Redactioneel

Zouden we ook in een andere wereld willen leven dan in de wereld die we kennen? Niet op een andere planeet, maar in een wereld waarin we mensen zijn met een totaal ander wereldbeeld? Stel dat zoiets als ‘magisch denken’ voor iedereen een vanzelfsprekende zaak was. In zo’n wereld zou het heel normaal zijn om met allerlei verbanden die we nu niet kennen serieus rekening te houden. Wetenschappers zouden ons daarin voorgaan. Allerlei intuïties uit de moderne natuurkunde zouden zij met veel plezier met het grote publiek delen. Bijvoorbeeld over deeltjes die elkaar over grote afstand kunnen beïnvloeden. Of over metingen die worden beïnvloed door de waarnemer zelf. De enkele natuurwetenschapper die zou beweren objectieve feiten te bestuderen, zou nauwelijks een positie kunnen krijgen aan een universiteit. Hier en daar zou er zelfs weleens eentje ontslagen worden vanwege afwijkende denkbeelden.

Maar ook in de geneeskunde zou het anders eraan toegaan. Evidence based medicine is een begrip in de marge geworden, het heersende paradigma heet nu: placebo based medicine. Onderzoekers proberen erachter te komen hoe de interactie tussen geest en lichaam werkt. Met onze geest kunnen we immers de werkelijkheid om ons heen beïnvloeden, op het meest fundamentele niveau. Dat is een open deur voor artsen. De grote subsidies gaan naar holistische en integratieve geneeskunde. De werkelijkheid is niet wat ze lijkt; geestelijk onderzoek gebeurt eerst; lichamelijk onderzoek komt erna.

Op scholen is het de gewoonte om leerlingen zo jong mogelijk bewust te maken van de wereld van de onzichtbare dingen. Er worden veel projecten buiten in de natuur gedaan in plaats van in het klaslokaal. Leerlingen leren om zich te verbinden met dieren en planten. Ze ontdekken dat er verschillende soorten water bestaan. Kunstmatige intelligentie komt wel aan de orde in het lesprogramma, maar er wordt over gesproken zoals in onze wereld over kwakzalverij en magie. Er rust een taboe op. Een populair boek op de middelbare school heet De afschaffing van de techniek.

In deze denkbeeldige wereld zou het lastig zijn om een aanbeveling te schrijven voor dit nummer van Wapenveld. 75 jaar Wapenveld zou een perfecte aanleiding zijn om ermee te stoppen. Immers, de inhoud zou niet zo opzienbarend zijn. U zou Wapenveld al snel verveeld terzijde leggen. Gaat u zelf maar na. Het idee van tijd als opeenvolging van ogenblikken zou een tamelijk marginaal idee zijn. Heel vroeger waren er misschien mensen die daarin geloofden. Maar nu niet meer. En zeker niet in de tijd van advent. Een beetje saai om daar veel woorden aan te besteden, zoals gebeurt in dit nummer.

In een jaarserie over journalistiek zouden we evenmin uitentreuren hoeven uit te leggen dat journalisten geen objectieve waarheden brengen. Journalistiek zou in deze wereld alleen maar narratieven van binnenuit leveren, en geen scheidsrechter zijn in conflicten. Perspectieven die schuren leiden niet tot verbittering, maar tot verdieping en verwondering.

Mystiek zou de normaalste zaak van de wereld zijn. Je bent pas echt jezelf als je je identiteit vindt in iemand anders. Wie denkt dat hij of zij alleen op de wereld is en zich al denkend en pratend toegang moet verschaffen tot geloofsgeheimen is niet bij de tijd. Christelijk geloof zou vanzelfsprekend niet gaan over een juiste mening, maar over de mystieke vereniging met Christus. Die je trouwens evengoed ontmoet in de mensen om je heen. Christus is zwak in mij, maar sterk in de broeder (Bonhoeffer).

Maar zover is het nog niet. We leven nog in een wereld van steen en metaal. In die tussentijd gaan we nog even door met Wapenveld.