Tussen God en gekte

Een studie over zekerheid en symbolisering in psychose en geloven
S. Ypma

Wat is de overeenkomst tussen een psychotische waan en een geloofsovertuiging? Een spannende vraag [1]. Ypma promoveerde op zijn studie over zekerheid en symbolisering in psychose en geloven bij de Groningse godsdienstpsycholoog Vandermeersch. Psychose en geloof komen overeen in het gegeven dat het “bij beide gaat om dingen die men niet ziet, maar waarvan men wel beweert dat het er is” (p.1). Geloven en beheerst worden door wanen gaan ook beiden gepaard met stelligheid en zekerheid. Wellicht, zo stelt Ypma, kan de studie naar psychose ons iets leren over geloven. Wellicht ook kan de literatuur over omgaan met wanen ons iets leren over omgaan met geloofsvragen.

Ypma richt zich in het eerste deel van zijn studie op de onderliggende psychodynamiek. Hij pakt zijn werk grondig aan. Hij begint met een historische analyse van het begrip psychose in de psychiatrische literatuur. Vervolgens verdiept hij zich in de psychoanalytische opvattingen over psychose. Freud, Lacan en Moyaert passeren de revue. Na dit grondige werk wordt de angelsaksische vertaling van de psychoanalyse in de zogenaamde ego-psychologie besproken. De analytici Melanie Klein en Bion vormen daarvoor het aangrijpingpunt. De volgende stap in de studie is, dat er twee kernthema’s uit de (analytische) psychoseliteratuur uitvoeriger worden behandeld, namelijk narcisme (onder meer aan de hand van Kohut en Kernberg) en symbolisatie (met behulp van Segal en Deri).

Deze opsomming van thema’s en namen geeft aan dat Ypma veel biedt in zijn boek, maar tegelijk ook wel veel vraagt van zijn lezer. Hoewel hij de verschillende auteurs wel weet te verwoorden in doorgaans goed Nederlands (met uitzondering van het verschrikkelijke woord containmentmodel), weet hij niet geheel los te komen van de door de verschillende auteurs gehanteerde terminologie. Dat maakt de tekst soms zwaar.

De inhoud is echter interessant genoeg om door te bijten. De psychose als ultieme poging om grip te houden op de werkelijkheid, door een eigen waanwerkelijkheid te creëren, is één zo’n interessant punt. De waanideeën van het grandioze zelf als productie van de narcistische bescherming tegen versplintering van het ik, is een andere thema dat pakt. Het onvermogen tot symbolisatie van de psychoticus, waardoor beeld en realiteit, woord en lijf, begrip en werkelijkheid vervloeien en het vermogen om afstand te nemen ontbreekt, is een derde.

Wat levert deze rondgang langs de psychoanalytische theorievorming op? De conclusies brengen Ypma vooral tot verschillen. De psychoticus leeft in een idiosyncratische wereld. De gelovige neemt deel aan een gemeenschappelijke traditie. Daarmee treedt de gelovige ook binnen in een symbolische orde (Lacan), terwijl het nu juist zo kenmerkend is voor de psychoticus dat hij geen onderscheid ontwikkelt tussen het betekende en de betekenaar en daardoor geen subject wordt tegenover het object. In de psychose mislukt de symbolisatie derhalve, terwijl de wereld van geloven juist (en hiermee ga ik verder dan de conclusies van Ypma) slechts mogelijk is door het vermogen tot symbolisatie van het onzienlijke. De psychoticus creëert zijn waan als product van het grandioze zelf als antwoord op de angst voor versplintering van het ik, terwijl geloven het karakter heeft van stil vertrouwen. Gezond geloven kent bovendien het vermogen om kritiek toe te staan en (voeg ik daar aan toe) het vermogen om zichzelf te relativeren.

Opmerkelijk vind ik, in het licht van deze conclusies, het tweede deel van de studie van Ypma. Hij stelt ondanks de verschillen de vraag of het therapeutisch omgaan met de psychose licht kan werpen op het omgaan van de theoloog met de gelovige. Hij doet dit aan de hand van een zogenaamde theologische case study, door aan de orde te stellen hoe de theoloog Kuitert omgaat met de onzekerheid en twijfel van de modern gelovige. Ypma laat zien dat de wijze van theologiseren van Kuitert geduid kan worden in de terminologie van het containmentmodel. De theoloog, dat wil zeggen Kuitert in zijn boek Zeker weten, vangt moderne vragen op, weet die vast te houden, toe te laten en te overwegen. Hij weet de geloofswaarheden ‘als onmogelijke dingen’ te verteren en te vertalen en als het ware terug te geven met een nieuwe betekenis, een nieuwe zin. Het zijn interessante gedachten van Ypma, als hij laat zien hoe door deze wijze van theologiseren geloofswaarden die als losgeslagen zwerfkeien hun contact met de werkelijkheid hebben verloren, weer betekenis kunnen krijgen en geïntegreerd kunnen worden in een coherent staan in de werkelijkheid. In het kader van het geheel van de studie wordt mij duidelijk dat Kuitert vooral een theoloog wil zijn voor hen die het geloof niet het karakter van een waan willen laten krijgen (in de zin van een rigide stelsel van opvattingen die als het ware losgeraakt zijn van de symbolische orde). De geloofsonzekerheid die bij deze mensen ontstaat, is naar mijn overtuiging echter een wezenlijk andere, dan de angst voor fragmentatie die de psychoticus teistert. Mij komt voor dat de theologie van Kuitert weinig steun biedend is voor hen die gesloten geloofssystemen hanteren als bolwerk tegen de angst voor het niet weten. Zij zullen zijn theologie eerder ervaren als een aanval, dan als steun en begrip. In die zin zou het interessant zijn om de studie aan te vullen van een case study rond de vraag hoe een theoloog om kan gaan met dogmatisme.

Ypma heeft als theoloog zijn tanden gezet in complexe theoretische materie. Voor ieder die geïnteresseerd is in het raakvlak van psychotherapie en religie is dit boek het bestuderen waard. Juist door de verrassende wendingen in de ‘loop’ van het betoog, wordt de lezer uitgenodigd tot meedenken en eigen betekenis verlening.

  1. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2001, 255 blz., €23,40