voorschrift zijn verschuldigd… (…) Deze manier van handelen maakte hem in zijn stad buitengewoon geliefd.’[13]'En al die tijd bleef hij vrij van trots'

Ook in dienst van de koning, schrijft Erasmus, was More een toonbeeld van rechtschapenheid: ‘Dikwijls vragen netelige kwesties om een ernstig en verstandig rechter; More behandelt deze kwesties op zo’n manier dat beide partijen dankbaar zijn. Toch heeft niemand het ooit van hem gedaan gekregen dat hij van enig persoon een geschenk aanvaardde. Gelukkig zijn de staten waar de vorst overal magistraten aanstelt zoals More! En al die tijd is hij vrij gebleven van trots.’[14]

More was rechtvaardig en onpartijdig, zelfs als het zijn familieleden betrof. Van corruptie was hij niet te beschuldigen.[15] Het was bij hem als bij Daniël: ‘Zij konden geen enkele grond voor een aanklacht, of iets verkeerds vinden, omdat hij betrouwbaar was en er geen nalatigheid of iets verkeerds bij hem te vinden was.’ (Dan. 6: 5). Achter dit eerste schild opereerde More volledig als publiek functionaris. Juist door de eisen van zijn publieke rol stipt te volgen en zijn persoonlijke belangen en opvattingen te negeren, behield hij zijn onkreukbaarheid.

Integriteit was echter niet voldoende om More uit de problemen te houden. Dat was het bij Daniël evenmin en dat zal het nooit zijn. Dat bleek al snel toen zich de huwelijkskwestie aandiende.

Tweede episode: de huwelijkskwestie
Tijdens een wandeling zei More eens tegen zijn schoonzoon William Roper: ‘Ik zou wel in een zak in de Thames geworpen willen worden, als daardoor drie dingen goed geregeld konden worden.’ Op Ropers vraag welke dingen dat waren antwoordde hij: ‘Dat alle vorsten die nu in oorlog zijn met elkaar in vrede leven, dat er weer eenheid in de kerk is, en dat de koninklijke huwelijkskwestie tot een goed einde wordt gebracht.’[16]

De eerste twee zijn gemakkelijk te begrijpen. Vrede: tussen de grootmachten Spanje, Frankrijk en Engeland dreigde voortdurend oorlog en More wilde dit met een voorzichtige politiek voorkomen. Kerkelijke eenheid: de Europese christenheid werd door de Reformatie verscheurd. More schreef lange traktaten tegen het protestantisme, dat hij zag als een bron van opruiing, ontbinding en burgeroorlog.[17] Hij heeft zelfs protestanten vervolgd en er vijf op de brandstapel gebracht – ongetwijfeld het deel van zijn openbare functioneren dat de meeste kritiek verdient.

De huwelijkskwestie kort samengevat: koning Hendrik VIII wilde scheiden van zijn onvruchtbare vrouw Catharina om met zijn maîtresse te kunnen trouwen, maar kreeg daarvoor de vereiste toestemming van de kerk niet. Paus Clemens VII weigerde zijn huwelijk nietig te verklaren.[18] Hendrik liet het er niet bij zitten. Hij passeerde de paus en zette de Engelse clerus onder druk om eigenmachtig zijn huwelijk te ontbinden.

Tegen deze koninklijke machinaties verzette More zich. Hij stond aan de kant van de kerk en van Catharina. Toen deze zaak zich toespitste, kon ook zijn onkreukbaarheid More niet meer helpen en werd zijn positie onhoudbaar. In 1532 legde hij vroegtijdig zijn kanselierschap neer en gaf hij het bijbehorende grootzegel aan de koning terug. Zijn huisnar zei: ‘Chancellor More is chancellor no more.’[19] Welbewust ging More weer uit koningsdienst.

