De correcties

Jonathan Franzen

Het gebeurt niet vaak dat een literair werk bijna alle kwaliteiten die je ervan verlangt in zich verenigt [1]. De derde roman van Jonathan Franzen, De correcties, is zo’n boek. Franzen is er in deze roman over een Amerikaanse familie in geslaagd zeer scherp en tegelijkertijd liefdevol een beeld te geven van het leven van de twintigste eeuw. Alle vijf de leden van het gezin Lambert dat hij beschrijft stuiten voortdurend weer op de harde werkelijkheid in hun ‘pursuit of happiness’, maar je gaat je als lezer steeds meer aan hun zoektocht hechten. Zo is er de vader Alfred, die in zijn toenemende dementie wanhopig probeert zijn wereld van principes overeind te houden. Zijn vrouw Enid wordt prachtig getypeerd in haar obsessieve hang naar een kerstviering met het hele gezin. Hun drie kinderen hebben ieder hun eigen worsteling met het bestaan. Denise kan het geluk niet vinden in relaties en stort zich op haar werk als chef-kok. Gary lijkt het nog het beste voor elkaar te hebben, met zijn keurige baan als bankier, gezin en drie kinderen, maar de haarscheurtjes van de onvoldaanheid verwijden zich gestaag. En dan de jongste zoon Chip. Ontslagen als universitair docent vanwege een affaire met een studente, moeizaam sleutelend aan een scenario voor een erotische film, vluchtig levend van dag tot dag.

De kracht van Franzens beschrijving van dit alles ligt in de verrassende standpunten die hij kiest en de extreme situaties waarin zijn hoofdpersonen telkens weer verzeild raken. Schokkend, maar ook prachtig gevonden en hilarisch is bijvoorbeeld de wijze waarop Alfreds verwarring wordt neergezet. Als hij met Enid op een cruise is, wordt hij letterlijk overvallen door zijn incontinentie: in zijn geest wordt hij bedreigd en smalend toegesproken door zijn eigen uitwerpselen. Voor Enid is deze cruise al niet minder enerverend. Ongewild maakt ze kennis met de effecten van ecstasy en voor het eerst in haar leven wordt ze eens niet terneergedrukt door de last van schuld en schaamte – die uiteraard na afloop des te heviger terugkeert. Maar ook minder heftige gebeurtenissen maken door Franzens observatievermogen en verwoordingskracht een blijvende indruk. De manier waarop hij Chips gedachtewereld weergeeft als deze als klein kind urenlang aan tafel zit omdat hij zijn maaltijd niet wil opeten, is een monumentje waard.

Je zou De correcties een kritiek op de Amerikaanse samenleving kunnen noemen. Je zou het kunnen lezen als een beschrijving van de trieste verwording van een maatschappij die doldraait in de jacht op economisch gewin en onvoorwaardelijk geluk. Maar het is veel meer dan dat. Zonder een moreel standpunt in te nemen slaagt Franzen er met zijn oog voor detail in de werkelijkheid zo neer te zetten, dat ik mij ermee verzoenen kan. Hij registreert het leven van een uiteengeslagen gezin, waarvan de leden voortdurend weer verstrikt raken in hun tekorten en beperkingen – de ene generatie weer volstrekt anders dan de andere. Maar in die registratie kan ik mij spiegelen, en dan opeens valt me op met hoeveel liefde hij alle onvolkomenheden heeft bezien. Het is me niet direct duidelijk waar bij Franzen die liefde op gebaseerd is. Een kleine hint richting christelijk geloof is er in het onschuldig enthousiasme waarmee de jongste zoon van Gary de Narniaboeken van C.S. Lewis leest, maar veel meer is het de aandacht voor de dingen zelf, die me raakt. Het is een manier van kijken, van zorgvuldig bezien en waarderen, die voor mij de sleutel vormt tot de merkwaardige paradox van het thuiszijn in een gefragmenteerd bestaan.

Het leven dat Franzen beschrijft is schokkend, humoristisch en wreed, soms onvoorspelbaar, soms benauwend voorspelbaar. Maar door zijn beschrijving geeft hij me op onnavolgbare wijze het gevoel dat het in ieder geval het leven waard is. Dat lijkt me toch een kenmerk van grootse literatuur.

  1. Uitg. Prometheus, Amsterdam 2001, 504 blz., €26,55.