Redactioneel
In het in 1998 verschenen eerste nummer van Liter schreef Gerda van de Haar een beschouwing over het toneelstuk De nacht van de pauw van Willem Jan Otten. Een kernzin uit dat stuk is me steeds bijgebleven: ‘Ironie die haar plaats niet meer kent en oprukt naar het midden, is dodelijk.’ Ottens stuk was slecht ontvangen en dat had volgens Van de Haar te maken met de ernst van het stuk. Daar wisten de critici geen raad mee. ‘Ernst kennen we alleen nog in het bedrijfsleven en in de politieke ambtenarij. Daar wordt ironie niet op prijsgesteld. Als we het echter over waarlijk ernstige zaken hebben, overheerst de ironie.’
Filosoof Gerard Visser maakt in zijn artikel Beleving en Gelatenheid. De signatuur van de roman duidelijk waarom de ironie in de letteren het centrum heeft kunnen bezetten. Hij onderscheidt vier stromingen met betrekking tot de aard van de moderne Europese roman: romantiek, realisme-naturalisme, sensitivisme en existentialisme. ‘In het existentialisme komt het romantisch heimwee tot het besef van de leegte die haar vervulling in het experiment omgeeft’, is zijn stelling. Hierna rest eigenlijk alleen nog maar de ironie. Visser plaats deze gang van de romankunst in het bredere perspectief van ontwikkelingen in onze westerse belevingscultuur.
De Japanse Nobelprijswinnaar Kawabata is voor Visser een lichtend voorbeeld. ‘Minuscule zinnelijke observaties zoals Kawabata die zich veroorlooft zouden in de Europese literatuur binnen de kortste keren door ironie of humor moeten worden gepareerd. Ik noemde Gerard Reve. Niet dat ironie of humor bij Kawabata ontbreken. Ook die treden op, maar als dat gebeurt is het mild, omgeven door iets anders.’ Dit iets anders is voor Visser uiteindelijk een religieuze dimensie zoals uit het slot van zijn artikel blijkt. Van deze dimensie lijken in Nederland alleen dichters nog weet te hebben. De winnaar van de P.C.Hooftprijs 2003 - H.H. ter Balkt - liet tenminste optekenen: ‘Tijdens het schrijven van gedichten gaat er altijd iets buiten je om, iets dat zich stilzwijgend voltrekt (…) Ook het metafysische speelt een rol, het ongewisse en onbestemde. Daarom behoort de dichter zowel de aarde als de hemel toe. Of, zoals Joseph Brodsky zegt: “de dichter is de vaste bespeler van de oneindigheid”’ (NRC, 16 mei 2003). Een romanschrijver van dit moment hoor ik dit nog niet zeggen. Zelfs Oek de Jong, met Hokwerda’s kind weer helemaal terug, geeft aan tot de conclusie te zijn gekomen dat religie uiteindelijk alleen een aardse zaak is (NRC, 2 mei 2003). Vandaar zijn wending naar het naturalisme.
In dit nummer gaat de jaarserie gewoon verder met een interview en een artikel. Daarnaast laat Roel Kuiper zien hoe hij in de VS de oorlog tegen Irak heeft meegemaakt en waargenomen. En Nederland ziet er volgens hem vanuit Iowa uit als een ‘sociale tijdbom’. Wapenveldredacteur Den Hertog tenslotte mediteert over de hymne uit Kolossenzen 1. Heel iets anders.