Tweede schild: het recht
De koning liet de ambteloze More echter niet met rust, maar verlangde zijn gezaghebbende steun. Daarom ging More zich verschuilen achter een tweede schild: het recht. Hoe hij dit deed is prachtig verbeeld in A Man For All Seasons (1960), het bekende (en verfilmde) dramastuk van toneelschrijver Robert Bolt. In een beroemde maar apocriefe passage beschrijft hij hoe More (dan nog kanselier) door diens vurige vrouw Alice, zijn verstandige dochter Margaret en zijn onstuimige (en lutherse!) schoonzoon Roper wordt gewaarschuwd tegen een gevaarlijke verrader die dreigt te ontsnappen:

Alice More: Arrest him!
Sir Thomas More: For what?
Alice: He’s dangerous!
William Roper: For libel, he’s a spy!
Margaret More: Father, that man’s bad.
More: There is no law against that.
Roper: There is! God’s law!
More: Then God can arrest him.
Alice: While you talk, he’s gone!
More: And go he should, if he were the Devil himself, until he broke the law!
Roper: So! Now you’d give the Devil benefit of law!
More: Yes. What would you do? Cut a great road through the law to get after the Devil?
Roper: Yes! I’d cut down every law in England to do that!
More: Oh? And when the last law was down, and the Devil turned round on you, where would you hide, Roper, the laws all being flat? This country is planted thick with laws, from coast to coast — man’s laws, not God’s — and if you cut them down — and you’re just the man to do it — do you really think you could stand upright in the winds that would blow then? Yes, I’d give the Devil benefit of law, for my own safety’s sake!

Het recht was voor More dus als een woud waarin hij de weg kende en hoopte bescherming te vinden. Zonder dat woud van wetten zou de boze vrij spel hebben. Tegen zijn ondervragers verdedigde More zich door een beroep te doen op het oeroude rechtsbeginsel dat niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Achter dit schild stond More op de grens van publiek en privaat. Als privaat persoon verdedigde hij zich middels publieke rechtsregels.

Maar ook dit bleek op den duur niet houdbaar. Het schild van het recht was niet afdoende, zoals het dat zo vaak niet is. Wetten kunnen worden gewijzigd; de rechtsstaat kan worden misbruikt; onrechtvaardige machthebbers kunnen onrechtvaardige wetten uitvaardigen. En zo gebeurde het inderdaad.

Derde episode: weigering van de eed
Op maandagochtend 13 april 1534 moest More naar het Lambeth-paleis komen om er de eed af te leggen op de Act of Succession, een wet die de huwelijkskwestie regelde. Voordat hij vertrok, ging hij te biecht en naar de mis. Hij liet zich door vrouw en kinderen begeleiden tot aan het tuinhek, dat hij zelf achter zich sloot. Tegen zijn schoonzoon sprak hij: ‘Zoon Roper, ik dank God dat de zaak gewonnen is.’[20] In Lambeth moest More als eerste naar voren komen. Hij las de tekst van de wet en de eed zorgvuldig door en weigerde te zweren. Vrijwel onmiddellijk kreeg hij een levenslange gevangenisstraf en werden al zijn goederen geconfisqueerd.[21]

Voor het weigeren van de eed wilde More geen reden geven, maar hij verklaarde slechts dat hij geen kwaad wilde spreken van de wet of van degenen die haar hadden opgesteld, noch van degenen die de eed wel aflegden. Zelf was hij er echter in zijn geweten van overtuigd dat hij niet kon zweren zonder zijn ziel bloot te stellen aan het gevaar van de eeuwige verdoemenis.[22] More weigerde dus met een beroep op zijn geweten.

Tegenwoordig wordt het geweten vooral gezien als een innerlijke vrijplaats waarin ieders zelfbepaalde waarden en normen gelegen zijn. Het geweten is in deze opvatting hoogst individueel en subjectief. Robert Bolt schrijft deze opvatting van het geweten ook aan More toe. In een kerkerscene laat hij More tegen zijn dochter Margaret zeggen, dat als iemand een eed zweert, hij zijn eigen ‘zelf’ in de kom van zijn handen houdt als water en als hij dan zijn vingers opent… kan hij niet hopen zichzelf ooit weer terug te vinden.[23] Voor Bolt is More een hero of selfhood.[24]Het geweten was letterlijk een samen-weten met anderen

Dit is echter (zoals Bolt overigens erkent) een onverantwoord anachronistische interpretatie. Het ‘zelf’ is een modern begrip dat More en zijn tijdgenoten nog vreemd was.[25] Voor More, en voor de hele traditie waartoe hij behoorde, was het geweten helemaal niet iets sub-rationeels, maar juist iets redelijks. Het was ook niet individueel en subjectief, maar letterlijk con-scientia, een samen-weten en instemmen met anderen, namelijk met de christelijke traditie en uiteindelijk met God, Wiens stem in een welgevormd geweten klinkt en ons de objectieve waarheid over goed en kwaad doet horen.

