Redactioneel

Er zijn van die mensen die nooit echt weg zijn geweest. Ook al zijn ze gestorven, ze blijven voor debat zorgen. Kuyper is zo iemand. Na zijn dood in 1920 verdedigden zijn erfgenamen de kerkelijke en politieke nalatenschap van Abraham de Geweldige met hand en tand. Ook al leverde dat twee kerkscheuringen op. Toen hij in de jaren zestig uit de mode raakte in kerkelijk-gereformeerde kring, was hij echter nog steeds dominant aanwezig. Nu als degene tegen wie men zich af moest zetten. Wie denkt dat anno 2006 de rust rond ‘s mans erfenis wel zou zijn weergekeerd, vergist zich. Niet alleen is het in sommige kringen, met name bevindelijke en hervormde, nog steeds een serieuze belediging om als kuyperiaan uitgekreten te worden, ook de kindskinderen van de vroegere discipelen van Kuyper staan nog voor hun zaak. Dat bleek wel rond de nieuwe Kuyper-biografie van de Utrechtse (rooms-katholiek getogen) Jeroen Koch. Met de afstand en de ironie van de moderne historicus schetste Koch een beeld van Kuyper dat A.Th. van Deursen, Nederlands bekendste gereformeerde historicus, in het verkeerde keelgat schoot. Hij achtte de erfenis van de ‘klokkenluider van de kleine luyden’ tekort gedaan door Kochs af en toe scherpe en vinnige analyses van van Kuypers persoonlijkheid en program.
Wapenveld doet aan de opnieuw opgelaaide discussie over Kuyper op geheel eigen wijze mee. Vriend en vijand zijn het erover eens dat Koch met name de politieke en sociale kant van Kuyper laat zien, maar dat zijn persoonlijke spiritualiteit nauwelijks aan bod komt. Als complement op de biografie biedt Wapenveld daarom een analyse van ‘de bevindelijke Kuyper’ door de Apeldoornse kerkhistoricus W. van 't Spijker. Want de man die zo goed kon rekenen, regeren en manipuleren, blijkt ook een diepe vroomheid te hebben gekend. Wie ooit eens wat meditaties van hem uit De Heraut heeft gelezen, weet daarvan mee te spreken. Het artikel van Van 't Spijker is daarmee tegelijk ook een correctie op het gangbare Kuyper-beeld in veel bevindelijke en hervormde kringen, dat wil dat de persoonlijke beleving van het geloof in de verbondszekerheden en institutionele structuren ten onder zijn gegaan bij Kuyper. Het blijkt anders te liggen.
Kuypers erfenis komt, zij het verborgen, ook naar voren in het artikel van Jan Jacob van Dijk – de opvolger van Jan Peter Balkenende op de leerstoel christelijk-sociaal denken aan de VU. Van Dijk is van mening dat het tijd is voor een nieuwe christelijk-sociale beweging, met organisaties als de EO en het CNV in het hart. Ooit gaf Kuyper de aanzet tot deze beweging, maar veel van het sociaal kapitaal ebde weg sinds de jaren zestig.
Opgegroeid in de wereld van Kuyper, maar daar inmiddels op een haast organische manier vandaan gegroeid, dat zou je kunnen zeggen van de filosoof Theo de Boer. In een interview kijkt hij met Wapenveld terug op zijn leven en werk, waarbij de ‘ethische’ insteek van zijn ouderlijk huis een rode draad voor hem blijkt te zijn. Levinas, die hij mede in Nederland introduceerde, blijkt daar met zijn aandacht voor het leven wonderwel bij aan te sluiten.
Natuurlijk komt ook het jaarthema weer ruimschoots aan bod in dit nummer: een fraai tweeluik van Hanneke Meulink-Korf en Wim H. Dekker belicht de invloed van de persoonlijke geschiedenis op de identiteit. In de Wapenveldkroniek vraagt Hans Visser terecht aandacht voor de migrantenkerken in Nederland. De verkleuring van de kerk in Nederland is in volle gang en stelt spannende vragen!