Een oud-christelijke hymne

Meditatie over Kolossenzen 1:15-20
In deze eerste verzen van de Brief aan de Kolossenzen doet Paulus voorbede voor de gemeente, en dankt hij voor de doorwerking van het Evangelie. Dat is niet een obligaat begin, maar subtiel en wijs pastoraat. De gemeente van Kolosse had Christus leren kennen, maar inmiddels waren ze weer in de ban geraakt van wat er aan macht en kracht in de kosmos werkt.

Paulus haalt meteen al naar voren dat het Evangelie léven is, het Woord is zaad, en het draagt vrucht, brengt nieuw leven voort. Het goede nieuws aangaande Jezus Christus vindt overal in de wereld gehoor. Paulus dankt God ervoor, en in één en dezelfde beweging beurt hij de gemeente ermee op. Het is van belang goed te zien hoe hij dat doet. Hij neemt hen eerst mee en laat hen rondkijken in heel de wereld, hij doet de vensters open, en bidt dan de gemeente meer en meer afgestemd zal raken op God en zijn wil. Het Evangelie draagt vrucht (vs 6), en nu bidt Paulus dat het ook in de gemeente van Kolosse vrucht draagt in alle goed werk (vs 10). Waarom schrijft Paulus het zó? Dat kan alleen maar zó, omdat hij de gemeente kent. Men zat wat in de put, ging gebukt onder de eigen problemen, en dan kom je er niet meer uit. Daar hoeven we elkaar niets bij uit te leggen.

Maar Paulus beurt hen niet zo maar even op, hij neemt de gemeente mee naar zijn gebed. Hij legt de dingen in Gods handen, vertelt onomwonden wat hij voor hen vraagt, omdat hij Jezus Christus kent, en op die manier brengt hij in een en dezelfde beweging ook de gemeente op het enige adres waar ze echt terecht kunnen.

En dan gaat het niet om een bemoediging die het moet hebben van Paulus’ hartelijkheid. Nee, vanaf vers 13 zegt hij: ‘Christus hééft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon van zijn liefde, in Wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.’

Een nieuw lied

Dan volgt daar een oud-christelijk lied, een hymne. Een lofprijzing, maar wat een uiterst geconcentreerde inhoud als je dat vergelijkt met wat wij lofprijzing noemen! Het is net een blikje tomatenpuree. Boordevol, tot aan de rand geladen.

Eerst bezingt het ‘koor’ verkondigend de centrale plaats van Christus in de schepping (vs 15 en 16). Vervolgens antwoordt de gemeente vol verrukking dat ze Hem kent wiens naam hier bezongen wordt, en beaamt ze wat van Hem gezegd wordt: ‘Ja, Hij is vóór alles en alle dingen en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; en Hij is niemand anders dan Christus, die het hoofd is van het lichaam, de gemeente’ (vs 17,18a). Dan valt het ‘koor’ weer in en bezingt op hoge toon de reikwijdte van de verzoening die God in Christus heeft aangebracht.

Waarom citeert Paulus dat lied? Waarom staat het hier, op deze plek? Als we bedenken wat Paulus tot nu toe in deze brief geschreven heeft, gaan we er wel iets van begrijpen. Die gemeente in Kolosse werd aangevochten, was onzeker geworden. Was er eigenlijk wel iets veranderd in deze wereld in en door Christus? Kwam die nieuwe wereld er wel? Dat knaagde aan de mensen.

Als Paulus vanaf vers 13 de grote machtswisseling beschrijft, zoals die in kruis en opstanding van onze Here Jezus Christus heeft plaatsgevonden, dan is dat: overgebracht te zijn uit de macht van de duisternis in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving van de zonden. Je moet daar even goed naar kijken. Er vallen grote woorden, je moet het op je netvlies zien: een boom die op een oplegger ergens anders heen verplaatst wordt, naar een nieuwe, goede plek: het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde, van Christus dus. Wat hèb je daar? Niets minder dan verlossing, dat is: de vergeving van de zonden.

Nu, dat roept bij ons - en ook bij de eerste lezers - de vraag op wat de praktische, werkelijke betekenis van de vergeving in Christus is voor de wereld zoals die is. Het lied zegt er twee dingen van, die je niet van elkaar mag losmaken. Het gaat over Christus’ positie ten opzichte van de schepping, en van daar uit wat de betekenis van Christus in de verlossing is.

Schepping

Christus is het ‘beeld van de onzichtbare God’, de ‘eerstgeborene van de hele schepping’. Wat houdt het in? Christus is niet een beeld van God, zoals de mens geschapen is in het beeld en de gelijkenis van God, maar Hij is het beeld van de onzichtbare God. Dat houdt in: Hij is helemaal God. Er zit niets tussen. Hij verduistert God op geen enkele manier. Wie Hem ziet heeft de Vader gezien. Hij is de eerstgeborene vóór de hele schepping, dat is: Hij staat als Schepper tegenover de wereld.

Dat kan zó worden gezegd, omdat Christus helemaal betrokken is bij de schepping en instandhouding van de wereld. De schepping dankt haar bestaan en haar voortbestaan evenzeer aan de Vader als aan Christus. Hij is niet Iemand die vreemd de wereld binnentreedt, maar als Hij komt, komt Hij tot het zijne. De wereld is geschapen tot ‘zingen voor de Heer, uw God’. Waar die lof aan God in Christus onthouden wordt komt de schepping niet tot haar bestemming.

