Het boek als oase

Opperrabijn Jonathan Sacks over Numeri

De Britse opperrabbijn Jonathan Sacks schreef vijf boeken over de eerste vijf boeken van de Bijbel, en iedereen die de moeite neemt of de moeite heeft genomen om met enige regelmaat in een kerk te gaan zitten kan er eigenlijk niet omheen: al die vijf boeken van Sacks moet men gelezen hebben. En dan ook – en misschien zelfs vooral – dit deel, over Numeri.

Numeri is geen gemakkelijk boek, met die houdbare stelling begint Sacks zijn negenentwintig pagina’s lange inleiding. Want, zo schrijft hij, in het vierde Bijbelboek lopen wetten, verhalen, geslachtsregisters en reisverslagen op een niet altijd logisch te volgen manier door elkaar, en de grote lijn zien, dat is niet iedereen ogenblikkelijk gegeven. Wie weleens Nederlandse preken, gehouden in de protestantse traditie, over de Thora heeft uitgezeten weet dat ook lokale vaderlandse theologen niet altijd echt soepel uit de voeten konden met het oude joodse verslag van de woestijnreis, maar het kan dus wel. Want met dit boekdeel bewijst Jonathan Sacks dat wie intelligent leest, wie selectief uit de eeuwenlange joodse traditie van uitleg weet te putten, van de lezing van Numeri een wonderlijk samenhangend en inspirerend geheel weet te maken. Hij toont aan dat er subtiele humor, diepe wijsheid en een bruikbare visie op maatschappelijke ontwikkelingen in bewaard zijn.

Zo betoogt Sacks in de inleiding onder meer dat Genesis de proloog is, Exodus de reis Egypte uit, Leviticus het verblijf bij de Sinaï, Numeri de reis Israël in, met Deuteronomium dan als de epiloog. En de dynamiek is deze: in Exodus wordt de eerste helft van een beweging geschetst, de primaire, tegelijk overzichtelijke en dramatische eerste bevrijding: van slavernij naar zelfbeschikking. In Numeri is dan de tweede helft van die beweging aan de beurt, het vrije volk moet zich vormen, organiseren, bewegen naar een staat, waarin gebalanceerd en gereguleerd met die vrijheid moet worden omgegaan. Niet voor niks duurt die transformatie een generatie, want zulke fundamentele verandering en bezinning is veel moeilijker dan een revolutie.

Louterend
In de nacht onder bloedbevlekte drempels door rennen, de kleding omhoog gebonden om niet gehinderd te worden, dat kan in haast. Maar een samenhangend en rechtvaardig volk worden, dat lukt pas in de volgende generatie. En misschien ook pas na een louterende ronde wachten, in een woestijn. Verhalen kunnen daar rijpen tot wetten, en zo kan een volk tevoorschijn komen dat weet hoe het zou moeten. Zo kan Numeri dus ook een heel bruikbaar boek zijn voor andere volken die zich geen raad weten met hun vrijheid.

‘Situationeel leiderschap’, management voor gevorderden. Na de breed geschetste inleiding, die hoge verwachtingen wekt, gaat Sacks per afdeling het hele boek door, zoekend en citerend, duidend en vertellend. En hij weet steeds iets actueels uit de oude regels te halen. Zo is er het verschil in Mozes’ leiderschap in Exodus en in Numeri. In Exodus is zijn leiderschap gericht op het oplossen van wat ongeveer een technisch probleem is: het volk zit vast, en men wil weg uit Egypte. Mozes krijgt de wonderlijke middelen, en middels het straffe toepassen van de plagen bereikt hij de gewenste nieuwe situatie: van opgesloten slaven verandert het volk in een groep vrij reizende nomaden.De betrokkenheid van Mozes is haast freudiaans

En dan verandert dus, als vanzelf, zoals na iedere revolutie, de leiderschapstaak van een technische in een adaptieve. Want nu moet niet de situatie veranderd worden, maar nu moeten de mensen veranderd worden. Van gekneusde slaven in verantwoordelijke en stabiele burgers. Dat is een heel ander probleem en vraagt een heel andere aanpak: de man Mozes, in zijn drift en met zijn profiel, was misschien geschikter voor de eerste ronde dan voor de volgende. Niet toevallig komt hij dan ook het beloofde land niet in: er is een minder emotionele en impulsieve leider nodig, zoals Jozua. Mozes zegt, na de zoveelste, haast puberale en harde klacht van het ontevreden volk tegen de Heer: ‘Waarom doet U uw dienaar dit aan? Waarom geeft U mij de last van heel dit volk te dragen? Bent U mij niet goedgezind? Ben ik soms zwanger geweest van dit volk, heb ik het ter wereld gebracht? En dan wilt U mij gebieden om het in mijn armen te dragen, zoals een voedster een zuigeling draagt, en het zo naar het land te brengen dat U zijn voorouders onder ede beloofd hebt?’

Dat heeft de Heer inderdaad, voor zover genoteerd, Mozes nergens geboden, en tegelijk is dit blijkbaar hoe Mozes de situatie en de verhoudingen ervaart. De haast freudiaanse betrokkenheid van Mozes begint hem parten te spelen, en hierop hint de formulering in Numeri, zegt Sacks. Dit soort structuren zien in de boeken en verhalen, dat is de kracht van Sacks en van de traditie waar hij uit put.