Derde schild: de stilte
Voor Mores beroep op zijn geweten deinsde de macht echter niet terug. Daarom ging More zich verschuilen in de stilte – zijn derde en laatste schild. Tot ergernis van zijn ondervragers hield hij zijn opvattingen over de huwelijkskwestie consequent voor zich en bleef hij vragen daarover ontwijkend beantwoorden.

Hoewel More zweeg, was het voor iedereen zonneklaar waarom hij de eed weigerde. De eed afleggen zou neerkomen op een leugen. Volgens Bolt was More een man ‘who brings about his own death because he can’t put his hand on an old black book and tell an ordinary lie’.[26] Het is vandaag de dag voor veel mensen moeilijk om Mores opvattingen over eed, huwelijk en pauselijk gezag te begrijpen, laat staan ze te delen. Maar het is niet moeilijk om te begrijpen dat hij weigerde te liegen. More was niet levensmoe; integendeel, hij had het leven hartstochtelijk lief en genoot ervan. En hij had kunnen blijven leven als hij maar de koninklijke echtscheiding en kerkelijke afscheiding had goedgekeurd. Helaas werd echter zijn goedkeuring gevraagd in een vorm die van hem verlangde te zeggen dat hij geloofde wat hij niet kon geloven, en dat nog wel onder ede.[27] More ging dus naar de Tower omdat hij weigerde te liegen.[28]

Tegelijk probeerde hij in leven te blijven door zo min mogelijk te spreken. Schuilend in de stilte bleef More over als een volstrekt privaat persoon. Zijn publieke persona, zijn ambten en machtsmiddelen, was hij kwijt. De Tower bood hem alleen een innerlijk leven, een vita contemplativa. Hij bad, las en schreef zelfs enkele boeken, waaronder een indrukwekkende meditatie over Christus’ lijden in Gethsémané.

Ook in de stilte liet de tirannie hem echter niet met rust. Hendrik liet een tweede wet opstellen, de Act of Supremacy. Hiermee verwierp hij het gezag van de paus en liet hij zichzelf tot hoofd van de Engelse kerk uitroepen, waardoor de Anglicaanse kerk ontstond. Mores weigering om zich hieraan te onderwerpen kostte hem de kop.

Het goede sterven
Tijdens het lange jaar dat More in de Tower verbleef, werd zijn gevangenisregime steeds meer verzwaard. Aanvankelijk had hij een dienaar en mocht hij wandelen in de tuin, maar deze voorrechten en zelfs zijn boeken en schrijfgerei werden hem ontnomen. Ruim een jaar na zijn opsluiting, op donderdag 1 juli 1535, werd hij tijdens een rechtszaak in Westminster vals beschuldigd en schuldig verklaard aan hoogverraad. Eenmaal veroordeeld kon hij zich uitspreken met ‘de vrijheid van een gedoemde.’ Hij deed dat in alle waardigheid.

Vijf dagen later, op 6 juli 1535, werd More op de Tower Hill terechtgesteld. Wegens hoogverraad zou hij eigenlijk moeten worden opgehangen, van zijn ingewanden en geslachtsdelen ontdaan en gevierendeeld. Per koninklijke gratie bleef het bij onthoofding. Mores geestkracht was echter ongebroken. Lichamelijk verzwakt en niet in staat om zelf het schavot te beklimmen, zei hij tegen de luitenant van dienst: ‘Help me even naar boven; als ik naar beneden kom, red ik mezelf wel.’[29] En voordat hij zijn hoofd op het blok legde vroeg hij de beul even zijn baard opzij te doen, want die had immers niets misdaan. Dit was lichtvoetig, maar niet lichtzinnig. More ging zijn dood met een diepe vreugde tegemoet. Hij ging sterven, naar zijn laatste woorden, als ‘the King’s good servant, and God’s first’.

