Babbel revisited
‘De toren van Babel moet om,’ zo klonk het afgelopen voorjaar bij een Europese bijeenkomst van nieuw-nationalistische partijen. De toren van Babel, dat was de EU, die verschillen verhult en mensen in een eenheidskeurslijf dwingt. Of zo. Er zitten haken en ogen aan de vergelijking. Maar dat het verhaal over Babel inderdaad een heel actueel politiek verhaal is, staat buiten kijf. Een schets over dwingende eenduidigheid en onpeilbare waarheid.
Het verhaal van Babel is ook het verhaal van onze tijd, de tijd van internet en onlineverbindingen. Op de genoemde bijeenkomst liepen alle nieuw-nationalen vermoedelijk met hun iPhone of Samsung op zak, merken die zich, om met de overmoedigen van Genesis 11 te spreken, ‘een naam gevestigd hebben’. De directe verbindingen met andere hoeken van de wereld verliepen er vlekkeloos, de wijde wereld was ook daar een marktplein geworden en hoeveel torens er ook omver moesten – deze, van eigentijdse gemakken die de wereld klein maken, mocht vermoedelijk toch fier overeind blijven staan. De wil om elkaar te bereiken, te begrijpen, vast te houden, de wil om van elkaar gelijk te krijgen is sinds de toren van Babel niet heel erg veranderd. Die wil is ook herkenbaar voor wie weet dat de Bijbel er met spot naar kijkt, en soms ook met ongemak en verbolgenheid. Er zijn altijd weer nieuwe torens van eenheid opgericht zonder dat het onderlinge begrip hand over hand is toegenomen. En ook sinds de uitvinding van de onlineverbinding is de wereld niet veranderd qua hoeveelheid bommen die ontploffen. Juist de laatste jaren zijn woorden als ‘polarisatie’, ‘bubbel’, ‘fabeltjesfuik’, ‘echokamer van het eigen gelijk’ alleen maar meer in zwang geraakt. Wat gaat er nu eigenlijk mis in Babel, deze verzamelplek van mensen? En heeft de Bijbel dan misschien ook een alternatief?
Dubbele verwarring
Dat laatste is niet meteen heel duidelijk. Tegenover het verhaal van Babel wordt nog weleens het talenwonder van het Pinksterfeest in Handelingen 2 geplaatst; maar tussen deze beide plekken in de Bijbel zijn – op de keper beschouwd – misschien wel meer overeenkomsten te melden dan tegenstellingen. In Babel eindigt het ermee dat de mensen (als ze elkaar ooit al werkelijk begrepen hebben) elkaar niet meer verstaan, hun taal wordt verward, de geplande Babelstad verandert in een babbelstad, een bouwplaats van diep onbegrip. Maar wordt het ooit nog anders in de Bijbel? Ook in Handelingen 2 is meertaligheid het uitgangspunt, er wordt ons daar een Geest- en kleurrijke kakofonie geschilderd waarin beslist niet iedereen iedereen op hun woord begrijpt.
In Babel wordt het onverdraaglijk, al die verschillende en verwarrende talen zorgen voor nieuwe groepsvorming waarbij de ene taal de andere uitsluit. De mensen verspreiden zich teleurgesteld over de aarde, bij elkaar vandaan. En hoewel daar met de komst van de Geest iets in lijkt te veranderen – mensen zoeken elkaar op, begrijpen elkaar diep, zelfs wanneer zij verschillende talen spreken – is de verandering ook weer niet heel ingrijpend: want juist de komst van de Geest zorgt ook voor een verdiept onbegrip onder de mensen, ze verdragen elkaar minder dan ooit, maken elkaar uit voor dronkenlap en lichtgelovige verhaaltjesverteller. Ook het Pinksterfeest loopt erop uit dat al die begeesterde mensen zich verspreiden over heel de aarde.
In Babel heeft het veel van een vlucht. Mensen voelen zich niet meer veilig bij elkaar. Maar ook de geschiedenis van na Pinksteren laat geen ander patroon zien. Het begint ermee dat mensen ‘buiten zichzelf zijn van verbazing’ (Handelingen 2:7) over de rijke taal die daar ineens door nauwelijks onderlegde mensen wordt uitgeslagen – maar het eindigt maar al te vaak met een zekere radeloosheid: wat moeten wij eigenlijk met elkaar – moeten wij eigenlijk nog wel iets met elkaar? En wegen scheiden, muren en bubbels worden opgetrokken, en de Geest wordt aan elkaar ontzegd. ‘Daar is de Geest zeker niet.’
Overeenkomsten te over. Wordt het werkelijk zo veel beter als de toren van Babel omgaat?