Gymnastische aanpak
Tegelijk blijft Numeri een lastig boek, dat zelfs voor Sacks misschien een paar van zijn geheimen houdt. Want soms worden de verhalen van Numeri toch ook in dit verklarende boek zo op spanning gezet, dat de eerder genoemde ervaren kerkganger even krachtig de schedel heen en weer wil schudden, als om contact met de vaderlandse nuchterheid te houden. Die mysterieuze episode uit Numeri 12 bijvoorbeeld, waar Aaron en Mirjam Mozes’ leiderschap betwisten, waarna alleen Mirjam gestraft wordt en Aaron blijkbaar vrijuit gaat, vraagt om een heel lenige uitleg waar Sacks, met merkbare slagen om de arm, ook maar weer teruggrijpt op oudere uitleg.

Mirjam zou dan gestraft zijn, met een huidziekte die, zo meldt Sacks, traditioneel als veruiterlijking van de roddel gold. Volgens de historische inlegkunde was namelijk alleen zij, uit de aard van haar geslacht, op de hoogte van het feit dat Mozes zijn vrouw in bepaalde opzichten verwaarloosde. De gedachte is dan dat Mirjam blijkbaar daarom vond dat Mozes minder tijd zou hebben de beste leider te zijn: zijn vrouw, zijn gezin mocht er tenslotte niet onder lijden. Tegelijk maakt Mirjam zich dus blijkbaar schuldig aan het verspreiden van ongegronde geruchten, en dat, boven op de rebellie, maakt dat zij – meer dan haar broer Aaron – passend gestraft moest worden, zo suggereert de rabbinale traditie.

Hoe eigenaardig bedacht ook, en hoe weinig steunpunt zo een constructie in de tekst lijkt te hebben, misschien is zelfs deze gymnastische aanpak reden tot bewondering. Omdat het enorme respect dat voor de tekst geldt eruit spreekt, omdat alleen wie zo ver bereid is te gaan met raden en proeven, tastende voorbij wat er staat, ook voorbij het waarschijnlijke, tot haast de bodem van de tekst kan komen. In die zin is de opname van ook deze meer vergezochte uitleg weer een bijdrage aan nieuw respect voor Numeri en voor wat in het denken over die oude tekst omgaat.Als water na een lange woestijnreis

Het voorgaande is een uitzondering: vrijwel altijd bij de lezing van dit boek is er een driftig knikken, meer dan een verwonderd schudden. Neem, bijvoorbeeld, de voorschriften betreffende de vier kwastjes, die de vrome jood aan een vierkant kledingstuk zich dient te maken, om, zo staat er, ‘U alle geboden van de Heer te herinneren, en u er aan te houden’. Alle geboden, dus, het gaat hier om een veelomvattend voorschrift. En tegelijk is men geheel vrij, zo merkt Sacks praktisch op, in de geest van de precieze en tegelijk wendbare joodse lezing, om geen vierkante kledij te dragen waardoor men dus het aanbrengen van de kwastjes geheel conform de voorschriften achterwege mag laten.

Het gaat om persoonlijke vrijheid, in het volgen van de geboden. Sacks citeert rabbijn Rabinovitsch, die uitlegt dat het gebod ook twee uitingsvormen kent: de talliet, de traditionele gebedssjaal, heeft de voorgeschreven vorm, de sjaal waar de vrome jood zich in hult als hij bidt, en waarmee hij zich, als bij wijze van uniform, voegt in het leger van bidders, herkenbaar door de eeuwen als vrome jood: Heer, hier zijn we, gekleed volgens voorschrift. En tegelijk is het voorschrift ook toegepast op de onderkleding, onzichtbaar voor de buitenwereld, alleen geweten door de vrome zelf, in de intimiteit van de eigen schedel, waar de andere kant van het geloofsleven zich afspeelt.       

Essentieel leesvoer
Wie ooit teleurgesteld is geweest in een preek, over wat een uitlegger deed met de oude Hebreeuwse teksten, maar die dit stuk nog onvoldoende overtuigend vindt, zou naar de betere boekhandel moeten gaan. Als men zich niet al te opvallend gedraagt, moet het mogelijk zijn de paar handenvol pagina’s van de ijzersterke inleiding nog in de boekhandel te lezen, en dan koopt men vrijwel zeker het boek gelijk. Heeft men onvoldoende fondsen, dan dringt zich misschien onwillekeurig het verlangen op, om dit boek dan maar mee te tronen onder de trui. Want dit is essentieel leesvoer. Waarna men zich dan als eerste penitentie ziet te realiseren dat jatten een Joods leenwoord is en dat jat gewoon het Hebreeuwse woord voor hand is.

Dan dus toch maar een krantenwijk genomen om dit boek te financieren. Om vervolgens ook nog een aantal exemplaren te kopen, ter schenking aan mensen die net als schrijver dezes al jaren naar preken hebben moeten luisteren, gemaakt door mensen die door onfortuinlijke omstandigheden niet op de hoogte waren van dit type diepe kennis van de joodse geschriften. Mensen dus, die droge preken over Numeri hebben moeten aanhoren. En dan dus een paar exemplaren, graag ook, voor de mensen die tegenwoordig de preken schrijven. Mogen zij dit boek dan als water na een lange droge woestijnreis ervaren, en er dan ruimhartig van uitdelen. Want als dit niveau van bloedserieuze, speelse, geestige en diepzinnige omgang met de Levantijnse bibliotheek die de Bijbel is, bestaat, dan kunnen we niet meer met minder genoegen nemen.

N.a.v. Jonathan Sacks, Numeri, Boek van de woestijnjaren, Skandalon, 2022. € 34,99.

Vertaling van Numbers, The Wilderness years, (Covenant & Conversation) Maggidbooks, Jeruzalem, 2017.

M. van der Beek is een Rotterdamse dichter. Hij is poëzieredacteur van Liter, maakt poëziecommentaren voor de verzameluitgave Alle liederen van Willem Barnard en schreef vier gedichtenbundels.