Weg met de canon!
Abstract
Lezers van verschillende dagbladen kan het de afgelopen maanden niet ontgaan zijn dat ook in het land der filosofen het een en ander echt niet meer kan. Trouw besteedde de afgelopen maanden de nodige aandacht aan de vraag naar de filosofische canon. Uitgangspunt was een onderwijsproject dat Carlo Ierna aan de VU uitvoert waarin hij de vraag stelde welke filosofische kopstukken hij wel en niet in zijn cursus Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte moest laten langskomen en of – en zo ja, hoe – er ook in de context van zo’n cursus een meer divers beeld zou kunnen ontstaan van wat het denken in de afgelopen eeuwen heeft opgeleverd. Na een bozige ingezonden brief van Maarten Doorman organiseerde de NRC naar aanleiding hiervan een discussie tussen Ierna en Doorman, waarin de laatste zich een stevige voorstander van een (niet-statische) filosofische canon betoonde.
Voor een docent die pas beginnende studenten wegwijs wil maken in het bijzondere veld van de wijsbegeerte is het natuurlijk een prangende vraag: welke teksten moeten onze studenten leren kennen en met welke denkers moeten ze geconfronteerd worden? De noemer waaronder deze discussie aan de universiteit gevoerd wordt is die van diversity, equality and inclusivity. Ik schrijf deze termen maar in het Engels omdat ze immers uit de Verenigde Staten zijn geïmporteerd. De vraag is echter onder welke voorwaarden representatie de adequate noemer is om dit probleem mee aan te kaarten. Om één voorbeeld van Ierna te memoreren: Anna Maria van Schurman was inderdaad een briljante geest, maar ik heb toch een sterk vermoeden dat de vrouwelijke studenten van vandaag zich niet zo snel met haar zullen identificeren als ze haar werk gaan bestuderen. Net zoals ik mij als man overigens weiger te identificeren met een heel scala aan mannelijke denkers.
Uiteindelijk lijkt mij de kwestie van representatie en identificatie in de filosofie pas relevant als er een inhoudelijke resonantie is, dat wil zeggen: als een denker vanuit zijn of haar identitaire positie een ervaring van de wereld ter sprake brengt die karakteristiek is voor een bepaalde sociale of culturele identiteit en die bovendien door degenen die niet tot diezelfde identiteit behoren veel minder duidelijk of helemaal niet toegankelijk is. Van dit soort denkers zijn voldoende voorbeelden te geven: Emmanuel Levinas, Hannah Arendt, Franz Fanon, Édouard Glissant, Judith Butler enzovoorts. Hun werk is een denkend getuigenis van een wereldervaring die niet zomaar universeel toegankelijk of gegeven is, maar gebonden blijkt aan een bepaald perspectief en een bepaalde positie in het leven.
Precies omdat deze ervaring niet gelijkelijk voor iedereen toegankelijk, maar daarmee niet minder werkelijk is, is de denkende articulatie ervan van het allergrootste belang. Niet alleen voor degene die wil dat deze ervaring erkend wordt in haar werkelijkheid en haar significantie, maar juist ook voor degene die deze ervaring niet heeft en ook niet zou kunnen ondergaan: alleen wanneer de eersten hun ervaringen delen, kan het partiële perspectief op de wereld van de tweeden aangevuld en wellicht zelfs grondig veranderd worden.
Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.