Het perpetuum mobile van de liefde
En dat valt niet mee. De problematische rol van lichamelijkheid bij vrouwen wordt belichaamd door twee vrouwen die een metaforische rol hebben in het verhaal. De ene is Godelieve Ochtendster, de andere vrouw is gekke Lydia. Beide vrouwen proberen zich te modelleren naar het ideaalbeeld dat van de vrouw bestaat: dienstbaar, aantrekkelijk en met groot vermogen zich aan de wensen van de man aan te passen – hoe bizar die wensen soms ook mogen zijn. De kern is dat vrouwen op die manier deel uitmaken van een natuurlijk patroon, dat zich vooral na de puberteit begint te vormen. Vóór die tijd mogen meisjes nog jongensachtige branie uitstralen en afgeven op de dienstbaarheid van hun moeders, maar op het op moment dat de verliefdheid toeslaat komt de aanpassing om de hoek kijken en gaat de seksualisering van het lichaam een overheersende rol innemen. Vrouwen hebben zodoende maar twee terreinen om op te excelleren: het zorgen voor anderen en uiterlijk vertoon. En dat wekt vervreemding in de hand.
Natuurlijke orde
De enige remedie om uit deze orde te stappen is door alleen te blijven: ‘Ik leef alleen, al wekt dat soms verbazing, aangezien in elke vrouw een oerverlangen naar martelaarschap en zelfverlies aanwezig wordt geacht, net als een immense passie voor bakken en braden: de liehiefde (sic) niet regulier beoefenen geldt als tamelijk tegennatuurlijk.’ Binnen de natuurlijke orde is de projectie niet voorbij als je afziet van man en kind. Dat ervaart Dorrestein zelf, die ervoor koos om alleen te blijven. De gezegende onder de vrouwen is daarom uiteindelijk de non. De zus van Dorrestein die besluit het klooster in te gaan – Mare, Maria binnen de kloostermuren – is door deze beslissing gevrijwaard van de eisen die mannen aan vrouwen stellen. In tegenstelling tot haar beide zussen, die elk op hun eigen manier tegen de natuurlijke orde moeten strijden.
Godelieve Ochtendster wordt geboren als lelijk kind, zo lelijk dat ‘de Hoekse en Kabeljauwse twisten zich op haar gezicht afspelen.’ Dat kan niet iedereen zeggen. Haar ouders houden haar dan ook maar liever verborgen voor al te nieuwsgierige blikken, tot het moment dat ze naar school gaat. Dan wordt haar wel duidelijk dat de wereld niet van zins is lelijke mensen vriendelijk te behandelen. Het wachten op een baan neemt dan ook zijn tijd. Uiteindelijk komt Godelieve terecht bij een baas die haar duldt omdat voor haar het perspectief van een man en kinderen wel niet zal lokken – en zij dus wel lang voor hem zal blijven werken. Godelieve lijkt op grond van haar uiterlijk dus buiten de natuurlijke orde te staan en haar identiteit lijkt door dit gegeven te worden bepaald. In het domein van de presentatie is haar plaats onzeker. Op het moment dat ze door middel van plastische chirurgie haar plaats in die orde wil gaan innemen, wordt haar identiteit problematischer dan die al was. Haar gezicht wordt er een uit duizenden: ze gaat lijken op ‘de reclameaffiche voor longdrinks die op dat moment het schoonheidsideaal binnen de plastische chirurgie belichaamde’. Haar gezicht lijkt niet bij haar lichaam te passen en ze wordt aangezien voor travestiet. Vanaf dit moment is het begrip identiteit in haar beleving diffuser dan het ooit was. Godelieve gaat als travestiet werken in een club waar ze op een gegeven wordt ontmaskerd als vrouw – en zodoende van verraad wordt beschuldigd omdat ze dat niet speelt, maar is. Haar identiteit is die van man die doet alsof hij een vrouw is, terwijl dat van den beginne de kern van haar identiteit is.
Voedsel
Naast Godelieve Ochtenster is er gekke Lydia. Lydia is de buurvrouw van Renate. Ze is het type vrouw dat bakt, kookt en eet wanneer er iets te vieren of iets te rouwen valt. Er is altijd wel iemand om voor te zorgen. Eten is helend, en daarom verstrekt Lydia zoveel een ieder maar wil. Van jongs af aan heeft ze de zorg voor haar vader en moeder op zich genomen. Zo krijgt zij de rol van de vrouw subtiel ingegoten. Dit is ook de reden dat ze, wanneer ze eenmaal volwassen is, valt op mannen die absoluut niet voor zichzelf kunnen zorgen. Uiteindelijk belandt ze bij een man die alleen met haar kan vrijen als ze haar hoofd bedekt. Dorrestein ziet dit als de wens van mannen om een vrouw zonder hoofd, zonder hersens te hebben. Ook hier weer ligt in de natuurlijke orde het primaat van de macht bij de man. Lydia wordt gek en komt in dezelfde psychiatrische inrichting waar het zusje van Dorrestein heeft gezeten, totdat Renate uiteindelijk besluit haar in huis te nemen. Haar zusje heeft ze niet kunnen redden, gekke Lydia misschien wel? ‘Tegenwoordig danst Lydia voor de minnaar die alleen zij kan zien, op muziek die alleen zij kan horen’.
