‘We zijn allemaal slachtoffers en daders’

Over roepingsbesef en een relationele benadering

Abstract

‘Dit kan echt niet’, schreef Almatine Leene in haar eerste column voor het Nederlands Dagblad, eenmaal terug op Nederlandse bodem na haar remigratie. Zonder dit te weten kozen we bijna hetzelfde thema voor de jaarserie van Wapenveld en reisden we af naar de pastorie in het Overijsselse Hattem, waar Leene sinds 2020 predikant is. Er waren immers al voldoende redenen haar eens te interviewen, want ze is onderdeel geworden van verschillende controversen in christelijk Nederland. Ze promoveerde op ‘de vrouw in het ambt’ toen daar in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) nog geen ruimte voor was, werd daar vervolgens de eerste vrouw die het ambt van predikant bekleedt, deelde een me-too-ervaring en schreef met René Erwich recentelijk het boek Vuur dat nooit dooft (‘gender, seksualiteit en theologie in gesprek’), dat werd genomineerd voor het beste theologische boek van 2022 (winnaar werd Willem Jan Otten met Zondagmorgen). We zijn benieuwd naar Leenes ervaringen met ‘dit kan echt niet meer’ en ‘dit kun je niet maken’, maar ook naar haar drijfveren om steeds de plek waar het schuurt op te zoeken.

Almatine Leene groeide op in de invloedssfeer van de gereformeerd-vrijgemaakte kerk in Lelystad, waar ze een dito basisschool bezocht. Al snel komt het onderwerp op die vrijgemaakte opvoeding, die grotendeels door haar vader werd verzorgd, omdat haar moeder overleed toen ze acht jaar oud was.

Om maar met de deur in huis te vallen. De debatcultuur wordt wel als kenmerkend voor het vrijgemaakte DNA gezien. Afgelopen jaren ben je vaak in het front geweest; spelen je wortels daarin een rol?
‘Ik ben vooral heel erg gevormd door mijn verblijf in Zuid-Afrika. Ik heb daar 16 jaar gewoond en dat heeft mij diepgaand beïnvloed. Dat typisch vrijgemaakte kreeg ik wel op school en in de kerk mee, maar thuis niet zozeer. Mijn ouders waren behoorlijk open en veroordeelden niet. Ik heb van hen niet geleerd om heel kritisch te zijn. Dat heeft me wel eens dwarsgezeten omdat ik het om mij heen wel veel merkte, maar ik ben er ook dankbaar voor. Het heeft mij opener en ontvankelijker gemaakt voor wat mensen in het pastoraat vertellen en de meningen die ik hoor. Ik heb niet aan de theologische universiteit in Kampen gestudeerd, waar je kritiek op zekere theologen misschien meer met de paplepel ingegeven kreeg. Aan de Universiteit van Stellenbosch leerde ik om naar heel diverse theologen te luisteren.

Dat kritische kom ik tegen sinds ik weer in Nederland ben. En daar zag ik ook tegenop. Hier wordt heel snel een mening geformuleerd, gezegd of iets wel of niet klopt, wat de waarheid is. In Zuid-Afrika heb ik juist een meer doorleefde spiritualiteit ervaren, zeker niet dat rationeel-kritische. In Zuid-Afrika zie je te midden van allerlei problematieken mensen dankbaar zijn. De spiritualiteit lijkt er meer geworteld en meer ontvankelijk.

Het nadeel van een open houding is dat je je soms af kunt vragen: waar hoor ik dan bij? Overigens heb ik wel geleerd dat je niet per se bij de groep moet willen horen. Mijn vader leerde mij om uniek te durven zijn. Dat zat er al jong in. Dan kocht iedereen een mobiel en hield mijn vader me zo lang mogelijk tegen. Opvallen was niet erg, maar liever ook weer niet te veel. Ik ga daardoor niet zomaar met de meerderheid mee.

In Lelystad, waar ik opgroeide, waren christenen in de minderheid. Daar heb ik mijn missionaire hart ontwikkeld. Ik vond het juist interessant om buiten de kerk gesprekken aan te gaan. Het was er niet zoals hier in Hattem, waar de helft van de mensen nog wel iets met God heeft, of zoals in Zuid-Afrika, waar dat wel 90% is. Ik ging gesprekken altijd aan, ik was daar niet bang voor. Mijn ouders zeiden: ga maar in gesprek, als je gelooft hoef je voor niets angst te hebben. Ook niet voor een gekke, andere mening. Luister gewoon eens, ontvang dat, zeg niet meteen ‘nee’, wees niet meteen kritisch en zeg niet dat het niet zo hoort.’

Zijn er nog meer verschillen tussen Nederland en Zuid-Afrika die je opvallen, nu je weer terug bent?
‘In Zuid-Afrika lijkt het of mensen meer uniek mogen zijn, want er is sowieso meer diversiteit aan groepen en culturen. In het onderwijs wordt niet alleen kennis gewaardeerd en erkend, maar ook creativiteit, toneel, dans, muziek en sport. Ook daar zijn beurzen voor. In Nederland zijn we gauw bang dat mensen buiten de boot vallen. Dan krijg je zo’n eenheidsworst (trekt er een beetje vies gezicht bij). Zo jammer! Mensen in Zuid-Afrika zijn heel complimenteus. Mijn zoontje kreeg een certificaat waarop stond dat hij in de klas ‘Mr Easygoing’ was, omdat hij zo soepel in de omgang was (ze trekt het papier uit een doos omhoog). Dat was niet obligaat, dat menen ze ook echt.

Gezag en vertrouwen spelen daar bovendien een heel andere rol. Titulatuur wordt vaker gebruikt en expertise wordt erkend en gewaardeerd. In het onderwijs zag ik dit ook terug. Als de directeur binnenkomt, gaan duizend kinderen staan en houden hun mond. Ik denk dat het gebrek aan vertrouwen ook met gebrek aan gezag te maken heeft. Hier mag je je hoofd niet boven het maaiveld uitsteken, wat ik wel een beetje herken uit mijn opvoeding. In Zuid-Afrika wordt ‘cum laude’ veel meer gestimuleerd. Niet iedereen heeft immers de kans heeft om te studeren en je bent dus bevoorrecht als je dat wel kunt. Dan ben je niet tevreden met een zesje. Je mag daar ook uitblinken in sport of andere aspecten van het leven. Het leven is er competitief.  Dat heeft uiteraard ook nadelen, maar er zijn vele terreinen waarop je mag uitblinken.

Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.