Geest en waarheid
Laten we nog eens kijken. Eén van de erfenissen van Babel is de verspreiding van mensen over de hele aarde. In Genesis 11 is het daar zelfs begonnen, al aan de eerste mensen en aan Noach was die opdracht meegegeven. Het is het enige gebod, wordt weleens gezegd, waar de mens zich met verve aan gehouden heeft: ‘word talrijk en verspreid je over heel de aarde’. In onze tijd vragen we ons (opnieuw) af: was het misschien niet beter geweest als we meer op één plek waren gebleven? Inmiddels zitten de vingerafdrukken van de mens overal, microplastics vind je terug tot op het zuidelijkste puntje van Antarctica en in de diepste zee; de schepping is niet bepaald beter geworden van de menselijke alomtegenwoordigheid.
Toch is het Genesisscenario ook het Pinksterscenario: steeds drijft de Geest mensen naar alle uithoeken van de wereld.
In Babel proberen mensen elkaar vast te houden in hun gevestigde naam, in hun bestaande zekerheden en vast en zeker ook in hun beproefde machtsstructuren. Tegenover dat al te bekende stuwt de Geest mensen in de richting van het onbekende. Naar dat wat niet meteen bedwongen is, naar dat wat nieuwe verbazing en nieuwe lof oproept, steeds verder een rijke, diepe schepping in. De mens wordt de wereld in gestuurd, vermoedelijk niet om overal vingerafdrukken achter te laten, maar om overal Gods vingerafdrukken te zien. Niet om de schepping uit te buiten of te cultiveren, maar om op alle plekken opnieuw te ontdekken dat er in verwondering te leven valt, rechtop (Genesis 1 noemt dat: heersen). In een steeds wijder wordende horizon wordt de relatie met de Schepper van dag tot dag vernieuwd. Als mensen het houden bij wat al bekend is, vergeten ze zomaar in wat voor wondere wereld ze wonen. In steeds weer nieuwe omstandigheden brengt de Geest mensen steeds in nieuwe vervoering, tot nieuwe woorden, en in nieuwe relaties tot de Schepper. En in steeds nieuwe relatie tot elkaar.
De machtsstructuren van Babel bieden de duidelijkheid van het bekende, van alles op één kluitje, met een muur eromheen, een toren in het midden, iedereen moet meedoen, jij moet mijn taal spreken, laten we alsjeblieft op elkaar blijven lijken want als de diversiteit te groot of onvoorspelbaar wordt dan word jij bedreigend voor me. Wie het liefst een muur wil bouwen om de eigen vertrouwde naam en omgeving, waarbinnen alles moet blijven zoals het is, zit erg dicht bij wat de Bijbel als Babelse torenbouw ziet, ook als je heel hard roept dat ‘de toren van Babel om moet’.De Geest zorgt ervoor dat we niet op elkaar uitgekeken raken
De Bijbel tendeert niet richting een grote eenvormigheid, maar naar steeds nieuwe lofzang, steeds rijker begrip, steeds nieuwe taal. De diversiteit in talen lijkt te blijven; zelfs het eschatologisch perspectief van Openbaring spreekt niet over een toekomstige eenheid in taal (zie 5:9). Hemel en aarde zijn te complex voor slechts één taal. Johannes werpt een blik in de hemel, en heeft aan een complete edelstenencatalogus niet genoeg om alleen al alle kleuren groen die hij ziet te beschrijven. Hij smeert met zijn woorden de hemel niet dicht, de woorden moeten juist iets openen. Het doet denken aan de vele woorden die de Inuit hebben voor ‘sneeuw’. De voortdurende uitwisseling van talige perspectieven relativeert de werkelijkheid niet, maar verdiept onze blik, zonder dat het project ooit afgerond raakt. Juist als we elkaars taal proberen te verstaan, en niet bij elkaar wegvluchten zoals in Babel, verdiept de blik op het leven zich voortdurend. Bronnen van onbegrip worden een bron van nieuw verstaan. Dus ook waar de Geest waait blijft het ingewikkeld om elkaar meteen te begrijpen. Beter gezegd: daar loont het de moeite om elkaar te blijven bevragen. De Geest streeft er niet naar dat we allemaal zo heerlijk op elkaar lijken, maar dat we niet op elkaar uitgekeken raken.
Niet iedereen zit daarop te wachten. Het klinkt weerbarstig en risicovol – als het leven zelf. Het zal iets aantrekkelijks houden om daarin veilige torens te bouwen. Maar de Geest zoekt het ongemak juist op.
Edward van ’t Slot is redacteur van Wapenveld