Zo werd More door Hendrik VIII, nota bene ooit door de paus betiteld als ‘verdediger van het geloof’ (Fidei Defensor), ter dood gebracht. En in dat drama ligt zijn blijvende betekenis. Chesterton schreef in 1929: ‘Blessed Thomas More is more important at this moment than at any moment since his death, even perhaps the great moment of his dying; but he is not quite so important as he will be in about a hundred years’ time.’[30]Iedere christen kan geroepen worden weigeraar te zijn

Dat brengt ons bij de betekenis van More voor onze tijd. Kort na 2001 was er veel te doen over ‘weigerambtenaren’ (niet toevallig draaide het net als bij More om een huwelijkskwestie). Sindsdien lijken dezen geheel verdwenen; of ze zijn bijgedraaid, uitgefaseerd of weggetolereerd lijkt niemand te weten. Zeker is wel, dat weigerambtenaren niet de laatste weigerchristenen kunnen zijn. We mogen nog weigerverpleegkundigen, weigeragenten, weigerdocenten en weigerouders verwachten. Iedere christen, met of zonder publieke functie, kan geroepen worden weigeraar te zijn. Zelfs de meest redelijke christenhumanisten zullen door de moderne humanisten en transhumanisten uit hun schuilplaatsen gejaagd worden. Hoe dan staande te blijven?

Hier valt te leren van Thomas More. De belangrijkste verklaring voor zijn standvastigheid is dat hij behalve een publiek, extern gericht leven altijd ook een privaat, innerlijk leven heeft gehad. Enerzijds was hij een gezagsdrager in de volle schijnwerpers van het publieke leven en een pater familias omringd met vriendschap en vrolijkheid. Anderzijds was hij ook een diepgelovig man met een verborgen leven. Jarenlang was hij verbonden aan een Kartuizer kloostergemeenschap en hoewel hij nooit toetrad, leefde hij vroom en ascetisch. Bij zijn landhuis in Chelsea bouwde hij een tuinhuisje met een kapel en bibliotheek, waarin hij zich vele uren terugtrok voor gebed en Schriftonderzoek. Om zich voortdurend aan zijn roeping te herinneren, droeg hij onder zijn ambtsgewaad een ruwharen hemd.[31] More was burger van twee werelden.

Nederlandse christenen die beseffen dat ze ooit weigeraar kunnen worden, moeten de drie schilden van More leren gebruiken. Ze werken schijnbaar niet: More werd immers vanachter elk ervan verjaagd en moest zijn weigerachtigheid met de dood te bekopen. Zijn integriteit, wetskennis en zwijgzaamheid gaven hem geen bescherming. En toch hebben de drie schilden wel degelijk gewerkt. Ze hebben in Gods hand geholpen om Mores geestelijk leven te beschermen en hem het belangrijkste te laten behouden wat hij had – niet zijn zelf, die vage modern-romantische illusie die als water tussen je vingers doorglipt, maar zijn ziel, dat bijbelse en klassieke kerngegeven dat als een pit in elk mens gevonden wordt.