Wat wil dat zeggen? Wat hebben die mensen in Kolosse eraan? Nu, Paulus somt van alles en nog wat op wat ons kan fascineren. Machten en krachten. Hij heeft het over tronen, heerschappijen, overheden en machten. We moeten nu niet precies proberen na te gaan wat het verschil tussen die termen is, want het gaat Paulus erom ons duidelijk te maken dat wàt er ook is aan machtsconcentratie deze wereld in de handen van Christus is. Zeg vandaag maar terrorisme - Al Qaida - maffia, de onderwereld met zijn liquidaties, de grote internationale concerns die macht uitoefenen en de gang van de dingen bepalen, regeringen, kleine machthebbers in gezinnen en op scholen, de knappe koppen met invloed in de wetenschap die bepalen wat er gemaakt wordt. Dat alles, en wat we nog maar verder zouden kunnen bedenken.

Wat is er met dat alles dankzij Christus? Er staat niet: het is allemaal aan hem onderworpen, maak je geen zorgen, er gebeuren geen rare dingen. Want het punt is juist dat ze in Kolosse van alles en nog wat zagen gebeuren en misschien ook zelf ondergingen wat hen onzeker en bang maakte. Nee, van alles wat ze ervoeren en zagen zegt Paulus nu: het is in de handen van de God en Vader van Jezus Christus en het loopt Hem niet uit de hand. Want - alles is door Christus en tot Christus geschapen.

Tegen de bestaansangst

Wie goed luistert naar wat mensen bezighoudt komt steeds die ene vraag tegen: ben ik wel veilig, geborgen? Dat is de bange vraag in vele delen van het Oude Testament: keert de chaos misschien terug? Dat is de vraag die de Romeinse wereld op zijn grondvesten doet schudden: zorgen de goden nog wel voor ons gezamenlijk voortbestaan als Romeinse Rijk? Voor onszelf is er niemand, alleen een soort anonieme orde in de kosmos.

Paulus zegt: weet je waar wij ons op kunnen verlaten? Dat is dit: dat God in Christus de wereld geschapen heeft en in stand houdt. Het lijkt er soms op of het omgekeerde waar is. Onheilsprofeten roepen dat het misgaat, en dat wij als mensen zelf er iets aan moeten doen.

Maar Paulus zegt: God heeft in Christus de wereld geschapen, je weet wel: die Christus die we kennen in zijn oneindige liefde, die de ‘Zoon van Gods liefde’ is, die Zich voor ons heeft overgegeven om ons bij God terug te brengen in de vergeving van onze zonden. Nu, als wij Hem zó hebben leren kennen, dan is dat het duidelijkst bewijs dat Hij zijn wereld en ons erbij niet heeft losgelaten, en nog helemaal in de hand heeft.

Herschepping

Goed, en nu een stap verder. Wat is er dan gebeurd in het kruis van Christus - waar Hij de verlossing verwierf, de vergeving van de zonden? Is dat niet alleen voor intern gebruik? Nee, God was helmaal in Christus. God heeft alles in Hem geïnvesteerd. En toen Christus stierf aan het kruis heeft God een verzoening tot stand gebracht die geen grenzen meer kent. De satan is uit de hemel gestort. Zijn tijd is uit. Hij doet nog onheil op de aarde, maar zijn dagen zijn geteld. Christus is de ‘eerstgeborene’ van de schepping, maar ook de ‘eerstgeborene uit de doden’. Hij is onder alles de eerste geworden. Hij bepaalt alles. En Hij doet als ‘eerste’, dat is: Hij is de eersteling van Gods nieuwe wereld, zoals die in zijn kruis en opstanding werkelijkheid is geworden.

Alles is onder zijn voeten gelegd, zegt Paulus in 1 Korinthe 15. Wat zich nu nog tegen Christus verzet laat alleen maar laatste stuiptrekkingen zien. Aanslagen in Saoedi-Arabië, Tetsjenië, Marokko - stuk voor stuk laatste stuiptrekkingen. Wie helemaal meedoet in het spel om de macht verstaat de tijd niet. Weinige dingen zijn nodig, of eigenlijk slechts één: vrucht dragen in geloof, hoop en liefde. Vruchtdragen uit Christus. Je door Hem bij God laten brengen, en zo in jouw leven niet langer in angst en onzekerheid, en ook in vervreemding van God leven. Nee, al lofprijzend tot je bestemming komen.

..., zing ik mij van mijn zorgen vrij ...

Paulus vlecht een lied in in een lopend betoog. Dat lied was er dus al. Er waren meteen al een heleboel liederen in die Oude Kerk. Waarom? Omdat men begreep dat dit het doel van ons leven is: ‘ziel gij zijt geschapen tot zingen voor de Here, uw God’.

Waarom haalt Paulus het aan? Misschien is het wel vooral dit: dat we in een goed lied ons geloof kunnen belijden, en in dezelfde beweging onszelf en elkaar op God richten. Alleen als ze zich zó van hun zorgen vrij zingen is de aangevochten en wankelende gemeente van Kolosse echt geholpen.

Nu, als ons zingen verstomt, dan is het goed om Kolossenzen 1 nog maar weer eens vanaf het begin te lezen, en ons door Paulus te laten opzoeken en meenemen, opdat wij uitbreken in gejuich voor deze ongehoorde verlossing, uit pure genade, en weten in goeden handen te zijn, tussen schepping en verlossing.