Geschenk voor een cultuur in tijdnood
Abstract
Sinds een aantal jaar bestel ik bij de Sint-Adelbertsabdij van Egmond adventskaarsen. Hun ambachtelijke kaarsenmakerij maakt adventskaarsen met daarop afbeeldingen en teksten gerelateerd aan advent. Bijvoorbeeld over waakzaamheid en over Johannes de Doper. Deze versierde abdijkaarsen brengen daarmee verschillende aspecten van de adventstijd voor het voetlicht. Ze markeren zo dat elke adventsweek een eigen karakter heeft.
Van huis uit kende ik de traditie van adventskaarsen niet. Een gezellige groene krans was het enige decorumstuk in huis dat erop hintte dat de periode rond kerst was aangebroken. Door mijn schoonfamilie maakte ik kennis met de adventskaarsen. Dat waren gewone stompkaarsen van de HEMA. Die werden ritueel gebruikt: naarmate de adventsweken vorderden werd elke zondag na de ochtenddienst een kaars extra aangestoken. Tish Warren zou het een ‘liturgie van het alledaagse’ noemen.
De adventskaarsen uit de abdij van Egmond hebben voor mij meer zeggingskracht. De Bijbelse symboliek die op deze kaarsen zichtbaar is, maakt duidelijk dat ze ondubbelzinnig bedoeld zijn voor advent. Telkens wanneer je zo’n kaars aansteekt, herinneren afbeelding en tekst je even aan waar het die week van advent inhoudelijk om draait. De HEMA-stompkaarsen doen dat niet; als die mij al iets leren, dan is het dat advent een zaak is van aftellen tot kerst. Dat geldt in nog sterkere mate voor de lange adventskaars waar vierentwintig dagen op genummerd staan; wanneer die allemaal zijn opgebrand, begint het Kerstfeest.
Advent wil meer zijn dan een reeks dagen en weken die 'weggebrand’ kunnen worden. De vraag is wat dat méér dan precies is, want in ons spreken over advent is de taal van de tijd immers volop aanwezig. Zo spreken we over adventsweken en adventszondagen als begin van het kerkelijk jaar. De crux zit erin dat advent onderdeel is van een kalender van een andere orde: de liturgische kalender. Advent is onderdeel van wat Charles Taylor ‘hogere tijden’ noemt, in contrast met ‘alledaagse tijden’. Wat betekent dat voor ons begrip en onze ervaring van de ‘tijd van advent’?
Door mijn onderzoek naar ‘tijd en professionaliteit’ aan de hogeschool raak ik steeds sensitiever op de temporele dimensie van allerlei vraagstukken betrokken. Waarschijnlijk vallen mij daardoor de vele tijdsaanduidingen rondom advent extra op. Het wakkert in elk geval mijn nieuwsgierigheid aan om op zoek te gaan naar wat ik de ‘temporele dynamiek’ van advent noem. Wat is advent voor tijd? Wat voor tijdsdimensies zijn erin aanwezig? En tot welke omgang met tijd nodigt advent ons uit?
Gelukkig ben ik niet de eerste die deze vragen stelt. James K.A. Smith rijkt in How to inhabit time (dat ik vorig jaar in Wapenveld besprak, 73/6, p.20) taal aan om de verhouding tussen alledaagse en liturgische tijd onder woorden te brengen, ook in relatie tot advent. In een van zijn boeken over secularisatie, Shoppen in advent, gaat Herman Paul uitvoerig in op de tijd van advent. Bij Willem Barnard lees ik in Binnen de tijd overdenkingen bij elke zondag van het kerkelijk jaar, en dus ook bij advent. De al genoemde Tish Warren publiceerde dit najaar Advent, een tijd van hoop. Daarin geeft zij een rijk portret van de theologie, gebeden en rituelen van advent, waarbij ze ook ingaat op de tijdsaspecten. Met behulp van deze gidsen doe ik een poging de temporele dynamiek van advent te articuleren.
Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.