P. Overeem is universitair docent politieke theorie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

  1. Een goede levensbeschrijving is Ackroyd, Peter, Thomas More: Biografie (Antwerpen: Polis, 2016).
  2. Machiavelli, Niccolò, 1513, De Heerser (Amsterdam: Athenaeum–Polak & Van Gennip, 1998), p. 115.
  3. Jonathan Swift, 1736, Prose Works, vol. 13, ed. Herbert Davis (Oxford: Basil Blackwell, 1959), p. 123
  4. ‘He was a martyr of freedom in the most modern sense of the word, for he opposed the attempt of power to command the conscience: a perennial temptation — one to which the history of the 20th century bears tragic witness — of political regimes that do not recognize anything superior to themselves. (…) This — it seems to us — is the fundamental lesson Saint Thomas More offers all statesmen: the lesson of flight from success and easy compromises in the name of fidelity to irrevocable principles, upon which depend the dignity of man and the justice of civil society — a lesson truly inspiring for all who, on the threshold of the new Millennium, feel themselves called to expose and eradicate the snares laid by new and hidden tyrannies.’ (‘Petition for Sir Thomas More as Patron of Statesmen’, aangeboden aan paus Johannes Paulus II op 25 september 2000. Geraadpleegd via http://www.thomasmorestudies.org/rep_petition.html.)
  5. De aanduiding van More als omnium horarum homo is afkomstig van Erasmus. In de brief waarmee hij zijn Lof der Zotheid aan More opdraagt, prijst hij diens vermogen om met alle mensen bij alle gelegenheden om te gaan. In zijn Adagia geeft hij bovendien een verhandeling over de uitdrukking, die verder bekend is geworden door Robert Whittington. Hij omschreef More als ‘a man of angel’s wit and singular learning; I know not his fellow. For where is the man of that gentleness, lowliness, and affability? As as time requireth, a man of marvelous mirth and pastimes: and sometimes of as sad gravity: a man for all seasons.’ Zie: Miller, Clarence H., ‘On “A man for all seasons”’, Thomas More Studies, 1 (2006): p. 26-29.
  6. Erasmus, Desiderius, De Correspondentie van Desiderius Erasmus (vol. 7, brieven 993-1121), vert. door I. Bejczy & J. Piolon (Rotterdam: Ad.Donker, 2010), brief 999, 30. Vgl. Bange, Petty, Thomas More 1478-1535: Een humanist aan het hof (Amersfoort/Brugge: Bekking & Blitz, 2009), p. 30.
  7. Voor Mores ambtsvervulling en ambtsopvatting, zie Wegemer, Gerard B., Thomas More on Statesmanship (Washington D.C.: The Catholic University of America Press).
  8. Bange, Thomas More, p. 11-12.
  9. Nederlandse vertaling: More, Thomas, 1516, Utopia, vert. P. Silverentand; nawoord M. Brouwers (Amsterdam: Athenaeum–Polak & Van Gennep, 2010). De interpretatie van Utopia is voer voor veel debat. Opvallend zijn parallellen en verschillen met Plato’s Politeia. Zie o.a.: Logan, G.M., The Meaning of More’s “Utopia” (Princeton: Princeton University Press, 1983).
  10. Erasmus, Correspondentie, brief 999, p. 28.
  11. Erasmus, Correspondentie, brief 999, p. 32.
  12. Weber, Max, Politiek als Beroep, voorafgegaan door Wetenschap als Beroep, vert. en nawoord H. Driessen (Nijmegen: Vantilt, 2012), p. 102.
  13. Erasmus, Correspondentie, brief 999, p. 32.
  14. Erasmus, Correspondentie, brief 999, p. 32.
  15. Bange, Thomas More, p. 20, 22.
  16. Bange, Thomas More, p. 18.
  17. Onder andere A Dialogue Concerning Heresies (Collected Works 6) en The Confutation of Tyndale’s Answer (Collected Works 8).
  18. Bolt, Robert, A Man for All Seasons: A Play in Two Acts (New York: Vintage International, 1990), deel 7.
  19. Bange, Thomas More, p. 113.
  20. Bange, Thomas More, p. 23.
  21. Finnis, John, ‘Faith, morals, and Thomas More’, in: Collected Essays (vol. V: ‘Religion and public reasons’, pp. 163-178), 163-164.
  22. Finnis, ‘Faith, morals, and Thomas More’, p. 169.
  23. Bolt, A Man for All Seasons, p. 140.
  24. Bolt, A Man for All Seasons, delen 12 en 14.
  25. Vgl. MacIntyre, Alasdair, After Virtue: A Study in Moral Theory, 2nd ed. (Notre Dame, IN: University of Notre Dame Press, 1984), 32-35 en vooral Taylor, Charles, Sources of the Self: The Making of the Modern Identity (Cambridge: Cambridge University Press, 1989).
  26. Bolt, A Man for All Seasons, deel 13.
  27. Bolt, A Man for All Seasons, deel 13.
  28. Finnis, Faith, morals, and Thomas More, p. 164.
  29. Bange, Thomas More, p. 25.
  30. Chesterton, Gilbert Keith, The Fame of Blessed Thomas More, (Londen: Sheed and Ward, 1929), p. 63.
  31. Martz, Louis, Thomas More: The Search for the Inner Man (New Haven/London 1990; oorspr. 1977).