Nietsontziend realisme

Bijbelschets bij Jeremia 29

Op je trouwdag moet je je een prinses (of prins) voelen, zeggen we doorgaans. Mooi. Maar in 1566 dachten ze daar in de gereformeerde kerk van de Nederlanden blijkbaar minder blijmoedig over. Het formulier dat in de huwelijksdienst gelezen werd (en nog steeds wel gelezen wordt) begint heel wat minder vorstelijk.

Daar krijg je dit te horen op je trouwdag: ‘Overmits aan de gehuwden gewoonlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zonde toekomt; opdat gij (…) verzekerd zijn moogt van de gewisse hulpe Gods in uw kruis; zo hoort…’ – en dan volgt het huwelijksonderwijs. Maar de toon is gezet.

Getuigt dat van een ongepast pessimisme, van het zwartgallig bederven van een feestdag, of gaat het hier om een bijbels ‘nietsontziend realisme’? [1] Er zijn vele redenen om dit huwelijksformulier niet meer te (laten) lezen in een huwelijksdienst, maar het is de vraag of we tegenwoordig niet in een ander uiterste belanden, en dat niet alleen op trouwdagen: een overdreven optimisme, het rooskleurig opkloppen van feestvreugde, een onheilig de ogen sluiten voor de realiteit. Op huwelijksdagen hebben we het begrijpelijkerwijs het liefst over blijdschap en dankbaarheid en zegen, maar ook op andere dagen hebben we meestal geen enkele behoefte aan mensen die lopen te jeremiëren.

Maar waar de Bijbel opengaat, is het denkbaar dat je lichtvoetig realistisch om al deze valkuilen heen zeilt. Zelfs als je uit Jeremia leest.

Ik heb het meer dan eens meegemaakt dat Jeremia 29 gelezen werd in een huwelijksdienst. Het gaat hier om een brief van Jeremia – of eigenlijk staat erboven: ‘Zo spreekt de heer van de heerscharen’, dus de afzender is volgens de Bijbel niemand minder dan Israëls God zelf. Een brief met veel beloften van bloei. ‘Ik koester gedachten over jullie, niet van ongeluk, maar van sjaloom en hoopvolle toekomst (vers 11).’ Kijk, zo’n tekst wil je op je trouwdag – en alle andere dagen – wel horen.

Je zou bijna vergeten dat Jeremia met het verzenden van deze brief het risico nam om ‘in blok en halsijzer’ gezet te worden (vers 26).

Het lijkt me natuurlijk prima om zo’n tekst als trouwtekst te kiezen. Maar de predikant staat vervolgens wel voor de taak om de Schrift realistisch uit te leggen en niet te verbloemen hoe gevaarlijk de woorden van Jeremia zijn voor wie ze hoort en ernaar handelt.

Sjaloom voor de stad
Iets van dat gevaar – gemengd met een zekere blijmoedigheid – bespeur je als je een bezoek brengt aan (bijvoorbeeld) de Berlijnse stadszending (Berliner Stadtmission). In hun hoofdgebouw staat Jeremia 29:7 op een muur geschilderd: ‘Suchet der Stadt Bestes und betet für sie zum herrn.’ [2] Bevlogen diaconale werkers zorgen daar voor onderdak voor daklozen als het te koud wordt, voor kleding- en voedselvoorziening, voor werkelijk contact met hen die vereenzaamd zijn, voor een goed woord van de Heer als de stilte leeg is geworden. Werk dat ingebed is in gezamenlijk Bijbellezen en bidden; de bevlogenheid heeft bronnen in een gevoed liturgisch bewustzijn. En in die liturgie komt de brief van Jeremia regelmatig voorbij, al was het maar omdat de muren van het gebouw aan die tekst herinneren. ‘In de sjaloom voor deze stad ligt ook jullie eigen sjaloom’, schrijft Jeremia in Gods naam in het vervolg van deze tekst. Er is geen andere bloei dan de bloei die je ontvangt wanneer je zoekt naar de bloei voor je eigen leefomgeving.

Al te knus wordt het dus nooit; als je Gods zegen vooral voor jezelf zoekt, word je er altijd wel weer aan herinnerd dat een zegen alleen voor jezelf – niet bestaat. Altijd is er ook die vreemde ander: echt vreemd, echt anders, maar zonder haar of hem zal het niet gaan.

Dat heb je dus meteen al te bedenken als je Jeremia leest. Zelfs in een trouwdienst.

De profeet die in de ogen van zijn omgeving een asociaal was, op alle manieren incorrect, blijkt juist de weg te wijzen naar een socialiteit die door alle dammen heen breekt, en die zelfs voorafgaat aan de persoonlijke zegen.Ze zullen nog lange tijd in die rotstad moeten bivakkeren

Maar er is meer aan de hand. De blijmoedige gevaarzoekers in Berlijn, en waar ook ter wereld, putten hun inspiratie uit een brief die geadresseerd is aan ballingen in Babylon. De stad waarvoor zij de sjaloom moeten zoeken, is de stad waar zij gevangen zitten, de stad die van alle steden het meest van God los is. De woonplaats van de boze zelf. De plek waar je eigenlijk niet op sjaloom kunt hopen – waar je zelfs nauwelijks op God zou hopen.

Je zult ook niet al te hoog van Berlijn moeten opgeven. Of van welke plaats ook. Misschien zelfs niet van je huwelijk.