Mannen willen vrouw zonder hoofdIn het verhaal van deze twee vrouwen –Godelieve Ochtenster en gekke Lydia– komen alle noties over de rol van de vrouw in relatie tot de misère van haar lichaam naar voren. Hiernaast schrijft Dorrestein het (autobiografische) relaas van haar zusje dat zelfmoord pleegt. Haar zusje, de jongste in het gezin, groeit op van mollige kleuter tot ongelukkige puber, die problemen krijgt met haar gewicht door een overmatige fixatie op haar uiterlijk. Ze lijdt aan zware depressies en heeft anorexia nervosa. Eten is een manier om het leven vorm te geven, maar ook een middel waar gebrek aan zelfbeheersing pijnlijk duidelijk wordt. Pas na de dood van haar zusje beseft Dorrestein de volle omvang van het probleem. Als haar zusje opgenomen wordt in een kliniek wegens psychische problemen, zegt Dorrestein: ‘Ik geloof nog dat obsessief gedrag, dwanggedachten en angsten overwonnen kunnen worden, als je maar wilt.’ Dat blijkt niet het geval. Opname in kliniek wordt gevolgd door de eerste zelfmoordpoging, waarna de poging definitieve werkelijkheid wordt. Dorrestein beseft de dwangmatige relatie tussen de omgang van vrouwen met voedsel en hun zorgtaak. Eten is een manier om het leven vorm te geven en kan een zodanige psychologische werkelijkheid worden, dat het een way of life wordt. Voor de zus van Dorrestein betekent dat een angstvallig bijhouden van wat ze eet, hoeveel calorieën ze verbruikt en de fysieke gevolgen van dat alles. Contact met de ander wordt hierdoor onmogelijk: ‘Ze kan het niet verdragen dat iemand het volgestampte, gepurgeerde, volgestampte, gepurgeerde, volgestampte, gepurgeerde lichaam aanraakt dat ze zelf zo haat (sic).’ De fixatie op het lichaam staat uiteindelijk het leven zelf in de weg. Dorrestein ziet dit zeven jaar na de dood van haar zusje (op het moment dat ze Het perpetuum mobile van de liefde schrijft) als het ultieme verzet tegen het lot als vrouw: het verzet van haar zusje is het ontsnappen aan de natuurlijke orde, die voorschrijft dat in de twintigste eeuw het lichaam waarmee je wordt geboren bepaalt wat voor leven je mag leiden. Haar vrouwzijn wil ze als het ware uitvlakken, door niet het leven van een meisje te leiden.
Schrijven
Verhalen overstijgen de problematische relatie met het lichaam: ‘het stond voor ons wel vast dat de verteller uiteindelijk wint’. Verhalen zorgen ervoor dat de werkelijkheid even buiten de deur gehouden wordt en geven voor the time being even afleiding. Na de dood van haar zusje concludeert de schrijfster dan ook dat dit het moment is waarop haar zusje verloren is: als ze opgenomen wordt in een inrichting en verhalen geen afleiding meer bieden. Verhalen herinneren haar aan de wereld buiten de instellingsmuren en zijn zodoende confronterend. Wrang is de gedachte dat de verteller uiteindelijk wint: Renate Dorrestein is wel schrijfster geworden, van boeken ‘waarin bizarre dingen gebeurden, maar nog net zo dat de mensen er iets van zichzelf in konden herkennen’. Zelf bekruipt haar ook de gedachte dat er in het ouderlijk huis blijkbaar slechts talent genoeg aanwezig was voor één persoon – zodat zij dus eigenlijk heeft bijgedragen aan de dood van haar zusje. Het schrijven van Het perpetuum mobile van de liefde (1988) is uiteindelijk voor Dorrestein de acceptatie van de dood van haar zusje geworden. Ze komt tot de conclusie dat ze niets heeft kunnen doen voor haar zusje, hoe graag ze dat ook had willen doen. De schuld die ze aan het begin van het boek sterk ervaart – het is daarmee ook de inzet van het boek – is aan het einde afgenomen, want Dorrestein is tot het inzicht gekomen dat haar zusje zich niet wilde laten helpen. Wat Renate Dorrestein dan nog rest is de plicht om het drama van de natuurlijke orde aan te tonen: ‘Ik moet verder met mijn werk, ik moet nog aantonen dat het altijd vrouwen zijn die ten prooi vallen aan voedsel, onlosmakelijk verbonden als het is met hun natuurlijke bestemming: voor anderen te zorgen.’
Drs. E.M. den Otter-Kuiper (1979) werkt als medewerker bij een beroepsbelangenvereniging in Utrecht en is daarnaast redacteur van Wapenveld.