Einstein & Einsteins licht

Een biografie & Een leven met relativiteit
Jurgen Neffe & Martijn van Calmthout

In de discussie over Intelligent Design is duidelijk geworden dat er in Nederland een flink aantal wetenschappers bestaat dat meent dat wetenschap en religie niets met elkaar te maken hebben. Op een of andere manier is het binnen ons wereldbeeld goed voorstelbaar dat menselijk leven in een evolutionair proces van miljarden jaren is ontstaan. Voor zo’n ‘verklaring’ is geen god of religie nodig. Het is opvallend dat de grote fysici uit het begin van de vorige eeuw heel wat minder moeite hadden om hun theorieën in verband te brengen met een hogere werkelijkheid. Van Einstein is de uitspraak ‘God dobbelt niet’ bekend. Hij gebruikte die uitspraak in zijn discussie met Niels Bohr, een van de grondleggers van de quantummechanica. Einstein kon niet geloven dat er in onze werkelijkheid op fundamenteel niveau sprake is van toevalsprocessen en dat de wet van oorzaak en gevolg niet meer geldt.
De boeken over Einstein van Neffe en Van Calmthout zijn beide uitgekomen in het Einsteinjaar 2005.[1] Het was toen 100 jaar geleden dat Einstein in vijf wetenschappelijke artikelen voorgoed zijn naam als wetenschapper vestigde. Het uit het Duits vertaalde boek van Neffe is een klassieke biografie, terwijl het dunnere boek van Van Calmthout meer weg heeft van een verhalenbundel over verschillende gebeurtenissen van Einsteins leven. Beide boeken zijn goed toegankelijk en geven vooral inzicht in de mens Einstein. Neffe gaat hierbij grondig te werk en maakt gebruik van het omvangrijke archiefmateriaal dat in de VS en in Jeruzalem wordt bewaard. Neffe doet geen moeite de minder mooie kanten van Einstein te bedekken. Zijn meedogenloze gedrag tegenover vrouwen maakt het voor de lezer moeilijk Einstein sympathiek te gaan vinden. Van Calmthout heeft met zijn boek wat minder hoge pretenties. Hij probeert door verhalen de theorieën van Einstein dichtbij de lezer te brengen. Af en toe laat hij daarbij zijn fantasie de vrije loop. Dat levert aardige proza op, bijvoorbeeld over het (sollicitatie)kaartje dat Einstein in 1901 schreef aan Kamerlingh Onnes in Leiden: ‘Op het moment dat hij het kaartje weglegt, is Kamerlingh Onnes het hele geval vergeten. Er is immers werk aan de winkel in het lab, waar met man en macht wordt gewerkt aan het bereiken van steeds intensere koude.’
In de biografie van Neffe wordt een hoofdstuk gewijd aan Einsteins verhouding met de religie. Hierin komt naast zijn joodse komaf ook zijn religieuze drijfveer voor het doen van wetenschappelijk onderzoek naar voren. Einstein geloofde weliswaar niet in een persoonlijk God die ingrijpt in de levens van mensen, maar hij sprak in discussies veelvuldig over ‘der lieber Herr Gott’. Volgens Neffe ging het hem daarbij vooral om het geloof in de eenvoud en de schoonheid van de natuurwetten. Het vinden van nieuwe fysische wetmatigheden was voor Einstein niet minder dan het doorgronden van de keuzes die de schepper heeft gemaakt. In zijn eigen woorden: ‘Elke diepe natuurwetenschapper moet een soort religieus gevoel hebben, omdat hij zich niet durft voor te stellen dat de buitengewoon fijne samenhang die hij aanschouwt voor het eerst door hem is bedacht. De onderzoeker voelt zich tegenover de nog niet begrepen werkelijkheid als een kind, dat het onbegrijpelijke gedrag van volwassenen probeert te begrijpen.’ Het is waar dat de God die door Einstein ter sprake wordt gebracht, niemand meer is dan de god van de filosofen. Niettemin getuigt deze houding van inzicht in de menselijke beperktheid. Juist wetenschappers die de grenzen van het menselijk kennen hebben verlegd, beseffen dat zij niet zelf de schepper zijn van de werkelijkheid.
Wie in de boeken van Neffe en Van Calmthout kennis neemt van de theorieën die Einstein heeft ontwikkeld, kan iets meevoelen van de verwondering van Einstein. Het fascinerende van de moderne fysica is dat wiskundige vergelijkingen voorspellingen doen die experimenteel kunnen worden vastgesteld. Als vanzelf komt dan de vraag op waarom de werkelijkheid gehoorzaamt aan die wiskundige vergelijkingen. Daarvoor bestaat immers geen enkele vorm van noodzakelijkheid. Deze fascinatie viel in 1919 een groep Nederlandse fysici ten deel, bijeen in het Trippenhuis in Amsterdam. Zij maakten voor het eerst kennis met de gemeten afbuiging van het licht door de zon zoals die wordt voorspeld door Einsteins algemene relativiteitstheorie. De voorspelde waarde en de gemeten waarde bleken precies overeen te komen! Van Calmthout is wel zo eerlijk om hierbij te vertellen dat voor deze euforie in 1919 eigenlijk nog geen reden was: de onderzoekers die de overeenkomst vaststelden negeerden een meetserie die duidelijk verschilde van de door Einstein berekende waarde.
Niet alleen Einstein komt in de boeken van Neffe en Van Calmthout met beide benen op de grond, ook de door hem ontwikkelde fysische theorieën. Zij blijken allerlei vragen op te roepen over de werkelijkheid waarin wij leven: vragen over toeval en causaliteit, over tijd en ruimte en niet in de laatste plaats over de oorsprong van ons heelal. Dankzij Einstein en vele andere fysici uit de vorige eeuw is het mogelijk om deze vragen op een wetenschappelijke manier te benaderen. Maar alleen al uit Einsteins eigen neiging om zijn theorieën en de ‘lieve Heer’ met elkaar in verband te brengen, blijkt zonneklaar dat deze vragen ook een religieuze benadering verdienen.

  1. Uitgeverij Ten Have, Kampen, 2005, 367 pag., ISBN 9025955517, € 49,90 & Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2005, 204 pag., ISBN 902542841, € 19,90