De hoorders van Jeremia’s brief moeten dus niet hun best doen om hun ballingschap te doorbreken. Ze zullen nog lange tijd in die rotstad, in die rottijd, moeten bivakkeren. En nu gaat het erom, niet dat ze er maar het beste van maken, maar dat ze op die plek van onheil en chaos [3] – zoeken naar sjaloom, vóór die plek van onheil en chaos.

Die boodschap werd Jeremia niet in dank afgenomen. ‘Eens een verrader’, zei men, ‘altijd een verrader. Zelfs nu de ballingschap is aangebroken blijft die man, verstopt achter mooie woorden als “bloei” en “hoop” – Jeruzalem verraden. Blok en halsijzer zijn nog te goed voor zo’n schoft!’

Als niet
Ik schreef net woorden op die mij moeite kostten. ‘Je zult ook niet al te hoog van Berlijn moeten opgeven. Of van welke plaats ook. Misschien zelfs niet van je huwelijk.’ Nu zou ik zeggen dat je wel van Berlijn moet houden als je één keer in die stad bent geweest – en zulke steden zijn er meer. En het huwelijk vergelijken met de ballingschap, terwijl het een plek van grote zegen is, dat gaat veel te ver. Dat is echt de zwartgalligheid en ondankbaarheid ten top. Ongeestelijkheid onder het mom van theologische diepgang.

En toch, dat gezegd hebbend, durf ik het wel nog een keer op te schrijven: je moet er niet al te hoog van opgeven. Als je naar Jeremia luistert hoef je net zomin te veranderen in een eeuwige pessimist als in een overdreven optimist, maar je zult je wel open moeten stellen voor het ‘nietsontziende realisme’ dat ik eerder noemde. Ook als je zoekt naar de bloei, de sjaloom, voor de samenleving waarin je je beweegt, zul je steeds moeten onthouden dat zij ‘geen blijvende stad’ biedt (Hebreeën 13:14). Zelfs het huwelijk zul je volgens de Bijbel beleven ‘als niet bezittend… want wat zichtbaar is van deze wereld is bezig te verdwijnen’ (I Korinthiërs 7:29, 31). Het heeft allemaal iets van Babylon aan zich – als je het verabsoluteert, en het als de plek beschouwt waar de sjaloom gevonden moet worden, en dan ook nog in de eerste plaats en misschien exclusief voor jezelf en je geliefde(n).

Maar ‘niet verabsoluteren’, dat is alleen mogelijk als je (theologisch gezegd) de eschatologie niet vergeet. Als je (eenvoudiger gezegd) niet vergeet dat er meer is dan wat je nu ziet, dat er op een bestemde tijd nog iets beters, nieuwers, heerlijkers aanbreekt. Voor de ballingen zou het zeventig jaar duren. Dat was een gezegend mensenleven lang (Psalm 90:10). Je moet ervoor over de grenzen van je eigen leven en je eigen ruimte heen kijken – nét over die grenzen heen. Je moet niet vergeten de vervulling van je leven van een andere kant te verwachten, misschien maar nét voorbij aan wat je zelf kunt bereiken en bewerken, maar zeker altijd eraan voorbij.

Opnieuw stuiten we op het irritante van Jeremia. Dit is wat het betekent om in een handelende God te geloven. Actief loslaten. Je gaat het niet maken zoals je zelf wilt.De sjaloom, ook voor de nitwits met de verkeerde vlag

Ze hadden het in 1566 met hun ‘overmits’ en ‘gewoonlijk’ niet zo gek gezien. Er heeft een kruis in deze wereld gestaan, en er is geen sjaloom dan in dat kruis. Niet in Berlijn, en niet in het beste huwelijk. Het is niet ongevaarlijk om er zo in te staan, maar overmits ook deze plekken deel zijn van de wereld waarin het kruis werd opgericht, zul je gewoonlijk ook vastlopen als je alle sjaloom op die plekken verwacht, met voorbijzien aan het kruis. Als je de bevestiging van je identiteit zoekt op die ene plaats, in die ene maatschappelijke groep, of in het afschermen van andere groepen. In het keuren en in- en uitsluiten. In het wapperen van vlaggen – Oekraïense, regenboogvlaggen of omgekeerde driekleuren.

Het kan best wezen dat je uit solidariteit eens een vlag uithangt: laat het dan zijn om de vrijheid te vieren, en de mogelijkheid om vreemdeling te blijven, en intussen de sjaloom te zoeken voor heel je stad. Ook voor de nitwits met de verkeerde vlag een paar huizen verderop. Zonder hen gaat de samenleving niet bloeien.

Prof. dr. E. van ’t Slot is lid van de Wapenveld-redactie, en hoogleraar Beroepsvorming en Spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit.

  1. Rinse Reeling Brouwer, Het Bijbelse spreken over huwelijk en seksualiteit’(2019), https://www.theologie.nl/blogs/het-bijbelse-spreken-over-huwelijk-en-seksualiteit/, zie ook https://www.rinsereelingbrouwer.nl/bij-boekpresentatie-genot-en-gebod-oba-14-december-2019/, beide laatst geraadpleegd op 4 augustus 2022.
  2. Zie https://www.berliner-stadtmission.de/wer-wir-sind/unsere-mission/leitbild-der-berliner-stadtmission (laatst geraadpleegd op 3 augustus 2022).
  3. Zie W. Brueggemann, A Commentary on Jeremiah: Exile and Homecoming, Grand Rapids (MI)/Cambridge 1998, p. 259.